‘Hebt u een sleutel van zijn kantoor?’
‘Nee, die heb ik niet. Ik wilde ook alleen maar zien of hij er was. Tot mijn verbazing stond boven op de stoep de toegangsdeur open. Zijn kantoor is op de beletage. Ik ben naar binnen gegaan. Het was er donker. Ik heb het licht aangedaan.’ Ze wees naar de fauteuil met de kledingstukken. ‘Zijn regenjas en zijn colbert lagen over een stoel. Emile was er niet.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘U was daar om…?’
‘Half tien.’
De grijze speurder keek op zijn horloge.
‘Het is nu half twee… we zijn vier uur verder.’
Marianne Olthoven liet haar hoofd iets zakken. Haar lange sluike haren vielen als een gordijn voor haar gezicht. ‘Ik heb,’ sprak ze zacht, ‘zijn regenjas en zijn colbert over mijn arm genomen, de deur achter mij dichtgetrokken en ben in mijn autootje gestapt.’ Ze zweeg. Met nerveuze bewegingen friemelde ze aan de zoom van haar roodlederen rokje. ‘Ik voelde mij wat vreemd,’ ging ze na een poosje verder. ‘Verward en besluiteloos. Ik wist niet goed wat ik ervan denken moest. In een roes… in een soort trance… ben ik naar huis gereden. Ik woon in de buurt van Maarsbergen.’ Ze zuchtte diep. ‘Ik heb zeker een uur of twee bij de telefoon gezeten… wachtend op bericht. Op het laatst hield ik het niet meer uit. Ik ben weer in mijn wagentje gestapt en ben naar Amsterdam teruggereden.’ Met een bedroefd gezicht keek ze naar de oude rechercheur op. Haar onderlip trilde weer. ‘Zeg het mij eindelijk… eerlijk… is Emile dood?’
De Cock knikte traag.
‘Vermoord.’
Het duurde geruime tijd voor Marianne Olthoven weer in staat was om te antwoorden. Het bericht van de dood van haar vriend had haar ogenschijnlijk sterk aangegrepen. Ver voorovergebogen, met haar hoofd bijna op haar schoot, had ze aan een stuk door gehuild. Een opwelling om haar te troosten had De Cock onderdrukt. Vanuit zijn fauteuil keek hij vrijwel onbewogen toe hoe ze langzaam bedaarde. Het schokken van haar rug hield op. Ze kwam traag overeind en toonde een betraand gezicht.
‘Emile,’ lispelde ze, ‘arme Emile… en hij had nog wel zo lang willen leven.’
De Cock boog zich iets naar haar toe.
‘Dat was zijn wens?’ vroeg hij ernstig.
Marianne Olthoven knikte.
‘Hij… eh, hij was zo’n gezondheidsfanaat.’
‘Hoe lang kende u hem al?’
‘Twee jaar.’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Nog niet zo lang.’
Marianne Olthoven keek hem aan. Kort en doordringend. Even flitsten haar helgroene ogen. ‘Lang genoeg om nu verdriet te hebben.’
De oude rechercheur glimlachte flauwtjes.
‘Was Emile getrouwd… hij droeg een trouwring?’
‘Niet meer. Een jaar nadat zijn vrouw bij hem was weggelopen, is de scheiding uitgesproken.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Kende u hem toen al?’
‘Ja.’
‘Was… eh, was u de oorzaak van de scheiding?’
Marianne Olthoven strekte haar schouders. Haar weerbaarheid was zichtbaar terug. ‘Ze wist van mijn bestaan en kende mijn relatie… mijn LAT-verhouding met Emile… als u dat bedoelt?’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Wat deed Emile?’
‘Hij was ontwerper.’
De Cock glimlachte.
‘Wat ontwierp hij?’
Marianne Olthoven schudde haar hoofd.
‘Ik heb mij nooit met zijn zaken bemoeid. Emile sprak daar ook nooit over.’ Ze zweeg even en trok haar schouders iets op. ‘Ik… ik weet het niet,’ ging ze aarzelend verder, ‘maar ik had wel eens het idee dat ze wat duister waren.’
‘Hoezo?’
‘Emile was over zijn zakendoen zo gesloten… geheimzinnig. Hij wilde ook nooit dat ik zijn telefoongesprekken beluisterde. Als de telefoon ging, liep hij naar een ander vertrek en nam daar het gesprek aan.’
‘En u hebt nooit stiekem meegeluisterd?’
Marianne Olthoven trok haar kin iets op.
‘Ik dacht niet,’ sprak ze vinnig, ‘dat ik daartoe het recht had.’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
‘Wist u dat Emile dreigbrieven ontving?’
Marianne Olthoven knikte traag voor zich uit. ‘Dat wist ik.’
‘Had Emile enig idee van wie die kwamen?’
‘Nee… althans… hij zei dat hij dat niet wist.’
‘Maar u dacht dat hij dat wel wist?’
‘Ja.’
De Cock keek haar scherp en onderzoekend aan.
‘Hebt u wel eens zo’n dreigbrief gezien?’
Marianne Olthoven liet haar hoofd weer iets zakken.
‘Eén keer,’ sprak ze zacht. ‘Eén keer heb ik zo’n vieze brief aan Emile onder ogen gehad. Akelig klein priegelig handschrift.’
Haar stem beefde van haat.
‘En?’
Marianne Olthoven keek op. Haar groene ogen flikkerden kwaadaardig en haar mond vormde een strakke lijn.
‘Het was van een vrouw.’
Ze reden van de Churchilllaan weg. Het regende nog steeds en de wind was weer wat aangewakkerd. De Cock sloot zijn ogen. Hij voelde zich vermoeid. In zijn denken sloop een afmattende traagheid, die hem verhinderde uitspraken en intonaties snel te analyseren.
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Van een vrouw,’ sprak hij geringschattend. ‘Geloof je echt dat die dreigbrieven van een vrouw komen?’
De Cock keek naar hem op.
‘Heb jij aan die dreigbrieven geroken?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Dat heb ik niet gedaan.’
De Cock zuchtte.
‘Als je het wel had gedaan, dan had je vermoedelijk, net als die Marianne, een lichte parfumgeur kunnen waarnemen. Ik raad je toch aan om in ons werk altijd aan brieven te ruiken. Bovendien beweert Marianne dat ze enige jaren grafologie heeft gedaan.’
‘Handschriftkunde?’
De Cock knikte.
‘Het lijkt mij geen gek idee om de dreigbrieven die wij nu in ons bezit hebben, aan zo’n grafoloog of grafologe voor te leggen.’
Vledder staarde nadenkend voor zich uit.
‘Zouden dan de kogels in het lijf van Emile van den Aerdenburg door een vrouw zijn afgevuurd?’
In zijn stem klonk ongeloof.
De Cock trok zijn schouders op.
‘Waarom niet? Het zou echt niet de eerste keer zijn dat een vrouw een vuurwapen hanteert met dodelijke afloop.’
Een tijdlang reden ze zwijgend voort. Ineens grinnikte Vledder. ‘Het valt mij mee dat jij weet wat een LAT-verhouding is.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Dat weet ik niet. Ik deed net alsof ik haar begreep. Zie je, een verhouding is voor mij een verhouding… welke letters je er ook voor zet.’ Hij keek even op en vroeg nieuwsgierig: ‘Wat is een LAT-verhouding?’
Vledder lachte.
‘Het komt van Living Apart Together.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen op.
‘Kan dat… apart samenleven?’
Vledder knikte nadrukkelijk.
‘Het is erg in zwang. Velen ondervinden het huwelijk als een beklemmende band. Bij een LAT-verhouding leidt ieder zijn eigen leven en alleen als men daartoe lust voelt, komt men bij elkaar.’
De Cock snoof.
‘Een vreemde vrijerij,’ bromde hij. ‘Ik heb altijd lust om bij mijn vrouw te zijn.’ Hij keek naar de felle regenvlagen die tegen de zijruit van de Volkswagen kletsten en huiverde. ‘Vooral nu.’
‘Zal ik je naar huis brengen?’
‘Ik wil eerst nog even naar de Kit.’
Vledder blikte opzij.
‘Weet je wat ik niet begrijp?’
‘Nou?’
‘Dat jij aan Marianne Olthoven wel geniepig vraagt of zij op de Keizersgracht bij het kantoor van haar vriend nog een parkeerplaatsje had kunnen vinden… en als ze dan zegt, dat er nog een plaatsje was aan de wallenkant tussen de bomen… dan laat je dat onderwerp verder rusten. Emile van den Aerdenburg moet toen al met zijn rug tegen die boom hebben gezeten. Ze moet hem hebben gezien. In ieder geval is ze langs hem gereden. En als die jonge diender hem…’