Hij keek haar bijna smekend aan. ‘Kent u een vrouw uit de omgeving van uw man, die hieraan voldoet?’’
Mevrouw Van Ieperen schudde haar hoofd. ‘Dat Amsterdamse sletje,’ sprak ze verbeten. ‘Verder waren er geen andere vrouwen.’
De Cock perste zijn lippen op elkaar. Hij hield de vrouw in de fauteuil voor hem in zijn blik gevangen. Ze mocht hem niet ontglippen. Zijn gevoel dat de vrouw hem verder kon brengen… nader tot de oplossing van het mysterie… dreef hem voort.
‘U liet uw man schaduwen, zei u?’
‘Ja.’
‘U zult van dat schaduwen ongetwijfeld rapporten of verslagen hebben ontvangen.’
‘Die heb ik verbrand.’
‘Wat is de naam van het detectivebureau dat u in de arm nam?’
‘Die naam ben ik vergeten.’
De Cock plukte aan zijn onderlip. Hij wist dat ze loog, maar besloot uit tactische overwegingen daar niet op in te gaan.
‘Wat deed u besluiten om uw man te laten schaduwen?’
Mevrouw Van Ieperen friemelde opnieuw aan haar broche. ‘Ik vermoedde ontrouw. Steeds vaker bleef hij hele nachten van huis weg.’
De Cock schonk haar een wrange glimlach. ‘Ik begrijp het,’ sprak hij vriendelijk. ‘U wilde uw man niet verliezen. U wilde weten waar hij die nachten doorbracht.’
‘Precies.’
De oude rechercheur keek haar schuins aan. ‘En toen u het wist… van dat hoertje… hebt u hem dat toen verweten?’
Mevrouw Van Ieperen strekte haar open rechterhand naar hem uit. ‘Ik gunde hem dat Amsterdamse sletje. Echt, dat gunde ik hem. Toen ik het wist, was ik daar, eerlijk gezegd, zelfs blij mee. Het betekende niets. Begrijpt u? Het was puur lichamelijk. Meer niet.’ Ineens veranderde haar houding en verstarde haar gezicht. ‘Ik was wel woedend toen mij werd bericht dat hij een paar avonden met een jonge journaliste had gedineerd.’
De Cock kneep zijn ogen half dicht. ‘Een journaliste?’
Mevrouw Van Ieperen knikte nadrukkelijk. ‘Een mooie jonge journaliste, stond er in dat bericht. Een zekere Tanja.’
De Cock keek haar onderzoekend aan. ‘Dat… eh, dat hebt u hem wel verweten?’
‘Ja.’
‘En wat zei uw man?’
Mevrouw Van Ieperen trok haar schouders iets op. ‘Hij grinnikte een beetje en zei: die stinkgriet.’
‘Hij zei: stinkgriet?’
Mevrouw Van Ieperen knikte traag. ‘Dat heb ik onthouden. Het maakte indruk op mij.’
‘Waarom?’
‘Jacques, mijn man, was een heer. Stinkgriet was een uitdrukking die hij nooit bezigde.’
16
De beide rechercheurs verlieten de villa en sjokten door het grind. Aan het einde van de oprijlaan keek De Cock niet om. Hij had daar dit keer geen behoefte aan. De indruk die mevrouw Van Ieperen op hem had gemaakt, stemde hem noch blij, noch droevig. Hij begreep iets van de verwijdering die in dat huwelijk was ontstaan. Mevrouw Van Ieperen, zo meende hij, hanteerde een vreemde logica. Als Jacques, haar man, lange nachten bij een hoertje doorbrengt, dan is ze daar blij mee. Maar als hij een paar avonden met een jonge journaliste dineert, dan is ze daarover zo woedend dat ze hem ter verantwoording roept. Vrouwen, constateerde hij zuchtend, waren vaak vreemde schepsels. Ze stapten zwijgend in en reden de Prins Bernhardlaan uit. Ondanks het middaguur was het bijna donker. Vledder deed het grote licht van de Volkswagen aan en vloekte omdat het weer begon te regenen. De jonge rechercheur blikte met een kwaad gezicht opzij.
‘Hoeveel dagen hebben we nog voordat de kerstklokken beginnen te luiden?’
‘Twee, tweeënhalve dag.’
‘Redden we het nog?’
‘Wat bedoel je?’
‘Deze ellendige zaak tot klaarheid brengen voor de kerstnacht?’
De Cock liet zich wat onderuitzakken.
‘Je moet er vertrouwen in hebben,’ sprak hij rustig.
Vledder gebaarde om zich heen. ‘Dit condoleantiebezoek aan mevrouw Van Ieperen in Baarn heeft ons ook niets opgeleverd.’ De oude rechercheur schoof zijn onderlip vooruit.
‘Ik ben niet ontevreden.’
Vledder snoof verachtelijk. ‘Komen we daar verder mee?’ vroeg hij een tikkeltje sarcastisch. ‘Tanja, een mooie, jonge journaliste. Ze kent geen achternaam… geen adres… weet niet voor welke krant ze werkt… voor welk maandof weekblad. Ze weet niet of die Tanja ook wel eens met Emile van den Aerdenburg heeft gedineerd. Of met Arend Harredijke.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Wat weet die stijve mevrouw Van Ieperen feitelijk wel?’
De Cock schoof zijn hoedje naar voren. ‘Ik vraag mij af of ze wel beseft dat ze inmiddels weduwe is geworden.’
Vledder reageerde niet. Zwijgend reden ze voort. Na enige tijd trok de jonge rechercheur rimpels in zijn voorhoofd.
‘Weet je wat ik vreemd vind?’
‘Nou?’
‘Dat wij beiden ons nooit hebben afgevraagd of zij misschien de mysterieuze vrouw is!’
‘Mevrouw Van Ieperen?’
Vledder knikte. ‘Ik vind haar een ondoorgrondelijke vrouw. Ik heb het gevoel dat in haar veel meer emoties leven, dan zij uiterlijk toont. Die zwarte, hooggesloten japon maakt op mij de indruk van een camouflagekleed om haar ware hartstocht te verbergen.’
De Cock keek bewonderend naar hem op. ‘Ik heb nooit geweten dat jij zo scherp analyserend naar vrouwen keek!’
Vledder maakte een wrevelig gebaartje. ‘Dat preutse gedoe staat mij tegen. Ik vind haar niet sympathiek.’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Dat mag voor ons nooit een uitgangspunt zijn,’ sprak hij vermanend.
Vledder zwaaide geprikkeld. ‘Dat weet ik,’ sprak hij heftig. ‘Maar laten we nu eens alle vrouwen die in deze affaire een rol spelen, de revue passeren. Dan hebben we Marianne Olthoven, de wettige vrouw van Emile van den Aerdenburg… zij is in het bezit van een vuurwapen, kan ermee omgaan en heeft een duidelijk motief. Ik heb haar nog steeds heel hoog op mijn lijstje staan, maar zij is een redelijke, normaal reagerende vrouw. Dan hebben we Charlotte Overdinkel, de wat frivole ex-vrouw van Van Aerdenburg… zij heeft geen motief, althans geen motief dat wij kennen. Maar gevoelsmatig kan ik het niet opbrengen om in haar een verdachte te zien. Begrijp je? En dat gevoel heb ik nu wel bij die mevrouw Van leperen.’
‘En Sonja van Poeldijk?’
‘Van haar weten we nog zo weinig.’
‘Gevoelsmatig?’
‘Ze lijkt mij te lief.’
De Cock glimlachte. ‘Te lief om te moorden?’
‘Precies.’
‘Ze was anders geraffineerd genoeg om mij om de tuin te leiden.’ Vledder gniffelde. ‘En dat zit je nog steeds dwars?’
‘Een beetje.’
Ze reden via Diemen Amsterdam binnen. Vledder vermeed de opbrekingen en reed de Gooiseweg verder af naar de Wibautstraat. De vele stoplichten tastten zijn humeur aan.
‘Dan hebben we alle vrouwen gehad,’ sprak hij snauwerig. ‘Jij mag zeggen wie van de vier het is.’
‘Je vergeet Tanja.’
‘Wil je die ook in het lijstje opnemen?’
De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Het lijkt mij zinvol om achter haar identiteit te komen. Wie weet of zij ons naar de uiteindelijke oplossing voert. Je moet niet vergeten dat Jacques van Ieperen weliswaar een paar maal met haar dineerde, maar haar toch een stinkgriet noemde. En dat is een opmerkelijke kwalificatie voor een heer.’
Vledder keek hem gnuivend aan. ‘Je wilt zeggen dat die intieme etentjes toch niet zo harmonisch zijn verlopen.’
De Cock wreef met de rug van zijn hand langs zijn neus. ‘Daar heeft het alle schijn van. De vraag is: Waarom ga je met een stinkgriet dineren?’ Hij zweeg even. Nadenkend. ‘Ik zou graag eens een praatje met die juffrouw willen maken.’