Выбрать главу

‘Waarover,’ vroeg hij met een stille achterdocht, ‘wilt u in feite volledig worden geïnformeerd? Ik bedoel, als die moord u niet zo interesseert.’

Commissaris Buitendam gebaarde heftig.

‘Die moord interesseert mij wel,’ riep hij geëmotioneerd. ‘Maar er is vannacht in Amstelveen een man neergeschoten.’

De Cock knikte bedaard.

‘Arend Harredijke.’

‘Daarover heb ik in de rapporten niets gelezen.’

De oude rechercheur keek hem verbaasd aan.

‘Zoals u zelf al zei: het gebeurde niet hier maar in Amstelveen. Het is geen zaak van ons. Het is een zaak van de Amstelveense politie.’

Buitendam wuifde.

‘Maar die meneer Harredijke heeft gisteravond bij jullie aangifte van bedreiging gedaan.’

De Cock glimlachte beminnelijk.

‘Inderdaad… en daar zullen we dan ook wel de nodige aandacht aan schenken.’

Met zichtbaar genoegen gebruikte hij dezelfde woorden als de commissaris.

Op het lange bleke gezicht van Buitendam verschenen blosjes van opwinding.

‘De heer Harredijke,’ sprak hij geagiteerd, ‘is verbonden aan een groot landelijk dagblad. De hoofdredacteur van die krant heeft vannacht onze officier van justitie gedeeltelijk van zijn nachtrust beroofd.’

‘Zielig.’

Buitendam kneep zijn lippen op elkaar.

‘Ik verbied je dergelijke opmerkingen.’ Hij slikte zijn woede weg. ‘De hoofdredacteur is van mening dat de aanslag op de heer Harredijke verband houdt met zijn werk voor die krant als journalist.’

De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd. ‘De heer Harredijke is journalist?’

Buitendam knikte. ‘Harredijke heeft de bedreiging met zijn hoofdredacteur besproken en die heeft hem geadviseerd om van die bedreiging bij de politie aangifte te doen.’

‘En?’

‘De hoofdredacteur van De Grafische Heraut vroeg zich af waarom er na het doen van die aangifte, waaruit toch zonneklaar bleek dat het leven van de heer Harredijke gevaar liep, zo weinig voor zijn veiligheid werd gedaan.’

De Cock maakte een wrevelig gebaartje. ‘Wat wil die krant dan?’ Commissaris Buitendam spreidde zijn beide handen.

‘De hoofdredacteur van De Grafische Heraut maakt zich ernstige zorgen over de veiligheid van de huidige journalisten. Er hebben zich de laatste tijd meer incidenten voorgedaan. Als instrumenten van de democratie, zo meende hij, moeten medewerkers van vooral de dagbladpers, zonder bedreigingen, in welke vorm ook, hun journalistieke arbeid kunnen doen.’

De Cock knikte instemmend. ‘Prachtig. En verder?’

Commissaris Buitendam keek hem met enig afgrijzen aan. ‘Volgens de hoofdredacteur van die krant is de politie voor die veiligheid verantwoordelijk. In een reeks artikelen wil hij het gebrekkig functioneren van de politie aan de kaak stellen.’

De Cock grinnikte. ‘Dat had men al veel eerder moeten doen.’

Commissaris Buitendam schudde verward zijn hoofd.

‘Wat had men al veel eerder moeten doen?’

‘Het gebrekkig functioneren van de politie aan de kaak stellen.’

De oude rechercheur strekte zijn arm beschuldigend naar de commissaris uit. ‘Leidinggevende figuren, zowel bij de politie als de justitie, hadden allang moeten protesteren tegen de dictatuur van een kleine groep regeringsambtenaren in Den Haag. Als marionetten, als ja-knikkende ledenpoppen wordt alles wat er door die politievijandige groep wordt gedicteerd klakkeloos uitgevoerd… al gaat dat ten koste van de vrijheid en de veiligheid van de goedwillende burgers… journalisten incluis.’ De Cock zweeg even en ademde diep. ‘Wat er met die heer Harredijke is gebeurd,’ ging hij verder, ‘is niet de schuld van Vledder of van mij, noch van de politie in Amstelveen. De schuld ligt bij die mensen, die vrijwel kritiekloos de ontmanteling van de reguliere politie hebben aanvaard en daaraan zelfs hun volle medewerking hebben verleend.’

Commissaris Buitendam wuifde afwerend. ‘We hebben uiteraard wel zo onze bezwaren.’ Het klonk uiterst zwakjes.

De Cock grinnikte. ‘Onze bezwaren,’ herhaalde hij en zijn stem droop van sarcasme. ‘Die bezwaren hebben blijkbaar nooit zwaar gewogen… zoals de gehele leiding van politie en justitie nooit bepaald zwaarwichtig is geweest.’

Commissaris Buitendam stond op. Zijn gezicht zag rood. Zenuwtrekken zwiepten over zijn wangen.

De Cock kwam uit zijn stoel overeind. Met zijn beide handen maakte hij een bezwerend gebaar. ‘Blijft u rustig zitten,’ sprak hij kalm. ‘U behoeft uw arm niet in de richting van de deur te strekken… ik ga al.’

‘Hoe was de sectie?’

Vledder trok een grimas.

‘Dokter Rusteloos ging tekeer als een kiloslager. Ik heb hem nog nooit zo snel een sectie zien verrichten. De oude lijkensnijder, ik bedoel de patholoog-anatoom, had haast. Had er voor vandaag nog drie op zijn programma. En dat was te merken.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Ik ken dat. Maar die man heeft zoveel ervaring en routine, dat de snelheid waarmee hij werkt geen afbreuk doet aan zijn nauwkeurigheid. Hij weet precies waar hij op letten moet.’ De oude rechercheur grinnikte. ‘Ik vroeg hem eens… en dat is alweer enkele jaren geleden… hoeveel gerechtelijke secties hij in zijn lange leven al had verricht. Hij keek mij toen wat dromerig aan en zei: “Als ze allen nog leefden, dan zou men er toch een aardig stadje mee kunnen bevolken.” ’

Vledder lachte. ‘Ik heb, volgens jouw opdracht, naar de inen uitschoten gevraagd. Er is inderdaad een verschil in niveau. De inschoten liggen hoger. Volgens dokter Rusteloos stond de schutter en zat het slachtoffer.’

‘En de kogels?’

‘Er zat nog een kogel in het lichaam van Emile van den Aerdenburg. De dokter heeft die kogel eruit gepeuterd en aan mij meegegeven. Van de drie schoten zijn er twee kogels aan de rugzijde uitgetreden. Ik heb het hemd en het vest dat hij droeg nog eens goed bekeken. Ze zijn wel doordrenkt van bloed, maar onbeschadigd. De twee andere kogels moeten toch in de kleding van het slachtoffer zijn blijven hangen.’

De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘Volgens Jaap Alberts waren ze er niet.’ Hij zuchtte. ‘En ik heb vertrouwen in die jongen.’

Vledder knikte traag voor zich uit. Er verscheen een denkrimpel in zijn voorhoofd. Vragend keek hij naar De Cock op.

‘Wat had Buitendam te vertellen?’

De oude rechercheur glimlachte. ‘De commissaris zei dat hij via de officier van justitie had vernomen dat de hoofdredacteur van De Grafische Heraut vermoedde dat de aanslag op de heer Harredijke verband hield met diens werk als journalist.’

‘In welke opzicht?’

De Cock trok zijn schouders op. ‘Dat is mij nog niet duidelijk. De hoofdredacteur was van mening dat wij na de aangifte van die heer Harredijke, waarbij toch sprake was van een dodelijke dreiging, te weinig voor de veiligheid van de man hadden gedaan.’

Vledder reageerde verbaasd. ‘Wat konden wij anders doen dan de politie in Amstelveen verwittigen?’

De Cock knikte. ‘Dat heb ik Buitendam ook gezegd.’

‘En?’

‘Ik had het idee dat de commissaris zich niet erg behaaglijk voelde. Die hoofdredacteur had gedreigd om in zijn krant een serie artikelen te publiceren, waarin het gebrekkig functioneren van de Nederlandse politie… de Amsterdamse politie in het bijzonder… aan de kaak zou worden gesteld.’

Vledder wreef zich vergenoegd in zijn handen.

‘Ik hoop dat die hoofdredacteur dat doet. Misschien verandert er dan eindelijk iets. We kampen al zo lang met gebrek aan personeel en middelen. Kijk eens naar die oude gammele dienstwagen, waarmee wij nu al jaar en dag door het land crossen.’ Hij zweeg even en lachte vrijuit. ‘Ben je weer van zijn kamer gestuurd?’