‘En?’
Vledder gebaarde achteloos.
‘Volgens hem hebben er nooit pistolen bestaan van het kaliber 7.62 mm. Dat is heel ongebruikelijk. Hij kende slechts een enkel wapen van het kaliber 7.62 mm en dat was de Nagant, een door de Belgische constructeur Vervier ontworpen revolver sans deperdition de gaz. Door de bijzondere constructie van de hulswand ontstaat bij het schot geen gasontsnapping.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Er is voor die revolver dus een bijzondere, afwijkende munitie nodig?’
Vledder knikte nadrukkelijk. ‘Absoluut.’
De jonge rechercheur pakte een verkreukeld notitieblaadje uit het borstzakje van zijn colbert. ‘Ik heb het allemaal opgeschreven.’ Hij streek met de muis van zijn hand de kreukels uit het papier. ‘De kogel,’ las hij hardop, ‘is geheel in de hulswand opgenomen. Die hulswand vormt bij het vuren een geheel met de loop, waardoor geen gas ontsnapt… vandaar revolver sans deperdition de gaz.’
De Cock gniffelde. ‘Zo leer je nog eens wat.’
Vledder schoof zijn notitie in een la van zijn bureau. ‘Onze wapendeskundige,’ ging de jonge rechercheur verder, ‘was puur enthousiast. Volgens hem is de Nagant de mooiste en beslist interessantste revolver ooit gemaakt.’
‘Waar?’
‘In België… door Nagant, een Luikse wapenfabiek. Het is een patent uit 1898.’
‘Is er nog munitie voor verkrijgbaar?’
Vledder trok een bedenkelijk gezicht. ‘De revolver heeft in het westen van Europa vrijwel geen verbreiding gekregen. De Luikse wapenfabriek Nagant maakte het wapen vrijwel uitsluitend voor het Russische leger van voor 1914.’
De Cock boog zich met een ruk naar voren. ‘Het Rus-si-sche leger?’
Vledder keek hem aan. Om de mond van de jonge rechercheur zweefde een spottend lachje.
‘Toch bang voor de Beeveedee?’
8
Het verschrikte gezicht van De Cock vergleed in een glimlach. ‘Ach nee, ik ben niet bang voor de Beeveedee. Dat is dwaasheid.’ De oude rechercheur schudde zijn hoofd. ‘En in feite zegt het mij ook niet zoveel, dat Hermanus van Hellendoorn werd vermoord met een wapen dat in lang vervlogen tijden aan het Russische leger werd geleverd.’
Vledder glimlachte.
‘Toch leek je even te schrikken.’
De Cock grinnikte.
‘De Beeveedee en een Russisch legerwapen… dat riekt naar spionage en daar wil ik als simpele Amsterdamse rechercheur liever niets mee te maken hebben. Ik ben geen James Bond.’
Vledder lachte vrijuit.
‘De Cock nul-nul-zeven,’ riep hij vrolijk. De lach op het gezicht van de jonge rechercheur verdween weer. ‘Maar je hebt gelijk. Het gebruik van die oude Russische legerrevolver hoeft voor ons onderzoek niets te betekenen. Het kan puur toeval zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat in ons landje bij heel veel mensen nog wel ergens een oud wapen ligt te roesten.’
De Cock knikte.
‘Wat mij in deze vreemde moordzaak vooral dwarszit, is het feit, dat wij vrijwel voortdurend op allerlei tegenstrijdigheden stuiten… zaken, die niet met elkaar overeenkomen.’
Vledder keek hem nieuwsgierig aan.
‘Noem ze eens?’
De Cock stak zijn beide handen naar voren en drukte de vingertoppen tegen elkaar. ‘Van één ding kunnen we overtuigd zijn,’ sprak hij docerend. ‘Hermanus van Hellendoorn was bang om te worden vermoord. Van dat gegeven ga ik uit.’
Vledder knikte instemmend.
‘Een redelijk uitgangspunt, waarvoor we voldoende aanwijzingen hebben.’
De Cock hield zijn wijsvinger voor zijn neus.
‘Dochter Dorethea koppelt aan die angst moordzuchtige neigingen, die zij bij haar moeder vermoedt. Die moeder ontkent dat en zegt een sluitend alibi te hebben… een alibi, dat wij overigens nog moeten natrekken.’
Vledder stak zijn hand omhoog.
‘Dat zouden we vanmiddag kunnen doen.’
De Cock negeerde de opmerking. Hij strekte zijn arm naar zijn jonge collega uit. ‘Tijdens ons gesprek met Harold van Haastricht blijkt niets van een grove controverse tussen Sybille van Hellendoorn en haar man. Integendeel, het huwelijk wordt door vriend Van Haastricht als een bijna harmonische verbintenis afgeschilderd. Hoewel dochter Dorethea over het huwelijk van haar ouders een geheel andere lezing geeft, heb ik toch het idee dat Hermanus van Hellendoorn wel degelijk van zijn vrouw hield. Daarvan getuigt zelfs Mooie Karel, voor wie liefde en trouw toch wat vage begrippen zijn.’
De grijze speurder ademde diep.
‘Harold van Haastricht,’ ging hij onvermoeid verder, ‘komt met een ander motief. De angst van Hermanus van Hellendoorn zou voortvloeien uit mogelijk te verwachten boosaardige reacties op grond van de industriële gevolgen van de uitvinding.’
Vledder keek verbaasd naar hem op.
‘Heb je die zin uit je hoofd geleerd?’
De Cock negeerde de spot.
‘Volgens Harold van Haastricht,’ ging hij onverstoord verder, ‘was het die angst, die Van Hellendoorn ervan weerhield om de uitvinding openbaar te maken. En wat blijkt nu…’ De oude rechercheur zweeg even voor het effect. ‘…onze Beeveedee in Den Haag is volkomen op de hoogte. Men weet precies om welke uitvinding het gaat. En men weet ook exact welke mensen erbij betrokken zijn. Zelfs Mooie Karel, die toch slechts zijdelings bij de affaire is betrokken, meende dat hij werd gevolgd.’
Vledder keek hem met grote ogen aan.
‘Je hebt gelijk,’ riep hij verrast. ‘Dat kan in feite helemaal niet. Als die uitvinding niet openbaar is gemaakt… hoe kan de Beeveedee dan weten dat er zo’n uitvinding is?’
De Cock zuchtte.
‘Er is of was ergens een lek.’
Vledder trok een ernstig gezicht.
‘Een lek, waarvan Hermanus van Hellendoorn uiteindelijk de dupe is geworden.’
De Cock plukte aan zijn onderlip.
‘We kunnen gevoeglijk aannemen, dat Hermanus van Hellendoorn niet op de hoogte was van het feit dat de uitvinding was uitgelekt.’
Vledder keek hem nadenkend aan.
‘Hoezo?’
‘Als Van Hellendoorn dat wel had geweten, dan had zijn verweer tegen het openbaar maken van de uitvinding toch geen enkele zin.’
Vledder kneep zijn lippen op elkaar.
‘Uit alles blijkt,’ sprak hij somber, ‘dat zich achter de rug van Hermanus van Hellendoorn om, een aardige intrige heeft afgespeeld.’
De Cock knikte.
‘Van Brain Trust blijkt de trust van vertrouwen achteraf niet zo groot.’ De oude rechercheur maakte een hulpeloos gebaar. ‘Maar zolang wij niet weten wie het geheim van de uitvinding liet uitlekken en waarom hij of zij dat deed… kunnen we weinig uitrichten.’
Vledder boog zich naar voren.
‘Kunnen we niet aan de Beeveedee vragen wie hen op de hoogte heeft gebracht. Dan kunnen we nagaan waar het lek zit en wie in feite verantwoordelijk is voor de dood van Hermanus van Hellendoorn.’
De Cock lachte hartelijk.
‘Dat heeft weinig zin,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Voor zover mij bekend, gaat de Beeveedee uiterst behoedzaam met haar informanten om.’
Vledder keek hem verwonderd aan.
‘Zou men voor ons geen uitzondering maken?’
Op het brede gezicht van De Cock kwam een grijns.
‘Vergeet het,’ antwoordde hij strak. ‘Het heeft zelfs geen zin om het te proberen. En ik moet je eerlijk bekennen dat ik daar wel begrip voor kan opbrengen. Het zou beslist een onwerkbare situatie…’ De oude rechercheur maakte zijn zin niet af. Op de deur van de grote recherchekamer werd geklopt en Vledder riep: ‘Binnen!’
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de wat gedrongen gestalte van een vrouw. De Cock schatte haar rond de veertig. Ze droeg een lange, wijde donkerbruine regenmantel, die tot ver over haar knieën reikte. Met een bruusk gebaar rukte ze een plastic kapje van haar hoofd. Even bleef ze staan en liet haar blik door de kamer dwalen. Water drupte van haar mantel op de vloer. Toen kwam de vrouw met een wat slepende tred naderbij.