Выбрать главу

De Cock staarde de man verbijsterd aan.

‘Dat is niet waar!’

De Klerk trok zijn schouders iets op.

‘Waarom zou ik hierover liegen?’

‘Hoe reageerde Mathilde de Graaf hierop?’ zei De Cock terwijl hij naar zijn hoofd greep.

‘Zij reageerde in het geheel niet. Ze zat er bij alsof ze niet hoorde wat er gezegd werd.’

‘Apat h isch?’

De Klerk knikte.

‘Ik had op dat moment diep medelijden met haar.’

De Cock kneep zijn ogen even dicht.

‘U zegt nooit van haar dienst gebruik te hebben gemaakt?’ Christiaan de Klerk schudde zijn hoofd.

‘Ik vertrouwde Charles Verbruggen niet.’

‘Waarom niet?’

Christiaan de Klerk trok een grijns.

‘Het was een typisch staaltje van zijn perverse geest. Ik heb nooit begrepen hoe hij die overeenkomst met Mathilde de Graaf heeft kunnen aangaan. Ik vond het een soort koehandel, waaraan ik niet mee wilde doen.’

De Cock glimlachte.

‘Vond u Mathilde de Graaf geen aantrekkelijke vrouw?’

‘Wellicht voor anderen…’

‘Voor u niet?’

De Klerk reageerde niet direct. Hij keek De Cock een tijdje zwijgend aan.

‘Ik val niet op vrouwen.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Hebt u later met Mathilde de Graaf nog over die vreemde overeenkomst gesproken?’

‘Dat heb ik wel geprobeerd, maar Mathilde de Graaf was daarover niet toegankelijk.’

De Cock boog zich iets naar voren.

‘Hoe reageerde Van Maathuizen, weet u dat?’

De Klerk trok zijn schouders op.

‘Hij profiteerde wel van haar diensten. Voor hij die meid van het modehuis Gerbrandsen leerde kennen had hij vrij regelmatig lijfelijk contact met Mathilde.’

De Cock gebaarde in zijn richting.

‘Met “die meid van het modehuis Gerbrandsen” bedoelt u Andrea van Loosduinen?’

‘Ik ken haar naam niet.’

De Cock snoof.

‘Misschien moet u haar wel spoedig in uw personeelsbestand opnemen.’

‘Hoezo?’

‘Na de fusie.’

De Klerk reageerde als door een wesp gestoken.

‘Er komt geen fusie!’ Hij schreeuwde en stond op van zijn stoel. ‘Een fusie… nooit. Ik zal mij er met hand en tand tegen verzetten. Een fusie met het modehuis Gerbrandsen betekent de ondergang van ons bedrijf.’

De Cock glimlachte om de reactie.

‘De heer Van Maathuizen was juist een warm voorstander van zo’n fusie.’

De Klerk ging grommend weer zitten.

‘Antonie van Maathuizen… God hebbe zijn ziel… was een carrièrefreak, een fanaat, een fantast. Een man zonder scrupules, die je voortdurend “Hals- und Beinbruch” moest wensen.’

‘Hals- und Beinbruch?’ vroeg de Cock.

‘Ja. Hij haalde zakelijk zulke capriolen uit dat je steeds verwachtte dat hij zijn nek brak. Maar wonderbaarlijk genoeg liep het altijd goed af, vaak ook omdat Verbruggen op tijd ingreep.’

‘Een van de vele strubbelingen tussen die twee?’ vroeg De Cock.

‘Ze hadden voortdurend bonje. Antonie van Maathuizen was een vreemde vent. Hij had het hoog in zijn bol. Hij beklaagde zich er voortdurend over dat hij voor zijn veertigste nog geen miljonair was geworden.’ De Klerk trok zijn gezicht strak nadat hij dat gezegd had. ‘Toen ik,’ ging hij verder, ‘van het personeel hoorde dat Verbruggen was vermoord, dacht ik onmiddellijk aan Van Maathuizen.’

De Cock trok denkrimpels in zijn voorhoofd.

‘A ls dader?’

Christiaan de Klerk knikte overtuigend.

‘In zijn hang naar macht en geld acht ik hem tot alles in staat.’ De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Ook tot een moord op Charles Verbruggen?’

‘Absoluut. Ik heb dat eerlijk gezegd al tijden verwacht. Na al die jaren van onmin, u merkte het zelf al op. Ze hadden voortdurend strubbelingen over de te volgen koers van het bedrijf. Dat Verbruggen hem nog steeds naast zich duldde, heeft mij altijd verbaasd.’

De Cock keek de man met een grijns aan.

‘Van Maathuizen is dood… vermoord.’

‘Hij heeft kennelijk een keer te hoog gegrepen,’ was het snelle antwoord van De Klerk.

De Cock glimlachte fijntjes.

‘Meneer De Klerk, die tegenstellingen tussen Charles Verbruggen en Van Maathuizen hebben u wel in een uiterst bevoorrechte positie gebracht.’

‘Hoe bedoelt u dat?’ vroeg de man wantrouwend.

‘U bent gestegen in de hiërarchie. U bent alleenheerser van het modehuis Verbruggen geworden.’

De Klerk zuchtte.

‘Ik dacht dat ik u al voldoende had uitgelegd dat ik daar niet blij mee ben.’

‘Uw uitleg heeft mij niet overtuigd,’ sprak De Cock hoofdschuddend.

De Klerk ging iets achteruit zitten. Een houding van afweer, vond Vledder, die het tafereel van achter zijn bureau volgde.

‘U… eh, u gelooft mij niet. U gelooft niet dat ik de positie verfoei waarin ik terecht ben gekomen door de dood van Verbruggen en Van Maathuizen?’

‘Integendeel,’ zei De Cock, ‘uw positie is de best denkbare in het modebedrijf Verbruggen. De aanvankelijke leider van dit bedrijf was een beul voor het personeel. Charles Verbruggen werd in het hele modewereldje als een onmogelijk mens gezien. Niemand zal zijn dood berouwen… ook u niet, heer De Klerk. De plotselinge dood van de heer Van Maathuizen brengt u niet in dalen van verdriet. Zijn dood betekent het einde van de plannen voor de door u zo vervloekte fusie met het modehuis Gerbrandsen.’

De Cock bracht een grijns op zijn gezicht.

‘Als iemand,’ formuleerde hij kalm en met overtuiging, ‘belang had bij de dood van zowel de heer Verbruggen als van de heer Van Maathuizen, dan bent u dat… heer Christiaan de Klerk. Ondanks uw vele jeremiades hebt u zich heel sluw in een prachtige positie gemanoeuvreerd. Het kon niet beter. Voor de beide moorden had u ijzersterke motieven.’

De Cock pauzeerde. Hij strekte zijn armen naar de man uit.

‘Christiaan de Klerk, ik zeg het u onomwonden: ik verdenk u van een dubbele moord.’

De man keek hem verbijsterd aan. Zijn ogen werden groot en zijn mond zakte open.

‘U bent gek.’

Vledder was op zijn hoede. Je wist nooit waartoe een woedende, in het nauw gedreven man in staat was. Hij spande zijn spieren om De Cock eventueel te hulp te schieten.

Maar De Cock was kalm en knikte gelaten.

‘Ik heb die kreet meer gehoord. U bent waarachtig niet de eerste die aan mijn verstandelijke vermogens twijfelt. En vermoedelijk bent u ook niet de laatste. Ik verzeker u echter dat mijn hersenen nog in een puike conditie verkeren en ik daag u uit mijn verdenkingen met feiten te weerleggen.’

Christiaan de Klerk zwaaide met zijn armen.

‘Man! Je bent gek.’

‘Dat onderwerp hebben we al uitgebreid behandeld,’ gniffelde De Cock. ‘Daar komen wij niet meer op terug. Nog eens… weerleg mijn verdenkingen met feiten, De Klerk.’

‘Het is… het is onzin wat u beweert,’ stamelde de man wanhopig. ‘Het is klinkklare nonsens. Ik heb die mensen niet vermoord.’ De Cock maakte een vragend gebaar.

‘U ontkent?’

‘Ja. Natuurlijk ontken ik,’ beet de man De Cock toe. ‘Dat is geen weerlegging,’ sprak De Cock kalm, ‘van de feiten die ik u heb voorgelegd.’

De Klerk ramde met zijn vuist op het bureau van De Cock.

‘Ik wil een advocaat!’ schreeuwde hij.

De Cock zuchtte.

‘Dat is wat alle moordenaars het eerste roepen.’

11

Vledder stond op en liep lachend naar De Cock.