Выбрать главу

Tot zijn verwondering was die niet op slot. Hij duwde de deur met zijn schouder verder open en ging naar binnen.

Vledder volgde.

De Cock pakte zijn zaklantaarn uit de steekzak van zijn regenjas en liet het ovaal van licht door het kamertje dwalen. Ineens schokte hij. Op de vloer, naast het met een geruite plaid afgedekte peesbed lag het lichaam van een jonge vrouw. De oude rechercheur bukte bij haar neer en bekeek haar lange slanke hals.

Vledder boog zich over hem heen. De hete adem van zijn jonge collega kriebelde in zijn nek.

‘Dood?’

De Cock knikte. ‘Gewurgd.’

2

De Cock kwam uit zijn gehurkte houding overeind. Zijn oude knieën kraakten. Hij liet het ovaal van zijn zaklantaarn langs de wanden van het kamertje dansen op zoek naar een schakelaar van het licht. Toen hij die had gevonden, nam hij zijn ballpoint uit de binnenkant van zijn colbert en duwde met het uiteinde de schakelaar om. Het vertrek baadde in zacht rood licht.

De oude rechercheur borg zijn zaklantaarn weer in zijn regenjas en keek om zich heen. Tot zijn verbazing kon hij geen telefoontoestel ontdekken.

Hij wendde zich tot Vledder.

‘Bel verderop in het café van Smalle Lowietje naar de wachtcommandant, vraag assistentie en laat hem de meute waarschuwen.’

Vledder keek hem verwonderd aan.

‘Waar heb je assistentie voor nodig?’

De Cock zwaaide.

‘Geef het signalement van de man met de snor en laat een paar dienders op de Wallen snuffelen. Het is een gok, maar misschien loopt hij nog ergens rond.’

‘Denk je dat hij…’

De Cock onderbrak hem abrupt.

‘Bel eerst!’ riep hij veel vinniger dan zijn bedoeling was.

Toen Vledder het kamertje had verlaten, richtte De Cock zijn aandacht weer op de dode. Ze lag op haar rug met haar ogen gesloten. Haar armen lagen gestrekt langs haar lichaam. In het zachtrode licht zag ze er bekoorlijk uit. Het leek alsof ze vredig sliep, maar de vurige strangulatieplekken in haar hals vormden een gruwelijke dissonant.

Tot verwondering van De Cock was ze niet gekleed in het gebruikelijke tenue van een prostituee. Ze droeg een fraaie lichtgroene zomermantel, die tot haar knieën reikte. Haar lange geblondeerde haren lagen als een krans om haar gezicht. Links van haar hoofd ontdekte hij een afgerukte parelmoeren knoop. Die ontbrak aan de bovenzijde van haar mantel. Haar rechterhand omklemde een sleutelbos. Die sleutelbos in haar hand verbaasde hem.

Hij zocht in het kamertje naar verdere sporen van een worsteling. Alleen bij het fonteintje was het halfversleten vloerkleed verschoven en gedeeltelijk omgeslagen.

De Cock zette zijn voet op een roestige pedaalemmer naast het fonteintje en telde het aantal gebruikte condooms. Het waren er slechts drie. De jonge vrouw had, zo concludeerde de oude rechercheur, voordat de dood haar overviel, als prostituee een betrekkelijk rustige avond gehad.

Vledder kwam hijgend het kamertje binnen.

‘De groeten van Smalle Lowietje, de meute komt en de wachtcommandant heeft vijf dienders met het signalement de buurt ingestuurd.’ De jonge rechercheur grinnikte. ‘Ik ben benieuwd hoeveel mannen met snorren zij naar de Kit zullen slepen.’

De Cock wees naar de dode vrouw op de vloer.

‘Oerlelijk?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Integendeel. Ze is… ze was heel mooi.’

Bram van Wielingen begroette De Cock. Hij zette zijn aluminium koffertje op de vloer naast de pedaalemmer. Daarna keek hij naar de dode.

‘Allemachtig,’ riep hij verrast. ‘Waait het over naar Amsterdam?’

‘Wat bedoel je?’

‘In Groningen hadden ze vier dode prostituees in veertien dagen.’

De Cock trok een grijns.

‘Spaar me. Aan één dode prostituee heb ik voorlopig genoeg.’

Bram van Wielingen bukte zich, nam de Hasselblad en monteerde een flitslamp. Hij blikte opzij naar De Cock.

‘De gebruikelijke prenten of heb je nog bijzondere wensen?’

De grijze speurder wees.

‘Ik wil een mooi plaatje van haar gezicht… een foto van die parelmoeren knoop naast haar hoofd en een detail van haar mantel, waar die knoop behoorde te zitten.’

‘Weet je al wie zij is?’

De Cock knikte traag.

‘Ik denk dat ik het weet… ene Juliëtte Dupuitrain. Ze liet zich Charmaine noemen.’

‘Illegaal?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Nederlandse van Franse afkomst.’

‘Het wemelt in de binnenstad van illegale prostituees. Niet dat ik er belangstelling voor heb, maar je kunt op de Wallen nog maar met moeite een echt Hollands hoertje vinden.’

De Cock glimlachte.

‘Zijn die beter?’

Bram van Wielingen gniffelde. Hij flitste een paar maal in het dode gezicht. Daarna hield hij zijn camera even omlaag en keek naar De Cock.

‘Zonde dat ze dat kind hebben afgemaakt,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Het is een mooi vrouwtje… zelfs nu ze dood is.’

De oude rechercheur reageerde niet. Mooie vrouwen, zo was zijn ervaring, kwamen vaker in moeilijkheden dan lelijke.

Hij gebaarde om zich heen.

‘Verder wil ik opnamen van het interieur met dat verschoven en omgeslagen vloerkleed en morgen bij daglicht een foto van de gevel.’

De fotograaf knikte begrijpend.

‘Heb je Ben Kreuger nog nodig? Het is vaak onbegonnen werk voor een dactyloscoop. In de regel wemelt het in zo’n peeskamertje van de vingerafdrukken.’

De Cock dacht even na.

‘Laat hem toch maar komen. Ik wil weten wie het licht heeft uitgedaan.’

Terwijl Bram van Wielingen nog flitste, kwam dokter Den Koninghe het kamertje binnen. Boven de kleine lijkschouwer uit torenden twee onaandoenlijke broeders van de Geneeskundige Dienst met hun brancard.

De Cock liep op Den Koninghe toe en schudde hem hartelijk de hand. De oude rechercheur had een zwak voor de kleine excentrieke lijkschouwer met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwarte jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed.

‘Hoe maakt u het?’

De dokter keek even naar hem op.

‘Best.’ Hij wees naar de dode op de vloer. ‘Zij is mijn eerste lijk vanavond. En dat is opmerkelijk na een lange warme zomerse dag.’

‘Heeft dat invloed?’

De kleine lijkschouwer knikte nadrukkelijk.

‘Absoluut.’

Hij trok zijn pantalon aan de vouwen iets omhoog en hurkte bij het slachtoffer neer. Hij hield de rug van zijn hand even tegen haar wang. Zijn onderzoek duurde verder niet lang. Al na luttele seconden kwam hij uit zijn gehurkte houding omhoog. Met precieze bewegingen nam hij zijn bril af, pakte zijn witzijden pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste de glazen. De Cock kende de bewegingen. Het was een reeks gebaren om tijdwinst te boeken.

‘Ze is dood,’ sprak hij laconiek.

De oude rechercheur knikte met een strak gezicht.

‘Dat begreep ik,’ reageerde hij simpel.

De dokter wees naar de dode.

‘Nog niet zo lang. Haar lichaamstemperatuur is nauwelijks gedaald.’ Om zijn lippen speelde een glimlach. ‘Haar moordenaar moet nog in de buurt zijn.’

‘Doodsoorzaak?’

De lijkschouwer gebaarde opnieuw naar de dode.

‘Verwurging… met de handen. De duimafdrukken van haar moordenaar zijn aan de hals duidelijk zichtbaar. Ik zou uitkijken naar een kleine man… kleiner dan zij.’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Waaruit concludeert u dat?’

De dokter spreidde zijn handen tot klauwen.

‘De wurgafdrukken van de vingers,’ legde hij uit, ‘liggen centimeters hoger dan de afdrukken van de duim. Wanneer de dader groter was geweest dan zijn slachtoffer, dan was dat andersom.’