Выбрать главу

‘Waar ga je heen?’

‘Naar huis… dat zei ik toch?’

Jan Kusters schudde zijn hoofd.

‘Dat kan niet.’ Hij wees omhoog. ‘Er zit boven nog een vrouw op je te wachten.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Heeft Vledder haar niet afgehandeld?’

‘Ze kwam binnen nadat Vledder was vertrokken.’

De Cock maakte een moedeloos gebaar.

‘Ik heb er echt geen zin meer in. Kun je haar niet wegsturen?’

Jan Kusters trok een grijns.

‘Dat heb ik al geprobeerd,’ riep hij vertwijfeld. ‘Ik zei haar, dat jij vanavond vermoedelijk niet meer aan het bureau terugkwam. Toen zei ze, dat ze desnoods de gehele nacht zou blijven wachten. Ik maakte nog een grapje en zei dat wij voor nette mensen geen logies en ontbijt verzorgen. Het gaf niets. “Ik ga niet weg,” zei ze, “voor ik hem heb gesproken.”’

De Cock maakte een berustend gebaartje, slofte loom naar de stenen trap en hees zijn negentig kilo langs de leuning omhoog.

Op de bank naast de deur van de grote recherchekamer zat een vrouw. De Cock schatte haar op voor in de dertig. Ze was gekleed in een glimmend rode regenmantel met op haar hoofd een hoedje in de vorm van een zuidwester.

Toen ze de grijze speurder in het oog kreeg, stond ze op en liep op hem toe. ‘De Cock,’ sprak ze opgewonden. ‘U bent toch rechercheur De Cock?’

De oude speurder knikte.

‘Met ceeooceekaa,’ mompelde hij binnensmonds.

Ze ademde opgelucht en trok de zuidwester van haar hoofd. ‘Ik ben blij dat u vanavond nog naar het bureau bent gekomen. Ik had mij er al op voorbereid om hier de gehele nacht te zitten.’

De Cock keek haar nog eens aan. Ze had een ovaal, vriendelijk open gezicht in een prettige omlijsting van lichtblond haar. Haar ogen deden hem denken aan een antieke Delftsblauwe schaal op de tafel in de huiskamer van zijn oude moeder.

Hij liep langs haar heen en hield de deur van de grote recherchekamer uitnodigend voor haar open. Daarna liet hij haar op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen.

De Cock smeet zijn hoedje missend naar de kapstok. Met zijn regenjas nog aan ging hij achter zijn bureau zitten en boog zich naar voren.

‘Met wie,’ vroeg hij uiterst beminnelijk, ‘heb ik het genoegen?’

De vrouw antwoordde niet direct. Ze knoopte haar rode regenmantel los en verschoof iets op haar stoel.

‘Ik… eh, ik ben Maria… Maria van Ledeacker.’

De Cock kneep zijn wenkbrauwen naar elkaar toe.

‘De… eh, de vrouw van Leonardus van Ledeacker… de biochemicus?’

‘Ja.’

De Cock keek haar gespannen aan.

‘Is er iets met uw man?’

Maria van Ledeacker schudde haar hoofd.

‘Ik… eh, ik wil alleen niet meer dat hij wordt vermoord.’

De Cock slikte.

‘Wat zegt u?’ vroeg hij geschrokken.

Maria van Ledeacker keek hem aan. In haar blauwe ogen lag een smekende blik.

‘Ik doe het niet.’

16

Het was donker en het regende zacht. Een vieze miezerige regen, die uit Amsterdam niet meer leek weg te denken. Omdat de ruiten van de nieuwe Golf waren beslagen, draaide De Cock het raam van het rechterportier open. Over het duistere water van de Amstel dreef in spookachtige slierten een steeds wisselende bundel van grijze nevels.

Aan de oever, bij een serie wanstaltige woonschuiten, wist hij een politiewagen met Appie Keizer en de sterke Fred Prins. De Cock werkte graag men beiden samen en wist dat hij steeds een beroep op hen kon doen.

Verderop, dicht bij de ingang van de begraafplaats Zorgvlied, stond een kleine lichtgrijze Mitsubishi Colt.

Op verzoek van De Cock had Maria van Ledeacker haar wagen met de voorkant naar het hek geparkeerd. Vledder had hun nieuwe Golf andersom geplaatst. Met de voorkant naar de Amstel.

Ondanks de regen had ook Maria van Ledeacker voor een beter uitzicht haar portierraam opengedraaid. Door de afstand kon de oude rechercheur haar gelaatstrekken niet scherp onderscheiden, maar in het licht van een straatlantaarn glansden haar blonde haren.

De Cock keek nog eens om zich heen. Hij had de plek zorgvuldig gekozen. De parkeerplaats bij de oude begraafplaats bood ook bij avond voldoende mogelijkheden voor een goede observatie. Bovendien was de smalle weg langs de Amstel gemakkelijk te blokkeren.

De oude rechercheur hoopte echter dat een blokkade niet nodig zou zijn en dat degene die hij verwachtte, te voet zou komen.

De Cock had de geplande strategie met Maria van Ledeacker ettelijke malen doorgenomen en haar gewezen op de gevaren die zij liep. Hij had geprobeerd om de risico’s zo klein mogelijk te houden, maar geheel beschermen kon hij haar niet.

De grijze speurder verwachtte dat het verhaal dat hij Maria van Ledeacker had ingeprent, voldoende vertrouwen zou inboezemen en alle argwaan tegen haar zou wegnemen.

Helemaal gerust was hij daar niet op.

Met een nerveus gebaar schoof De Cock de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. Het was bijna kwart over elf en dat was, naar zijn stellige overtuiging, steeds het tijdstip waarop de moorden waren gepleegd.

De oude rechercheur voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Als zijn plan lukte, dan was ook de bewijsvoering compleet. Anders voorzag hij nog tal van problemen en moeizame verhoren.

Vledder keek hem van terzijde aan.

‘Wat doe je als Maria van Ledeacker de revolver niet krijgt, maar met diezelfde revolver wordt neergeschoten?’

‘Wat doe je somber.’

Vledder maakte een wrevelig gebaartje.

‘Wat doe je?’ herhaalde hij.

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Zover laat ik het niet komen. Ik wacht niet op het moment van overhandigen. Dat is te gevaarlijk. Het gaat mij om die revolver.’

Vledder reageerde verrast.

‘Niet om de dader?’

De Cock veegde met zijn zakdoek de voorruit schoon.

‘Als ik de revolver heb, dan…’

De oude rechercheur stokte. Vanuit de richting van de stad kwam met geringe snelheid een grote donkerblauwe Mercedes met gedimde lichten. Nog voor de wagen hen voorbijreed, herkende De Cock de vrouw aan het stuur. Het schokte hem niet. Hij wachtte tot de Mercedes tegen het hek naast de Mitsubishi Colt stopte, sprong toen uit de Golf en rende erop af.

Vledder gniffelde even. De Cock in draf was een komisch gezicht. De jonge rechercheur startte de politiewagen, reed weg en bracht de Golf met gierende remmen achter de Mercedes tot stilstand. Daarna stapte hij uit, een getrokken pistool in zijn hand.

De Cock rukte het rechterportier van de Mercedes open en schrok toen de vrouw vrijwel onmiddellijk daarna een revolver op hem richtte. In een flits greep de oude rechercheur naar het wapen. Een schot deed zijn trommelvliezen bijkans barsten en een kogel suisde langs zijn hoofd. In een korte wilde krachtsinspanning, waarin hij de richting van de loop van zich af hield, wrong De Cock de revolver uit haar hand. Even keek hij naar het wapen, toen stak hij het met een zucht van opluchting in de zak van zijn regenjas.

Een moment leek het alsof hij geen stem meer had, of er geen geluid meer uit zijn keel kon komen. Toen slikte hij die angstprop weg. ‘Mevrouw Van Hellendoorn,’ sprak hij schor. ‘Ik arresteer u als verdacht van moord op uw man.’

De Cock had zijn jonge collega’s die, zoals hij dat noemde, aan het slotakkoord hadden meegewerkt, uitgenodigd voor een hapje en een drankje bij hem thuis.

Dick Vledder, Fred Prins en Appie Keizer waren al vaker te gast geweest en kenden de huiselijke gezelligheid die mevrouw De Cock wist te scheppen.

De Cock zelf maakte een ontspannen, bijna vrolijke indruk. Nu de zaak was gelopen zoals hij had gehoopt, waren alle emoties bij hem weggeëbd. Hij had voor deze bijzondere gelegenheid een werkelijk verrukkelijke cognac uit zijn voorraadje opgediept en vulde met welgehagen de diepbolle glazen.