Выбрать главу

‘Misdaadbestrijding is de laatste jaren een uiterst droevige aangelegenheid geworden.’

De grijze speurder plukte nadenkend aan het puntje van zijn neus. De grillige accolades rond zijn mond bewogen… dansten een milde glimlach.

‘Rechercheurs… de jokers van onze huidige samenleving.’

Vledder keek hem verwonderd aan.

‘En jij laat je als joker gebruiken?’

De Cock grijnsde.

‘Zolang de staat dat wil,’ riep hij jolig, ‘ben ik zijn nar en draag zijn zotskap.’

Er werd bescheiden geklopt en Vledder riep: ‘Binnen!’

De deur van de grote recherchekamer gleed langzaam open en in de deuropening verscheen een jonge vrouw.

De Cock schatte haar op voor in de twintig. Ze droeg een lichtblauw verschoten spijkerpak, waaronder een witkatoenen blouse vol kreukels. Haar blonde haren waren strak naar achteren gekamd en eindigden in een korte paardenstaart met een felrode strik als een vlindertje erom.

Plomp, onelegant, stapte ze naderbij. De hakken van haar korte laarsjes klikten op het grijze, dof versleten balatum. Bij het bureau van de oude rechercheur bleef ze staan. Haar gedrag, bijna uitdagend, kende geen enkele aarzeling. Ze trok haar kin iets omhoog en keek hem met een helgroene blik koel observerend aan.

‘U… eh, u bent rechercheur De Cock?’

De grijze speurder reageerde niet direct. Hij bezag haar kleding en stelde tot zijn verwondering vast dat het buiten niet meer regende. Daarna kwam hij half uit zijn stoel overeind en knikte. ‘De Cock met ceeooceekaa,’ antwoordde hij bijna automatisch. Om haar mond met dunne lippen gleed een glimlach.

‘Dat is… eh, dat is… eh, dacht ik, landelijk bekend,’ sprak ze instemmend. Ze wees naar de stoel naast zijn bureau. ‘Kan ik daar gaan zitten?’

De Cock wuifde uitnodigend.

‘Neemt u plaats.’

Ze plofte op de stoel neer en schoof de mouwen van haar jack iets op. ‘Ik ben Dorethea,’ opende ze met een schorre, wat rauwe stem. ‘Dorethea van Hellendoorn. Ik studeer in Enschede op de Universiteit van Twente. Ik heb daar een flatje op de campus.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Dat is toch een Technische Hogeschool?’

Dorethea van Hellendoorn knikte nadrukkelijk.

‘Ik studeer fysica.’

De Cock reageerde verwonderd.

‘Waarom fysica? Is dat iets voor meisjes?’

Dorethea van Hellendoorn keek hem grijnzend aan.

‘Nooit van emanicipatie gehoord?’

De Cock liet zijn hoofd beschaamd zakken.

‘Neem het mij vooral niet kwalijk,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Ik ben een ouderwetse man.’

Dorethea van Hellendoorn keek hem berustend aan.

‘Het is vooral op verzoek van mijn vader,’ ging ze zuchtend verder. ‘Vader wil dat ik mij ga specialiseren in toegepaste natuurwetenschappen. Daar is hij zelf van bezeten en het heeft hem… maatschappelijk gezien… opmerkelijke successen gebracht.’

De Cock beluisterde de toon waarop ze sprak.

‘En dat is ook uw doel… maatschappelijk gezien successen boeken?’

Dorethea van Hellendoorn schudde haar hoofd.

‘Ik wil slechts vader terzijde staan bij zijn onderzoeken. Samen met hem pionieren… dolen in nog onbetreden gebieden… verbanden leggen tussen begrippen die men niet voor mogelijk acht. Dat lijkt mij heerlijk.’ Haar stem trilde van enthousiasme en haar helgroene ogen lichtten even fel op. ‘Volgens mij staat vader op het punt om op basis van een eenvoudige natuurwet opnieuw een belangwekkende uitvinding te doen.’

‘Opnieuw?’

Dorethea van Hellendoorn knikte.

‘Vader heeft al tal van patenten op zijn naam… patenten waarvan de opbrengst hem tot een zeer vermogend man hebben gemaakt.’ Ze schoof de mouwen van haar jack weer iets omhoog en gebaarde met haar rechterhand. ‘Ik zei het u toch: maatschappelijk gezien heeft vader opmerkelijke successen geboekt.’

De Cock keek haar onderzoekend aan. De manier waarop de jonge vrouw sprak stoorde hem. In haar stem beluisterde hij voortdurend een niet te overbruggen tegenstrijdigheid… iets van een laatdunkende bewondering.

‘En u bent,’ vroeg hij geprikkeld en met een zweem van ongeloof, ‘helemaal van de campus van de Twentse universiteit in Enschede naar Amsterdam gereisd om mij vandaag in de Warmoesstraat te vertellen dat uw vader zo’n succesvol man is… maatschappelijk?’

De ogen van Dorethea van Hellendoorn flikkerden kwaadaardig. ‘Natuurlijk niet,’ reageerde ze opstandig. ‘Ik ben niet gek… geen zottin. Ik kom hier niet uit dwaasheid…. uit aanstellerij. Integendeel, ik heb wel degelijk iets te vertellen… iets belangrijks. Maar als u het geduld niet kunt opbrengen om verder naar mij te luisteren, dan is het beter…’

De Cock spreidde zijn beide handen. Zijn breed gezicht lag in een ernstige plooi. ‘Opnieuw… neemt u het mij niet kwalijk,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Maar wat u mij over uw vader vertelt maakt mij onrustig. Ik kan daaruit onmogelijk uw houding ten opzichte van hem inschatten… een van beide… of u veracht hem of u vereert hem?’

Dorethea van Hellendoorn keek hem strak aan.

‘En daartussen is niets?’

De Cock sloot even zijn ogen en zweeg. Hij voelde weinig voor een verhitte discussie met de jonge vrouw voor hij het doel van haar komst kende.

Na enkele seconden keek hij op.

‘U zei dat u mij iets belangrijks te vertellen had?’

Zijn stem klonk mat.

Dorethea van Hellendoorn knikte traag. Ze tastte met haar rechterhand naar een zak in haar jack, nam daaruit een enveloppe en hield die omhoog.

‘Vader schrijft mij niet vaak,’ sprak ze zacht. ‘Een paar ansichtkaarten uit een of ander vakantieoord niet meegerekend, is dit de derde brief die ik ooit in mijn leven van hem heb ontvangen. In zijn relatie tot mensen is vader niet zo sterk. Erg terughoudend. Ik denk dat hij voortdurend bang is om gekwetst te worden.’ In haar stem beefde liefdevolle tederheid. ‘Daarom ben ik van deze brief zo geschrokken… een eerlijkheid, een openhartigheid, die ik niet van hem kende.’ Zij legde de enveloppe naast zich op het puntje van het bureau van De Cock.

De grijze speurder wierp een blik op de omslag en zag dat de brief aan haar naar de campus van de Universteit van Twente was gestuurd. Hij strekte zijn hand naar de enveloppe uit, maar voor hij de brief kon pakken, griste Dorethea van Hellendoorn hem weg en stak hem terug in de zak van haar jack.

‘U mag de brief niet lezen,’ sprak ze hoofdschuddend. ‘Dat zou oneerlijk zijn ten opzichte van mijn vader. De brief is aan mij persoonlijk gericht. Vertrouwelijk. Hij weet niet dat ik u bezoek. Ik doe dit zonder zijn voorkennis… buiten hem om. Ik denk ook niet dat hij van mij verwacht dat ik naar aanleiding van die brief naar een rechercheur zou stappen. Ik denk dat hij niet eens aan die mogelijkheid heeft gedacht.’ De jonge vrouw maakte een vertwijfeld gebaartje. Haar gezicht betrok. ‘Maar ik maak mij zorgen.’

‘Over wat… over wie?’

‘Over mijn vader.’

De Cock boog zich vertrouwelijk naar haar toe.

‘Wat is er dan met uw vader?’ vroeg hij met vriendelijk ongeduld.

Dorethea van Hellendoorn drukte de toppen van haar vingers tegen haar voorhoofd en sloot haar ogen. ‘Vader… vader staat op het punt om te worden vermoord.’

De Cock keek haar vol ongeloof aan.

‘Vermoord?’

‘Ja.’

‘Schrijft hij dat?’

Dorethea van Hellendoorn knikte.

‘Hij schrijft dat het ieder ogenblik kan gebeuren… dat hij er zich volkomen op heeft voorbereid… dat hij het als onafwendbaar beschouwt.’

De Cock strekte zijn rechterhand bezwerend naar haar uit. ‘Even… heel concreet… uw vader schrijft u in zijn brief, dat hij elk moment kan worden vermoord… dat hij zich daarop heeft voorbereid? Waarom… waarom die moord… wat is er gebeurd?’

Dorethea van Hellendoorn schudde haar hoofd.