De Cock schudde zijn hoofd.
‘Zover heb ik het dit keer niet laten komen. Ik ging zelf al.’
Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en Vledder riep: ‘Binnen!’
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen een knappe vrouw. Op modieuze schoenen met een klein hakje schreed ze statig op de rechercheurs toe.
De Cock bekeek haar aandachtig. Hij schatte haar op achter in de veertig. Zeker niet ouder. Ze droeg, naar zijn gevoel, een te frivool hoedje op te zwart geverfd haar. Verder was ze onberispelijk gekleed. Alleen vond de oude rechercheur, op basis van zijn puriteinse ziel, de rok van haar mantelpakje van ruige rode tweed iets te kort. Bij het bureau van de grijze speurder bleef ze staan.
‘U… eh, u bent rechercheur De Cock?’ Ze nam een kleine pauze. ‘Met… eh, ceeooceekaa?’
De oude rechercheur knikte met een zuur gezicht. Hij vond het nooit prettig wanneer anderen hem met zijn hebbelijkheid plaagden.
‘Om u te dienen,’ sprak hij vormelijk.
Ze nam ongevraagd op de stoel naast hem plaats. Met nauwkeurige bewegingen plukte ze haar handschoenen van haar vingers.
‘U… eh, u behandelt de moord op Emile van den Aerdenburg?’ vroeg ze zonder op te zien.
De Cock antwoordde niet. Hij keek naar het frivole hoedje en het mantelpakje van ruige tweed. ‘Hebt u het niet koud?’ In zijn stem trilde een lichte bezorgdheid. ‘Het is nogal guur buiten.’ Ze schudde haar hoofd.
‘Mijn chauffeur staat met de wagen voor de ingang van het politiebureau. Hij heeft toestemming van de wachtcommandant gekregen om daar op mij te wachten.’
‘Vriendelijke wachtcommandant.’
Ze glimlachte.
‘U hebt gelijk… een beminnelijke man.’ Ze verschoof iets op haar stoel. ‘Ik ben Charlotte… Charlotte Overdinkel. Ik was met Emile van den Aerdenburg getrouwd. Een goed jaar geleden zijn we gescheiden. Via via heb ik gehoord dat mijn ex-man is vermoord. Hoewel ik beslist niet rouw om zijn dood, ben ik toch wel geïnteresseerd in de dader… de daderes… in zijn of haar motieven.’ Ze sprak op een kalme, besliste toon, die De Cock verbaasde.
‘Hoe lang was u getrouwd?’
‘Twintig jaar.’
De Cock keek haar verrast aan.
‘En… eh, u voelt geen enkele droefenis?’ vroeg hij ongelovig.
Charlotte Overdinkel schudde haar hoofd.
‘Nee… geen enkele. Ik wil alleen dat de moordenares haar gerechte straf niet ontloopt.’
De Cock kneep zijn ogen half dicht.
‘Moordenares? U sprak zojuist iets genuanceerder.’
Charlotte Overdinkel knikte.
‘Omdat ik niet over voldoende bewijzen beschik.’
‘Maar u weet wie voor de moord verantwoordelijk is?’
Charlotte Overdinkel knikte opnieuw. Nadrukkelijk.
‘Marianne Olthoven… zij schoot hem dood.’
6
De Cock keek de vrouw die aan zijn bureau zat secondenlang aan. De grijze speurder tastte haar gelaatstrekken af… in verwarring op zoek naar enige uiting van emotie. Die was er niet. Ook haar lichtbruine ogen verrieden geen enkele beroering. De absolute kilte die ze uitstraalde, deed de oude rechercheur huiveren. ‘Een ernstige beschuldiging,’ sprak hij bijna ademloos. Charlotte Overdinkel trok nonchalant haar schouders op.
‘Ik meende dat ik even moest komen om u dit te zeggen,’ sprak ze gelaten. ‘U kunt mijn beschuldiging verder nemen voor wat ze waard is.’
De Cock plukte even aan zijn neus.
‘Wat is ze waard?’
Charlotte Overdinkel leunde met haar arm op de punt van het bureau. ‘Ik ben geen rechercheur,’ reageerde ze kalm. ‘Gelukkig. Maar als ik mij van uw taak zou moeten kwijten, dan wist ik wat mij te doen stond.’
‘En dat is?’
‘Marianne Olthoven arresteren voor moord… moord op Emile van den Aerdenburg.’
De Cock keek haar onderzoekend aan.
‘Zomaar… arresteren… omdat u het zegt.’ In zijn stem sloop een licht sarcasme. ‘Waar is het bewijs… de feiten en omstandigheden, die een redelijk vermoeden van schuld rechtvaardigen? Als ik mij als rechercheur goed van mijn taak wil kwijten, dan zal ik toch de wettelijke spelregels in acht moeten nemen.’
Charlotte Overdinkel boog zich iets naar hem toe.
‘Ik heb u al gezegd: ik beschik niet over voldoende bewijzen. Het is aan u om ze aan te vullen.’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
‘Over welke onvoldoende bewijzen beschikt u?’
Voor het eerst tijdens het onderhoud toonde Charlotte Overdinkel enige onzekerheid. Ze staarde enige seconden strak voor zich uit en friemelde aan de handschoenen in haar schoot.
‘Marianne Olthoven,’ sprak ze zacht, ‘beschikt over een vuurwapen.’
De Cock reageerde verrast.
‘Een vuurwapen?’
Charlotte Overdinkel knikte.
‘En ze kan ermee overweg. Die vrouw is al vele jaren lid van een schietvereniging. Ze heeft voor dat wapen ook een officiele machtiging. Ik heb mij door anderen… leden van diezelfde schietvereniging… laten vertellen dat Marianne een bijzonder goed schutster is… of schutteres, schutsvrouw… ik weet echt niet hoe men zo’n vrouwelijke schutter moet noemen.’
De Cock gniffelde.
‘Beslist geen schutsvrouw,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Die hebben gewoonlijk een andere functie dan het hanteren van een vuurwapen.’
Hij gebaarde vrolijk.
‘Het is gewoon schutter.’
Charlotte Overdinkel vertrok geen spier.
‘Dat is ze dan… een goede schutter.’
‘Weet u wat voor een wapen ze heeft?’
‘U bedoelt wat voor een soort schiettuig?’
‘Precies.’
Charlotte Overdinkel wuifde wat vaag voor zich uit.
‘Ik dacht een pistool. Zeker weet ik dat niet. Ik weet alleen dat die Marianne het vuurwapen altijd bij zich draagt in haar handtasje. Dat schijnt officieel niet te mogen, maar sinds men een poging heeft gedaan om in haar huis in de buurt van Maarsbergen in te breken, laat ze het wapen niet meer thuis.’
De Cock keek haar bewonderend aan.
‘U bent goed geïnformeerd. U weet vrijwel alles van Marianne Olthoven… haar leefwijze, haar gedrag.’
Charlotte Overdinkel schonk hem een trieste glimlach.
‘Ik heb mij altijd sterk voor de liefdes van mijn echtgenoot geïnteresseerd… vooral als ze een wat permanent karakter kregen.’
Vledder kwam plotseling tussenbeide.
‘Kent u ene heer Harredijke?’
Charlotte Overdinkel draaide zich enigszins in de richting van de jonge rechercheur.
‘De journalist?’
‘Inderdaad.’
‘Een kennis van mijn man… mijn ex-man.’
Vledder spreidde zijn beide handen.
‘Kennis… wat moet ik mij daarbij voorstellen?’
Charlotte Overdinkel grinnikte.
‘Dat laat ik aan uw eigen verbeelding over. Ik heb hem wel eens ontmoet. Een lange vriendelijke man. Zeer voorkomend. Vaak was hij vergezeld van zijn dochter… een beeldschone jonge vrouw. Als mijn man meende dat er een gelegenheid was om iets te vieren, dan nodigde hij hem altijd uit.’
‘Waarom?’
‘Wat bedoelt u?’
‘Waarom nodigde hij de heer Harredijke uit?’
Charlotte Overdinkel maakte een hulpeloos gebaartje.
‘Dat moet u mij niet vragen. Mijn ex-man was zeer sluw. Gewetenloos.’ Ze zuchtte. ‘Al heb ik het nooit gewaagd hem dat te zeggen. Hij manipuleerde… speelde met mensen alsof ze marionetten waren. Ik heb mij daar altijd over verbaasd. Tot ik op een dag besefte dat ik ook zo’n marionet van hem was. Toen hield de betovering op.’ Ze zuchtte opnieuw. Heel diep. ‘Om te leven… om erachter te komen dat ik ook zelf iemand was… heb ik mij vrijgemaakt.’
De Cock nam het verhoor weer over.
‘U bent weggelopen?’