Mevrouw De Cock had, zoals gebruikelijk, haar vele culinaire vaardigheden aangewend en serveerde louter lekkernijen. Het was natuurlijk de onstuimige Vledder, die zijn ongeduld niet kon bedwingen. Hij boog zich uit zijn fauteuil. Het diepbolle glas nog onaangesproken in de hand.
‘Waarom kwam Maria van Ledeacker aan jou vertellen dat zij haar man niet wilde vermoorden?’
De Cock gebaarde voor zich uit. ‘Omdat zij zich met hem had verzoend.’
‘Verzoend?’
De Cock knikte. ‘Leonardus van Ledeacker had een intieme relatie met zijn knappe receptioniste. Dat had de woede van zijn vrouw gewekt. Maar toen hij berouw toonde, de relatie met de receptioniste verbrak en naar zijn vrouw terugkeerde… wilde zij hem niet meer doden.’
Vledder grinnikte ongelovig. ‘Bestond er dan een plan om dat te doen?’
De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Sybille van Hellendoorn zou Maria van Ledeacker voor dat doel de Nagant-revolver overhandigen… zoals zij dat bij Adèle van Haastricht en Henriette van Wateringen had gedaan.’
Vledder slikte. ‘Van Haastricht en Van Wateringen werden door hun eigen vrouw vermoord?’
De Cock zuchtte. ‘Het was een duivels complot… uitgedacht door Sybille van Hellendoorn.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik begrijp er nog niets van.’
De Cock pakte zijn glas, snoof even en nam een slok van zijn cognac. Omzichtig zette hij het fraaie glas op het tafeltje terug.
‘Zover mijn herinnering reikt,’ begon hij, ‘heb ik in een moordzaak nog nooit zo lang de oplossing in een verkeerde richting gezocht. Ik meende oprecht dat ik de dader in de kring van Brain Trust moest zoeken en dat het voor de hand liggende motief het bezit van de formule van de uitvinding was. Daar komt nog bij dat de moorden zo identiek waren, dat ik in de overtuiging leefde met een en dezelfde moordenaar van doen te hebben. Het opmerkelijke in deze zaak is, dat reeds in het begin de aandacht op Sybille van Hellendoorn werd gevestigd.’
Vledder knikte instemmend. ‘Door dochter Dorethea, die haar moeder zonder meer van moordplannen beschuldigde.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar. Ik heb dit echt niet zorgeloos terzijde geschoven, maar ik vond geen directe aanwijzingen. Zeker, ze was een verhouding met Mooie Karel begonnen… maar voordien waren er al tal van mannen in haar leven geweest.’
Vledder zwaaide om aandacht. ‘Wanneer ontstond het plan om haar man te vermoorden?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het plan behelsde niet alleen de moord op haar man. Het ging veel verder. Ze wist dat alle dames van haar bridgeclubje problemen met hun echtgenoten hadden. Die problemen vormden dikwijls het onderwerp van hun onderlinge gesprekken. Die gesprekken leidden op den duur tot een soort samenzwering. De dames zouden ieder hun man vermoorden onder de dekmantel van een onomstotelijk alibi: het bridgeclubje.’
Vledder hijgde. ‘Dat klopt,’ riep hij enthousiast. ‘Van Hellendoorn werd vermoord toen de dames van de bridgeclub bijeen waren. Van Haastricht werd vermoord toen er een extra bridgeavond werd ingelast om de treurende mevrouw Van Hellendoorn wat op te vrolijken.’
De Cock knikte. ‘De plannen waren al enige tijd in voorbereiding. Sybille bezat een oude Nagant-revolver met veel munitie. Ze nam de dames van het moordzuchtige bridgeclubje mee naar de duinen bij Katwijk en oefende met hen het gebruik van het wapen. Het was ook in haar opdracht dat er viermaal op de borst van hun argeloze, nietsvermoedende slachtoffer moest worden geschoten.’
Mevrouw De Cock schudde verbijsterd haar hoofd. ‘Dat kan toch niet waar zijn?’
De oude rechercheur glimlachte. ‘Vledder en ik hebben de resultaten gezien,’ sprak hij cynisch. De grijze speurder nam nog een slok van zijn cognac. ‘De zaak kwam in een stroomversnelling,’ ging hij verder, ‘toen Sybille van Hellendoorn van haar man hoorde welk een fabelachtig bedrag door een oliemaatschappij aan Van Haastricht was geboden voor de formule van de uitvinding.
Sybille begreep dat ze niet lang moest wachten. Op woensdagavond, terwijl de andere dames van de bridgeclub haar een alibi verschaften, reed ze met haar grote Mercedes naar de Oude Schans. Ze parkeerde daar haar wagen, liep naar de Binnenkant en schoot haar man zittend aan zijn bureau vier kogels in zijn borst. Daarna nam ze uit de open brandkast de formule van de uitvinding. Ze kende die formule. Ze had die zelf voor haar man uitgetypt. Ze wist echter niets van de brief die haar man aan haar dochter Dorethea had geschreven, en was daarom hoogst verbaasd dat wij al van die moord wisten toen zij zich de volgende morgen bij ons meldde.’
Vledder wuifde voor zich uit. ‘Dus zij had die formule? Terwijl wij dachten dat Van Haastricht of Van Wateringen die had gestolen.’
De Cock grijnsde. ‘Sybille begreep heel goed dat wij de moordenaar in de kring van Brain Trust zouden zoeken en wakkerde die gedachte nog aan door Adèle van Haastricht te laten verklaren, dat zij de zekerheid had dat Van Wateringen de dader was.’
Mevrouw De Cock kon zich niet bedwingen. ‘Wat een duivels wijf,’ riep ze geschrokken.
De Cock knikte. ‘Dat zei haar dochter ook. Die noemde haar een egoïstisch dier… een satansgebroed.’
Vledder boog zich weer naar voren. ‘Stond Sybille toe, dat Maria van Ledeacker haar plan niet uitvoerde?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht. ‘Dat was juist mijn angst. Sybille stond erop dat Maria van Ledeacker… ondanks de verzoening met haar man… toch haar plan zou uitvoeren. Sybille van Hellendoorn dreigde zelfs, dat een eventuele weigering ook voor Maria consequenties zou hebben. Dat was de reden dat ze zich bij mij meldde en zich bereid toonde om aan de ontmaskering mee te werken.
Ik heb Maria gevraagd om zich met Sybille in verbinding te stellen met de mededeling dat zij toch haar moordplan wilde uitvoeren en of Sybille haar daartoe de revolver wilde overhandigen.’
Vledder knikte begrijpend. ‘De ontmoeting bij Zorgvlied.’
‘Precies.’
‘Zonder de hulp van Maria van Ledeacker waren we er nooit uitgekomen.’
De Cock stak afwerend zijn hand op. ‘Ik wist al dat ik de dader onder de vrouwen van de slachtoffers moest zoeken.’
‘Voordat Maria van Ledeacker bij je kwam?’
De Cock knikte. ‘Het verhaal van Henriette van Wateringen klopte niet en dat kon ik bewijzen.’
‘Je bedoelt dat ze Dorethea op de gracht had gezien?’
De Cock knikte. ‘Dat was een leugen door Sybille ingegeven, die wist dat haar dochter, met wie ze in onmin leefde, zo’n jack met een duivelskop had.’
Vledder keek hem verward aan. ‘Hoe dan?’
‘De hond.’
‘Wat voor een hond?’
De Cock glimlachte. ‘De schnautzer… de schnautzer van Van Wateringen. Een lief dier, dat niet alleen kan zijn want dan begint hij hinderlijk te blaffen. De andere flatbewoners aan de Realengracht hadden daar in het verleden al dikwijls over geklaagd. Henriette van Wateringen vertelde dat zij na haar man de flat had verlaten en naar de bridgeclub was gegaan. De hond zou vanaf dat moment alleen moeten zijn geweest. En wat bleek bij mijn onderzoek in de flat… de hond had niet geblaft.’
De ogen van Vledder glinsterden.
‘Henriette van Wateringen was dus niet naar de bridgeclub, maar in haar flat.’
De Cock knikte. ‘De schnautzer had alleen geblaft tussen elf uur en halftwaalf.’
De mond van Vledder viel open. ‘Toen zij weg was om haar man te vermoorden.’
De Cock schonk zich nog eens in en leunde met het glas in zijn hand in zijn fauteuil achterover. De lange uiteenzetting had hem wat vermoeid.
Fred Prins vroeg zijn aandacht. ‘Waar zijn de vrouwen nu?’
‘Alle vier in het cellenhuis aan het hoofdbureau.’
Mevrouw De Cock keek haar man verschrikt aan.
‘Alle vier? Ook die Maria… Maria van Ledeacker?’
De Cock knikte. ‘Ze heeft zich schuldig gemaakt aan een omissiedelict. Maria van Ledeacker droeg al geruime tijd kennis van de moorden… op een tijdstip, zoals de wet zegt, dat ze nog hadden kunnen worden voorkomen… en liet toen na ons of het slachtoffer in te lichten. Dat is een strafbaar feit. Maar de rechter zal uiteraard rekening houden met het feit dat zij aan de oplossing van de zaak heeft meegewerkt.’