Выбрать главу

‘Zouden we haar kunnen identificeren?’

De Cock tuitte zijn lippen. ‘Dat zal wel lukken,’ sprak hij geruststellend. ‘We moeten Bram Brakel, journalist van het dagblad De Telegraaf maar eens benaderen. Als die Tanja inderdaad een mooie jonge vrouw is, kent hij haar vast.’

‘Zou je denken?’

De Cock lachte. ‘Bram Brakel kent alle mooie jonge vrouwen uit het journalistenwereldje.’

Vledder stuurde de Volkswagen vanaf het Damrak de Oudebrugsteeg in en parkeerde op de steiger achter het bureau. De beide rechercheurs stapten uit en sjokten naar de Warmoesstraat.

Het was druk in de hal van het politiebureau. Voor de balie stond een groepje luid roepende en druk gesticulerende Turkse mannen met zware zwarte snorren. Een paar meter verder stonden Algerijnen en Marokkanen tegen elkaar te schreeuwen. Een Amerikaan vroeg indringend de weg naar het kantoor van The American Express Co. en een Duits meisje wilde weten waar ze het Hilfsverein kon vinden. Achter de balie probeerde Jan Kusters manmoedig om uit de gordiaanse knoop van een Babylonische spraakverwarring te blijven. Toch kreeg De Cock geen kans om ongezien aan hem voorbij te glippen.

De wachtcommandant zwaaide hoog boven de hoofden van de mensen van de balie. Een enveloppe in zijn hand. ‘Voor jou,’ brulde hij boven het rumoer uit. ‘Kwam een jochie brengen.’

De oude rechercheur wrong zich tussen de kijvende buitenlanders en nam de enveloppe van Jan Kusters over. Daarna wurmde hij zich uit het gewoel. Opmerkelijk kwiek liep hij de trappen op naar de tweede etage. Vledder volgde hem in een lager tempo. In de grote recherchekamer ging De Cock, met zijn regenjas nog aan, achter zijn bureau zitten en legde de envelop voor zich neer.

Aan De Kok, stond er in hoekige hanenpoten.

De grijze speurder riep Vledder naderbij en wees. ‘Je kunt je honderdmaal als De Cock met ceeooceekaa voorstellen,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Er zijn altijd nog weer mensen die je een muts op je hoofd zetten… een koksmuts.’

De jonge rechercheur lachte. ‘Je moet je ook niets verbeelden met je ceeooceekaa.’

De Cock reageerde niet. Hij scheurde de envelop open.

Er zat een klein blocnotevelletje in met daarop in dezelfde hanenpoten:

Beste De Kok,

het landhuis van de landheer heet De Aerdenburcht en ligt aan

de Barneveldseweg bij Stoutenburg. Daar is dan eerst een mo-

desjauw en daarna bal met de manakijnen.

Jouw Lowie

ps sorry, kon geen vervanger

krijgen. Jauw conjak staat

nog steeds onder de tap.

Vledder las over zijn schouder mee.

‘Wat is een modesjauw met manekijnen?’

De Cock greep gniffelend naar zijn neus.

‘Smalle Lowietje komt uit een arm gezin en moest al vroeg aan de bak. Bovendien heeft hij op school bij taal nooit zo goed opgelet. Hij bedoelt duidelijk: een modeshow met mannequins.’ De oude rechercheur keek even op. ‘Of heb je niet zoveel fantasie?’ Vledder negeerde de vraag. Hij wees naar het briefje.

‘De Aerdenburcht… een toepasselijke naam. Moeten we daar nog heen?’

‘Naar dat landhuis?’

‘Ja.’

‘Wat dacht je daar te vinden?’

Vledder trok zijn schouders op. ‘Ik heb geen idee. Ik denk dat Emile van den Aerdenburg en zijn compagnon daar aan relaties hun laatste confectiemodellen toonden.’

‘Met een feestje tot slot?’

‘Zoiets.’

De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘Stoutenburg ligt, naar ik meen, in de buurt van Leusden. Bel straks eens met de politie daar. Misschien dat men iets van dat landhuis weet. We kunnen er morgen ook zelf even heen gaan.’

‘Morgen?’

De Cock zocht in een lade van zijn bureau en diepte daaruit een aantekening op. ‘Morgen,’ herhaalde hij knikkend. ‘We gaan nu eerst naar de Realengracht.’

Vledder keek hem verrast aan.

De Cock glimlachte.

‘Er bestaat altijd nog de mogelijkheid dat ze mij in de maling heeft genomen. Maar volgens haar eigen opgave woont daar Sonja van Poeldijk.’

17

Het was razend druk in de binnenstad van Amsterdam. In een lang lint trokken de voertuigen traag over de smalle rijstroken van het Damrak.

De Cock gebaarde moedeloos om zich heen.

‘Ondanks een woud van Amsterdammertjes zijn de verkeersaders van de Amsterdamse binnenstad volkomen dichtgeslibd. Ik geloof dat we veel beter te voet naar de Realengracht hadden kunnen gaan.’

Vledder knikte berustend.

‘Maar we kunnen nu niet meer terug. Voor we de wagen weer achter het bureau op de steiger hebben, zijn we zeker een halfuur verder.’ Hij keek even opzij. ‘Wonen er mensen op de Realengracht? Volgens mij staan daar alleen maar van die grote oude pakhuizen.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Ik weet het niet. Ik ben er een lange tijd niet in de buurt geweest. Vroeger kwam ik daar vaak. Er woonde een vriend van mij op de Zandhoek. Toen hadden die oude pakhuizen nog een functie. Nu zijn veel van die eeuwenoude gebouwen tot appartementen omgebouwd. Het schijnt dat de zogeheten yuppies veel geld voor zo’n appartement over hebben.’

‘Zou Sonja van Poeldijk daar wonen?’

‘Dat vermoed ik.’

Vledder reageerde verwonderd.

‘Heeft ze met een deeltijdbaantje dan zoveel geld dat zij zich zo’n appartement kan veroorloven?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Misschien woont ze wel met zo’n yuppie samen? Voor een aantrekkelijke jonge vrouw is er altijd wel geld te verdienen.’ ‘Je bedoelt als escortof callgirl?’

‘Precies.’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Zo’n type lijkt ze me niet.’

De Cock glimlachte. ‘Laten we vriendelijk aannemen dat ze bemiddelde ouders heeft of dat onlangs een rijke oom van haar is gestorven.’

De oude rechercheur trok een dwarse denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Heb je haar nog in onze administratie nagetrokken?’

Vledder knikte. ‘Ze komt helemaal niet voor. Ze is nog nooit met de politie of justitie in aanraking geweest. Als jij middels dat glas geen vingerafdrukken van haar had gestolen, dan had Ben Kreuger nooit kunnen constateren dat haar verhaal over een deeltijdbaan bij Emile van den Aerdenburg een leugen was.’

De Cock wreef zich achter in zijn nek.

‘Ik had vanmorgen in Baarn bij mevrouw Van Ieperen naar haar moeten informeren. Misschien dat zij ons had kunnen inlichten.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik heb er niet aan gedacht.’

Ze reden achter het Centraal Station langs, over de De Ruijterkade naar de Westerdoksdijk. Vandaar, via het Barentszplein, Bokkinghangen, een smal ophaalbruggetje en de Zandhoek bereikten ze de Realengracht.

Vledder vond voor de oude Volkswagen nog een parkeerplaatsje aan het water. De gevels van de oude pakhuizen waren zo veel als doenlijk intact gehouden en toonden tegen een grauwe wolkenhemel een markante aanblik. Toch was duidelijk te zien dat de oude gebouwen niet meer als opslagplaats van goederen werden gebruikt. Sporen van intensieve bewoning waren zichtbaar. De Cock plukte een papiertje uit het borstzakje van zijn colbert en raadpleegde zijn notitie. ‘Nummer 384,’ las hij hardop Vledder liep voor hem uit naar een brede groene toegangsdeur en voelde aan een grote koperen knop. Toen hij daaraan draaide, gaf de deur mee.

De Cock duwde het papiertje weer in zijn borstzak en liep achter hem aan.

Via de groene deur bereikten ze een ruime, hoge hal met witte granolwanden waarop rechts een lichtmetalen tableau met drukknoppen en rozetten van spreekgaatjes. De Cock liet zijn blik langs de namen glijden. Sonja van Poeldijk, zo leerde hem het tableau, had een appartement op de tweede etage.