Выбрать главу

De oude rechercheur liet zijn blik door het kantoor dwalen. Het zag er keurig uit. Aan de wanden hingen foto’s van mannelijke en vrouwelijke modellen in modieuze kleding. Een prettige, niet storende verlichting daalde vanuit het plafond neer op de bureaus. Overal stonden computers.

Ongeveer in het midden van het kantoor, achter een immens groot bureau, zat een man in een smetteloos lichtgrijs kostuum. De Cock schatte hem op voor in de dertig. Hij had zacht golvend donkerblond haar en een vriendelijk ogend ovaal gelaat met bruine ogen. Toen de man de rechercheurs zag naderen kwam hij haastig overeind en schoof twee stoelen voor zijn bureau. Daarna drukte hij hen de hand en wees naar de door hem klaargezette stoelen.

‘Neemt u plaats.’

Vledder ging zitten, maar De Cock bleef staan.

‘U hebt zich gisteravond niet aan mij voorgesteld,’ sprak hij streng.

De man bracht even zijn rechterhand naar zijn mond.

‘Dat is waar. Dat heb ik mij later ook gerealiseerd. Maar ik was zo blij dat ik u aan de lijn had, dat ik…’ Hij voelde zich duidelijk wat ongemakkelijk, pauzeerde even en vervolgde toen: ‘Mijn naam is Bernisse, Henry Bernisse. Ik ben in dienst van het modehuis Gerbrandsen. Dit is het kantoor van ons modehuis.’ Hij ging weer zitten. De Cock nam naast Vledder plaats. Bernisse maakte met zijn platte handen een bijna bezwerend gebaar over het bureau waaraan hij zat.

‘Dit is niet mijn plek. Ik heb hier maar een simpele kantoorfunctie. Wel beschik ik over een sleutel van het kantoor, zodat ik u hier op dit uur, buiten kantoortijd, kan ontvangen.’ De Cock glimlachte.

‘Het is niet onze gewoonte om op elk vaag telefoontje in te gaan, en zeker niet na kantoortijd. Maar ik beluisterde gisteravond in uw stem een lichte trilling van paniek.’

Bernisse knikte.

‘Dat klopt, en daar gaat het ook over. Ik maak mij ernstig zorgen.’

‘Over wie… over wat?’

‘Ik ben zo’n beetje de protégé van de heer Gerbrandsen, eigenaar van dit modehuis. Door hem heb ik mijn baan hier op kantoor gekregen. Een broer van mijn vader had vroeger een atelier, een confectiebedrijf. Hij kende Gerbrandsen nog van vroeger.’ De Cock glimlachte.

‘En over die heer Gerbrandsen,’ sprak hij beminnelijk, ‘maakt u zich zorgen?’

Vledder volgde het gesprek geamuseerd. Hij kende de tactiek van zijn mentor en hij wist dat De Cock het ene moment liefjes kon doen en na een stilte donderend zijn volgende vraag kon afvuren.

Bernisse zuchtte.

‘Rudolf — ik mag hem bij zijn voornaam noemen — is woedend op de heer Verbruggen van modehuis Verbruggen, dat is een concurrent van ons.’

De Cock schonk hem een milde grijns.

‘Concurrenten liggen wel vaker met elkaar overhoop,’ sprak hij gladjes.

Bernisse schudde zijn hoofd.

‘Dit is ernstiger,’ sprak hij met een vreemd gespannen gezicht. ‘Veel ernstiger! De heer Verbruggen heeft op internet een eigen website, en die gebruikt hij om Rudolf en ons modehuis belachelijk te maken en te bespotten.’

‘Toch niets om je zorgen over te maken?’ vroeg De Cock glimlachend.

Bernisse spreidde zijn handen.

‘Het gaat heel ver. Die man beschuldigt ons van fraude, van diefstal en het imiteren van creaties van anderen. Ons maatwerk, zo meldt hij, is nog slechter dan de gemeenste confectie. Kortom, hij belastert ons met grove leugens. Dat benadeelt onze business. Het heeft ons bedrijf al een stroom aan relaties gekost.’ Bernisse schoof een map die voor hem lag over het bureau in de richting van De Cock.

‘Op verzoek van de heer Gerbrandsen heb ik de berichten van de website van Verbruggen de laatste maanden regelmatig gedownload. Hier heb ik de prints voor u.’

De oude rechercheur trok zijn wenkbrauwen op.

‘Wat is dat, “gedownload”?’

‘Berichten binnenhalen naar mijn computer. En die heb ik hier voor u afgedrukt op papier.’

Onwillekeurig moest Vledder grinniken.

De Cock trok zijn schouders op.

‘Dit is geen affaire voor de recherche,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Laat de heer Rudolf Gerbrandsen een civiele procedure tegen Verbruggen beginnen, een dwangsom bedingen bij verdere aantijgingen en een goed gefundeerde eis tot schadevergoeding.’

Bernisse boog zich naar voren. Een zenuwscheut trilde over zijn wang.

‘Ik ben bang,’ sprak hij hees, ‘dat Rudolf zich op een keer aan hem vergrijpt. Ik weet dat hij al eens met moordplannen naar het huis van Verbruggen aan de Keizersgracht is gegaan. Toen hij op het bordes stond en wilde aanbellen, kwam hij tot bezinning. Maar als die Verbruggen doorgaat met zijn beschuldigingen, dan gebeuren er ongelukken.’

De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.

‘Hebt u zich persoonlijk wel eens in deze affaire gemengd? Hebt u de heer Verbruggen benaderd om hem zijn acties te laten stoppen?’

‘Nee. Ik ben geen partij.’

De Cock keek de man achter het bureau onderzoekend aan.

‘Weet de heer Gerbrandsen dat u nu hier tegen ons dit betoog houdt?’

Ons, bedacht Vledder, ik zit hier anders meer als decor. Bernisse schudde zijn hoofd.

‘Dit,’ sprak hij geëmotioneerd, ‘is mijn eigen initiatief. Rudolf weet hier niets van. Hij mag het ook niet weten. Hij zou mijn gedrag beslist afkeuren.’

De Cock beet op zijn onderlip en wachtte even, terwijl hij Henry Bernisse vorsend aankeek. Toen vroeg hij:

‘Hoe is uw relatie tot de heer Gerbrandsen?’

‘Vriendschappelijk.’

‘Niet meer…’

Bernisse kneep zijn lippen op elkaar.

‘Ik ben geen homo… als u dat bedoelt.’

De Cock knikte vaag.

‘Dat bedoel ik.’

Ze liepen van de Singel terug naar de Kit. Een felle wind mepte vlagen regen in hun gezicht. De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn oude hoedje naar voren.

‘Gaan we hier nog iets aan doen?’ riep Vledder tegen het geluid van de wind en het straatrumoer naar De Cock. Hij wilde weten wat zijn rol nu was.

De Cock liep voor zijn doen stevig door.

‘We pakken straks de Golf en brengen een bezoekje aan de heer Verbruggen. Heb jij het nummer op de Keizersgracht?’ Vledder gromde. De auto door het stadsverkeer loodsen, daar was hij goed genoeg voor.

‘Dat nummer is 1117. Wat leggen we hem ten laste?’ De Cock schudde zijn hoofd.

‘Niets. We vragen hem alleen waarom hij zulke onaardige dingen over het modehuis Gerbrandsen op zijn… hoe noemde hij dat ook weer?’

‘Website.’

‘Op zijn website zegt.’

‘En we gebruiken het verhaal van die Henry Bernisse als inleiding?’

De Cock antwoordde niet direct.

‘Heb jij thuis een computer?’

‘Ja.’

‘Doe je wel eens iets met internet?’

Vledder maakte een schouderbeweging.

‘Als ik iets wil weten zoek ik dat op via een zoekprogramma op internet. Wanneer ik iets wil aanschaffen, bijvoorbeeld de nieuwste, modernste wasmachine, dan vraag ik naar de modernste wasmachines. Eerst kijk ik welke de beste is en dan krijg ik alle informatie die ik wens.’

‘En een maatpak?’ grinnikte De Cock. ‘Kun je dat ook zoeken?’ Vledder lachte.

‘Dan tik ik maatkostuum in, of kleermaker.’

‘Kom je dan de website van die Verbruggen tegen?’

‘Vermoedelijk wel. Elk bedrijf heeft tegenwoordig een website.’

De Cock grijnsde en tikte Vledder op zijn arm.

‘Jij hebt van de week op internet naar een maatkostuum gezocht. Je hebt de website van Verbruggen gevonden en je erover verbaasd dat er zoveel negatieve zaken over het modehuis Gerbrandsen in worden genoemd. Dan hoeven wij de naam van Henry Bernisse niet prijs te geven.’

Vledder keek zijn oude collega geamuseerd aan.

‘Dat is een leugen, De Cock. Maar je hebt het trucje snel door.’ De oude rechercheur knikte.