Выбрать главу

Vledder trok een bedenkelijk gezicht.

‘Een vrij riskante en ook een volkomen onwettige onderneming.’

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

‘Vandaar dat ik jou er liever buiten hield. En mocht er iets scheef gaan, dan had ik ook Handige Henkie gedekt en gezegd dat hij onder mijn dwang had gehandeld.’ De oude rechercheur zweeg even. Na een paar seconden stak hij gebarend zijn rechterwijsvinger omhoog. ‘Maar als ik de formule had gevonden, dan had ik Van Wateringen gearresteerd voor de moord op Van Haastricht en dan was ook de moord op Van Hellendoorn tot een oplossing gekomen.’

Vledder grijnsde.

‘Nu heb je niets.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Kun je begrijpen,’ grinnikte hij, ‘hoe verrast ik was, toen ik zaterdagavond Leonardus van Ledeacker op de Prinsengracht zag lopen. Ik dacht dat ik een middernachtgeest zag verschijnen.’ De oude rechercheur liet zijn hoofd iets zakken. ‘Ik ben ook een beetje kwaad op mijzelf.’

‘Waarom?’

De Cock trok een somber gezicht.

‘Ik ben als een beginneling te werk gegaan,’ sprak hij afkeurend. ‘Met een paar simpele telefoontjes had ik kunnen weten, dat Van Ledeacker en Van Wateringen met elkaar op de Prinsengracht een afspraak hadden. Dan had ik die hele onderneming niet op touw hoeven te zetten… met die operatie kunnen wachten op een gunstiger moment.’

Vledder lachte vrijuit.

‘De oude meester bekent schuld.’

De Cock grinnikte.

‘Ik ben er na een kalme zondag een beetje overheen,’ sprak hij berustend. ‘Maar die zaak van Brain Trust begon aardig aan de uiteinden van mijn zenuwen te kietelen.’ De grijze speurder glimlachte. ‘Dat moet je stevig onderdrukken, anders zoek je naar middelen voor een snel resultaat.’

Vledder knikte begrijpend.

‘Een inbraak aan de zijde van Handige Henkie.’

De Cock maakte een triest gebaar.

‘Ik denk niet dat het mij voorlopig zal lukken om Handige Henkie opnieuw voor een of andere operatie te strikken. Hij was knap narrig toen ik hem naar huis bracht.’

Vledder wees voor zich uit.

‘Ik heb gisteren van huis uit nog een paar maal Jan Kusters gebeld.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Aan het bureau Warmoesstraat?’

Vledder knikte.

‘Ik wilde weten of jij er was.’

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Waarom?’

Vledder trok een zoete grijns.

‘Dan was ik ook gekomen. Onmiddellijk. Ik wist de hele dag met mijn tijd geen raad. Ik had als kind al moeite met het beleven van een gewijde rustdag.’

De Cock lachte. Het rinkelen van de telefoon op zijn bureau deed die lach verstommen.

Vledder reikte ver naar voren en pakte de hoorn van het toestel.

De Cock keek toe. Hij had in de loop der jaren de gelaatsexpressies van zijn jonge collega leren kennen. De oude rechercheur zag in de nek van Vledder een ader zwellen en schrok.

De jonge rechercheur legde de hoorn op het toestel terug en keek op. Zijn gezicht zag bleek.

De Cock slikte.

‘Wie was het?’

‘Henriette… Henriette van Wateringen. Ze heeft zojuist haar man in zijn kantoor gevonden.’

‘Dood?’

Vledder knikte.

‘Vermoord.’

15

De Cock besteedde weinig aandacht aan de inrichting van het kantoor aan de Prinsengracht. Hij had in zijn lange carrière het interieur van de meeste oude panden aan de Amsterdamse grachtengordel leren kennen. Ze boden hem geen verrassingen meer.

Slechts enkele seconden keek hij naar het kolossale bovenlijf van de dode Winfred van Wateringen, dat vrijwel het gehele middengedeelte van zijn enorme bureau bedekte. Daarna betastte de grijze speurder even de linkerhand van de dode en boog aan de iets gekromde vingers. Het bevestigde zijn vermoeden, dat ook deze man reeds de avond tevoren was vermoord. De lijkstijfheid, zo zou staks dokter Den Koninghe hem zeker bevestigen, was algemeen. Ook wist hij, zonder te kijken, dat op het bovenblad van het bureau, onder de borst van de dode, een omvangrijke plas bloed lag.

De oude rechercheur liep voor het bureau langs, liet zijn scherpe blik over het parket dwalen op zoek naar hulzen, die hij niet verwachtte en ook niet vond en sjokte naar Henriette van Wateringen.

De kleine, wat gedrongen vrouw stond met haar rug geleund tegen een teakhouten wand tussen twee hoge ramen met uitzicht op de gracht.

Ze droeg dezelfde lange wijde donkerbruine regenmantel als een paar dagen geleden tijdens haar bezoek aan de recherchekamer van het bureau Warmoesstraat. Met haar donkere, amandelvormige ogen keek ze de grijze speurder koel observerend aan.

‘Had u dit niet kunnen voorkomen?’ vroeg ze scherp, verwijtend.

De Cock antwoordde niet. Hij liet zijn grijze hoofd iets zakken en maakte een stijve buiging. ‘Gecondoleerd,’ sprak hij plichtmatig en somber. ‘Gecondoleerd met het verlies van uw man. Zijn dood moet een geweldige schok voor u zijn.’

Henriette van Wateringen drukte haar rug los van de wand. ‘Uiteraard is dit een schok voor mij,’ reageerde ze vinnig. ‘Hoeveel moorden moeten er nog gebeuren voor u eindelijk iets doet?’

De Cock liet de kritiek gelaten over zich heen gaan. Op zijn breed gezicht was geen emotie te lezen. ‘U hebt hem zo ontdekt?’ vroeg hij vriendelijk.

‘Ja.’

‘Wanneer?’

‘Kort voordat ik u aan de Warmoesstraat belde.’

De Cock glimlachte.

‘Was er voor u enige aanleiding om naar zijn kantoor aan de Prinsengracht te komen?’

Henriette van Wateringen knikte nadrukkelijk.

‘Angst,’ antwoordde ze kort.

‘U was bang dat er iets met uw man was gebeurd?’

Henriette van Wateringen knikte opnieuw.

‘Gisteravond zei Winfred tegen mij: “Jij gaat toch naar de bridgeclub, dan ga ik in die tijd even naar mijn kantoor.”’

‘Hoe laat was dat?’

‘Ongeveer acht uur. Misschien iets later.’

‘Had uw man een afspraak?’

Henriette van Wateringen trok haar schouders op.

‘Daar heeft hij niets van gezegd. De avond tevoren… zaterdagavond… had hij een afspraak met Van Ledeacker. Nu wilde hij, meen ik, een paar stukken doornemen.’

‘Heeft uw man u nog iets gezegd over zijn ontmoeting met Van Ledeacker?’

Henriette van Wateringen schudde haar hoofd.

‘Toen hij thuiskwam, lag ik al in bed. De volgende dag is het geen onderwerp van gesprek geweest.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Gisteravond,’ recapituleerde hij, ‘ging uw man om ongeveer acht uur op weg naar zijn kantoor. Met zijn auto?’

‘Ja.’

‘Wanneer ging u weg?’

‘Kort daarna. Nog geen vijf minuten later. We beginnen op de club meestal om halfnegen.’

‘Wanneer kwam aan het bridgeavondje een einde?’

‘Ik dacht zo om kwart voor elf. Toen ik om ongeveer elf uur thuis op de flat kwam, was Winfred er niet. Dat verbaasde mij een beetje. In de regel maakt hij het ’s avonds niet zo laat. Ik dacht eerst dat hij al naar bed was gegaan, maar in zijn slaapkamer was hij niet. Ik werd toen toch wel erg ongerust en belde zijn kantoor. Er werd niet opgenomen.’

De Cock hield zijn hoofd iets scheef.

‘Toen hebt u verder de gehele nacht thuis zitten wachten op zijn terugkomst?’ In zijn stem trilde ongeloof. ‘U wist toch wat er met die andere mannen van Brain Trust was gebeurd.’

Henriette van Wateringen schudde haar hoofd.

‘Ik heb niet zitten wachten,’ reageerde ze geprikkeld. ‘Niet lang. Ik hield het thuis niet meer uit. Ik ben in mijn wagentje gestapt en naar de Prinsengracht gereden. Zijn…’