Выбрать главу

‘U hebt haar nooit persoonlijk ontmoet?’ vroeg De Cock. Gerbrandsen schudde zijn hoofd.

‘Niet dat ik weet. Ik ben in elk geval nooit aan haar voorgesteld. Ik heb alleen via geruchten onder leden van mijn personeel wel eens vernomen dat Mathilde de Graaf bij modehuis Verbruggen een fabelachtig salaris verdiende.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. Hij haalde het beeld van de blonde jonge vrouw in de opvallende regenjas voor zijn geest. Het idee dat die vrouw van een klein salarisje moest leven, had hij gisteren al verworpen.

‘Verdiende of kreeg?’

Gerbrandsen keek hem peilend aan.

‘Wat bedoelt u met die vraag?’

De Cock trok een grijns.

‘Was zij voor haar werkzaamheden als secretaresse dat fabelachtige salaris waard?’

‘Dat kan ik niet beoordelen,’ antwoordde Gerbrandsen schouderophalend.

Dit leidde De Cock niet verder. Hij veranderde van onderwerp.

‘Ik heb vernomen dat ook de heer Van Maathuizen wel eens een bijdrage leverde aan de website van Verbruggen.’

‘Dat is mij bekend,’ sprak Gerbrandsen afgemeten.

‘Hoe weet u dat?’

‘Van Maathuizen heeft mij dat zelf verteld.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘In een openhartige bui?’

Gerbrandsen gebaarde naar de telefoon op het bureau van De Cock.

‘Hij bood mij heel nederig zijn excuses aan voor de inhoud van de website van het modehuis. Hij zei dat hij zich daarvan distantieerde.’

‘Netjes,’ viel De Cock hem in de rede.

‘Hij zei dat hij het niet eens was met de aantijgingen en het taalgebruik van de heer Verbruggen. De manier waarop hij mij bejegende bestempelde hij als onfatsoenlijk. Volgens Van Maathuizen hadden hij en Verbruggen over dat onderwerp al een paar maal heftig gediscuteerd.’

‘Hoe heftig was die woordenwisseling?’

Gerbrandsen zuchtte diep.

‘Via leden van mijn personeel bereiken mij wel eens meer alarmerende berichten… berichten over slaande ruzies. Volgens mij broeit er in de top van het modehuis Verbruggen al jaren een soort paleisrevolutie.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Met als uiteindelijk gevolg de moord op de heer Verbruggen?’

Gerbrandsen tastte naar zijn koffertje.

‘Het is aan u, rechercheur,’ antwoordde hij fijntjes, ‘om dat te onderzoeken.’ Vledder stond op en begeleidde Gerbrandsen naar zijn bureau voor het proces-verbaal.

Toen Rudolf Gerbrandsen met zijn koffertje de grote recherchekamer had verlaten, richtte Vledder zich met een schuins lachje tot De Cock.

‘Dat verhoor hebben we samen prettig afgewerkt, collega,’ zei hij niet zonder ironie.

‘Ach, Dick, het duurt niet meer zo lang, dan mag je het helemaal alleen doen.’ De Cock dacht aan de tijd na zijn pensioen. Vledder sloeg hem vriendschappelijk op de schouder. Hij begreep best waar zijn oude collega en mentor tegenop zag. De Cock gromde en stond van zijn stoel op. Hij slofte vermoeid naar de kapstok.

Vledder kwam hem na.

‘Waar ga je heen?’

De Cock keek om.

‘Weet jij waar het kantoor van dat modehuis Verbruggen is gevestigd?’

Vledder knikte.

‘Aan de Nieuwezijds Voorburgwal.’ De Cock schoof zijn oude hoedje over zijn grijze haren. ‘Daar gaan we dan samen heen. Ik ben benieuwd hoe opgelucht de heer Van Maathuizen op de gewelddadige dood van zijn directeur reageert.’

Vledder grijnsde.

‘En of die enge Mathilde de Graaf vanmorgen op kantoor is verschenen.’

Ze verlieten de Warmoesstraat en kuierden via de Oudebrugsteeg naar de Kolksteeg en van daar naar de Nieuwezijds Kolk. Daar bleef De Cock even staan. Toen hij op adem was gekomen wees hij naar de zijgevel van het Korenmetershuisje.

‘Als ik hier voorbijkom, moet ik altijd aan die arme Katja Anna Solarsky denken… hoe ze hier weggezakt met haar rug tegen de muur lag… vol bloed.’

Vledder knikte met een somber gezicht.

‘Ik herinner het me nog… een mooie jonge vrouw met zes kogels in haar lijf.’[2] Vanaf het Korenmetershuisje liepen ze verder de Nieuwezijds Voorburgwal op.

Hoeveel voetstappen hadden ze hier samen al liggen, overdacht Vledder. De Cock had die morgen gezegd dat het niet zo lang meer zou duren voor hij alles alleen mocht doen… Dan zou hij hier alleen lopen. Vledder schudde die gedachte van zich af. Voor het kantoorgebouw van het modehuis Verbruggen bleven ze staan.

Vledder wees lachend voor zich uit.

‘De Cock, ik zie geen enkel rouwbeklag. Geen vlag halfstok… niets.’

De Cock glimlachte.

‘Ik ben op Urk geboren. Wanneer daar iemand stierf, hing men lakens voor de ramen van het sterfhuis.’

Ze stapten het kantoorgebouw binnen. Achter een sierlijke tafel zat, gekleed in een opvallend lichtblauw mantelpakje, een knappe jonge vrouw. De oude rechercheur lichtte ter begroeting zijn hoedje.

‘Mijn naam is De Cock, met… eh, met ceeooceekaa.’ Hij gebaarde opzij. ‘En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn als rechercheurs verbonden aan het politiebureau in de Warmoesstraat.’

De jonge vrouw fronste haar wenkbrauwen.

‘Recherche?’ vroeg ze met afkeer in haar stem.

‘Ik neem aan,’ sprak De Cock gedragen, ‘dat u al op de hoogte bent van het overlijden van uw directeur Verbruggen?’ De jonge vrouw knikte alsof dat een prettige mededeling was. ‘De heer Van Maathuizen heeft ons vanmorgen over zijn dood geïnformeerd.’

‘Heeft het u geschokt?’

‘Zijn dood?’ Haar stem schoot omhoog.

‘Ja.’

Ze grijnsde en zei sneclass="underline"

‘Ik denk niet dat wij vandaag op kantoor treurmuziek zullen laten horen.’

De Cock legde zijn hand op de fraaie tafel die als balie dienstdeed.

‘U bent de receptioniste hier?’

‘Al jaren.’

‘Hoe is uw naam als ik vragen mag?’

‘Moet dat?’ vroeg ze kribbig.

De Cock glimlachte.

‘Ik weet graag met wie ik heb gesproken.’

‘Anita… Anita de Reus,’ antwoordde ze met tegenzin. ‘Mijn collega en ik wilden graag een onderhoud met uw heer Van Maathuizen.’

Anita de Reus snoof en keek brutaal in het gezicht van De Cock.

‘Hij is níéts van mij,’ reageerde ze snibbig. ‘Daar heeft hij ander personeel voor. Ik zal zien of de heer Van Maathuizen u kan ontvangen. Hij is nogal bezet. Door het overlijden van directeur Verbruggen komt er veel op hem af.’

De Cock glimlachte.

‘Zeg hem voor alle zekerheid dat wij niet van plan zijn om te vertrekken voor wij hem hebben gesproken.’

De receptioniste kwam achter haar tafel vandaan en verdween door een deur. Na enkele minuten kwam ze terug.

‘Heren, wilt u mij maar volgen, dan breng ik u naar zijn kamer.’ Heupwiegend liep ze voor Vledder en De Cock uit.

De heer Van Maathuizen bleek een vriendelijk ogende man met een rond gezicht en waakzame grijze ogen boven opbollende wangen. De Cock schatte hem op een jaar of veertig. Hij droeg een keurig gesneden donkerblauw kostuum. Hij kwam achter zijn bureau vandaan en wees naar een metalen zitje in een hoek van zijn kamer. Zijn gezicht straalde van welwillendheid.

‘Neemt u plaats,’ sprak hij jubelend. ‘Het is mij een eer om de beroemde rechercheur De Cock, met ceeooceekaa, en zijn assistent Vledder te mogen ontvangen. Ik heb begrepen dat u samen de moord op onze directeur, de heer Charles Verbruggen, behandelt.’

De rechercheurs mompelden wat en namen plaats. Van Maathuizen schoof bij hen aan.

‘Hebt u al vorderingen gemaakt?’ Het klonk kruiperig van de keurige man.

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik ben benieuwd wie u over de moord op de heer Verbruggen heeft ingelicht.’

Van Maathuizen reageerde verrast.

‘Mathilde de Graaf, onze secretaresse,’ zei hij met een hoge stem, ‘belde mij gisteravond laat. Ik lag al op bed. Mathilde was geheel ontdaan. Ze vertelde wat haar was overkomen. Het moet voor haar een verschrikkelijke ervaring zijn geweest.’

вернуться

2

Zie: De Cock en kogels voor een bruid.