Выбрать главу

De Cock snoof. ‘Je hebt weinig vertrouwen in je medemens.’

Smalle Lowietje keek naar hem op. Zijn vriendelijk muizensmoeltje stond scheef.

‘En dat zeg jij… met je politieziel?’

De oude rechercheur negeerde de opmerking.

‘Het is jaren geleden dat je hier aan de Kit was. Het moeten wel dringende zaken zijn, die jou uit je etablissement hebben gelokt.’

Smalle Lowietje trok zijn magere schouders op.

‘Ik wil je helpen… zo simpel is dat.’

De Cock glimlachte vertederd.

‘Ik wilde dat alle mensen dat zo simpel vonden.’

De caféhouder knoopte zijn regenjas los en tastte in de binnenzak van zijn colbert. ‘Jij wilde toch weten waar dat jonge hoertje was gebleven bij wie Vieze Sjaak altijd op bezoek kwam?’

‘Ja.’

Smalle Lowietje gaf hem een hoekje van een krant.

‘Hier heb je haar naam en adres.’

De Cock nam de notitie aan.

‘Christina Beekman,’ las hij hardop, ‘Waddenland 378 in Duivendrecht.’

De tengere caféhouder knikte.

‘Dat is een flatje… heeft Vieze Sjaak voor Blonde Chrissie gekocht.’

‘Blonde Chrissie?’

Smalle Lowietje knikte opnieuw.

‘Zo wordt ze genoemd… Blonde Chrissie. Een relatie van me heeft dat even voor mij uitgezocht. Hij is nog bezig met dat landhuis op de Veluwe, waar de landheer zijn woeste feesten gaf.’ Hij stond op. ‘Zo gauw ik wat weet, hoor je van me.’

De Cock begeleidde hem tot aan de deur.

‘God zal je lonen,’ sprak hij theatraal.

De caféhouder blikte naar hem op.

‘Doet hij dat?’

In zijn stem trilde de twijfel.

De Cock lachte.

‘Absoluut.’

Toen Smalle Lowietje was vertrokken, liep Vledder op de grijze speurder toe. Zijn gezicht stond somber.

De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Wat is er?’

De jonge rechercheur duimde over zijn schouder.

‘Ik heb gebeld.’

‘En?’

Vledder maakte een hulpeloos gebaartje.

Sonja van Poeldijk en Marianne Olthoven… ze hebben geen van beiden een rijbewijs A en op hun naam staat ook geen tweewielig motorrijtuig geregistreerd.’

‘En dat betekent?’

Vledder trok zijn schouders iets op.

‘Dat… eh, dat vermoedelijk geen van beiden de vrouw is, die op Arend Harredijke schoot.’ Op zijn gezicht kwam een smartelijke trek. ‘Wij hebben nog nooit zo’n ondoorzichtelijke zaak gehad. Ik snap van deze hele affaire nog geen draad. Marianne Olthoven heeft schietvaardigheid, maar rijdt geen motor. En hoe ik Sonja van Poeldijk moet inpassen, is mij een raadsel.’

De Cock reageerde niet. Hij staarde enige tijd peinzend voor zich uit. Toen liep hij langs Vledder heen naar de kapstok.

De jonge rechercheur schuifelde achter hem aan. ‘Waar ga je heen?’

De Cock zette zijn hoedje op zijn stugge grijze haren en draaide zich half om. ‘We gaan naar Duivendrecht… naar Blonde Chrissie. Misschien dat zij ons kan vertellen waar wij Jacques van leperen kunnen vinden.’

Ze reden met hun oude Volkswagen van de houten steiger achter het bureau weg. De regen viel in stromen neer. Ook de wind was weer aangewakkerd. Vledder zette de ruitenwissers aan. ‘Wat een weer,’ bromde hij. ‘Daar wordt een mens gewoon chagrijnig van. Het is aardedonker.’

De Cock knikte. ‘Geen wonder. Het is vandaag 21 december… de kortste dag van het jaar. Over een paar dagen hebben we kerstfeest.’

‘Zouden we dan nog met deze zaak bezig zijn?’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht. ‘Ik hoop van niet. Ik ben met die feestdagen het liefst gezellig thuis, maar voorlopig zie ik nog geen breekpunt. We moeten proberen om zo snel mogelijk die Jacques van Ieperen te vinden. Dat is, volgens mij, de enige kans op een snel succes.’ Hij zuchtte. ‘Als we hem voldoende onder druk kunnen zetten.’

‘Wat verwacht je daarvan?’

De Cock wuifde voor zich uit. ‘Als mijn conclusie juist is en het is die dreigbrievenschrijfster in priegelschrift niet om geld te doen… wat blijft er dan over?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Als motief?’

‘Wraak… vergelding.’

De Cock knikte instemmend. ‘Precies… wraak en vergelding. Maar dat zijn gevoelszaken, die hun oorsprong vinden in gebeurtenissen… gedragingen in het verleden.’

Vledder blikte even opzij.

‘Je bedoelt dat Jacques van leperen mogelijk weet wat hij in het verleden, in samenwerking met Emile van den Aerdenburg en Arend Harredijke, heeft gedaan… uitgespookt, waardoor bij iemand die zucht tot wraak en vergelding werd opgeroepen.’

De Cock gebaarde levendig.

‘Begrijp je, dan weet Van leperen ook uit welke hoek de bedreiging komt… kent hij mogelijk de vrouw met het priegelschrift.’ Hij zweeg even nadenkend. ‘Ik houd er zelfs ernstig rekening mee, dat ook Emile van den Aerdenburg wist wie hem bedreigde.’

Vledder trok een strak gezicht.

‘Emile van den Aerdenburg zweeg. Hij zei mij dat hij geen enkel vermoeden had van wie die dreigbrieven afkomstig waren. Ben je niet bang dat ook Jacques van Ieperen zal zwijgen?’

De Cock schoof zijn onderlip vooruit.

‘Vergeet niet, dat er inmiddels het een en ander is gebeurd. Emile van den Aerdenburg vond de dood en op Arend Harredijke werd geschoten. Misschien dat dit voor Jacques van Ieperen aanleiding zal zijn om opening van zaken te geven.’

Een tijdlang reden ze zwijgend verder.

De Cock blikte om zich heen. Zijn breed gezicht stond somber. ‘Het is inderdaad hondenweer,’ stelde hij vast. ‘En dat is nu al dagen zo. Het is bijna net zo slecht als twee dagen geleden.’

Vledder keek hem verschrikt aan.

‘Toen iemand heel koelbloedig Emile van den Aerdenburg drie kogels door zijn lijf joeg.’

Ze reden vanaf de brug over de Keulsevaart Duivendrecht binnen. De Rijksstraatweg was goed verlicht. Links las De Cock hardop: ‘Klaas van der Vaart, specialist in fijne vleeswaren en kaas.’ Een paar honderd meter verder stond rechts een bord Waddenland.

Vledder parkeerde de Volkswagen op de parkeerplaats van het kleine winkelcentrum aan de Telstarweg. De beide rechercheurs stapten uit, trokken de kraag van hun regenjas omhoog en slenterden Waddenland binnen.

Links en rechts stonden een paar vierkante flatgebouwen van bescheiden afmetingen. De Cock lette op de nummering. Bij 378 bleef hij staan.

‘Ik geloof dat we geluk hebben,’ sprak hij tevreden. ‘Er brandt licht.’

Ze liepen het trappenhuis binnen en stegen naar de tweede verdieping. De Cock belde aan.

Al na enkele seconden werd de deur geopend door een jonge, knappe, hoogblonde vrouw. Ze droeg een strakke, diep uitgesneden zwarte trui, die zichtbare accenten legde bij haar fraai gevormde buste.

De grijze speurder lichtte beleefd zijn hoedje. Onderwijl tastte zijn scherpe blik haar gelaatstrekken af. Ze kwam hem bekend voor. ‘Blonde Chrissie?’ vroeg hij voorzichtig. De jonge vrouw keek hem schattend aan. Over haar lief gezicht gleed een glimlach van herkenning.

‘Meneer De Cock.’

De oude rechercheur zocht tevergeefs in zijn herinnering. ‘Ken je mij?’

Blonde Chrissie knikte nadrukkelijk. ‘U hebt mij nog eens een keer geholpen.’

‘Waarmee?’

‘Weet u dat niet meer?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het schiet me niet te binnen.’

Blonde Chrissie zwaaide met een losse pols. ‘Nou, ik zat op de Wallen en toen kwam er een mannetje en die zei dat ik hem had bestolen. Zo kwam ik op de Kit bij u terecht. Ik zei dat het niet waar was. Toen hebt u dat mannetje eens goed onder handen genomen. En toen bleek dat hij van zijn vrouw geld had meegekregen om een radio te kopen. Nou, dat geld voor die radio had hij aan mij opgemaakt. Toen zat hij in de puree… durfde niet meer naar huis.’