‘Het lukte niet. Je kwam er niet doorheen. Christiaan de Klerk brak geen moment. Hij bleef alleen maar eindeloos herhalen dat hij onschuldig was.’
De Cock maakte een berustend gebaar.
‘Ik kan mijzelf niets verwijten. Ik heb mijn uiterste best gedaan om de waarheid te achterhalen.’
‘Dat mag je wel zeggen,’ gniffelde Vledder. ‘Ik heb je zelden zo bezig gezien. Zo gedreven… alsof je een bekentenis uit die man wilde persen. Je ging me toch tegen hem tekeer. Allemachtig. Er was een moment dat ik de gedachte had dat jij waarachtig de moordenaar van Charles Verbruggen en Antonie van Maathuizen voor je had zitten.’
De Cock knikte.
‘Ik wilde die indruk ook vestigen. Christiaan de Klerk moest de overtuiging krijgen dat ik onvoorwaardelijk in zijn schuld geloofde.’
Vledder keek hem bewonderend aan.
‘Ik heb genoten van de opbouw van je verhoor. Heel goed. Heel gedegen met het aanvoeren van omstandigheden die De Klerk kwetsbaar maakten. Hij had voor zijn plotseling verkregen situatie in het modehuis in feite geen verdediging.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Maar concrete bewijzen tegen Christiaan de Klerk hebben we niet. Directe lijnen van hem naar de plek waar de slachtoffers zijn omgebracht — vingerafdrukken, bloed of andere sporen — zijn er niet… althans, die hebben wij niet kunnen ontdekken. Het enige wat ik tegen Christiaan de Klerk kon aanvoeren, was het feit dat hij van de beide moorden profiteerde. De moorden brachten hem voordeel, en zijn positie in het modehuis Verbruggen was door het wegvallen van de twee slachtoffers aanzienlijk gestegen.’
‘Volgens hem absoluut tegen zijn wil.’
‘Vermoedelijk is dat ook zo.’ De Cock zuchtte. ‘Ik ben uiteindelijk ook tot de slotsom gekomen dat Christiaan de Klerk de moorden op Charles Verbruggen en Antonie van Maathuizen niet heeft gepleegd. En dat hij inderdaad niets te maken heeft met deze moorden. Het feit dat hij zelfs in Hoorn bij de vader van Mathilde de Graaf op bezoek ging om zich van haar hulp te verzekeren, duidt er wel op dat er geen krachtige alleenheerser in hem schuilt. Hij is veel meer een vat vol onzekerheden.’ De oude rechercheur boog zijn hoofd en wreef zich een paar maal in de nek.
‘Ik heb hem uitgebreid mijn excuses aangeboden voor mijn gedrag jegens hem, dat ik hem zo hard had aangepakt. Ik heb hem zelfs tot buiten het bureau begeleid om hem duidelijk te maken dat hij echt vrij man is en dat ik hem niet langer verdenk.’ Vledder gromde.
‘Ik ben ervan overtuigd dat Christiaan de Klerk jouw felle beschuldigingen nooit zal vergeven en vergeten. Je hebt hem niet tot vriend gemaakt.’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Ik neem het hem toch ook niet kwalijk dat hij mij voor gek versleet. Ik doe gewoon mijn werk. Wij proberen moorden op te lossen.’
‘Dat doen wij, ja,’ sprak Vledder achteloos. Hij ging op de stoel naast De Cocks bureau zitten. ‘Zouden ze op het kantoor van modehuis Verbruggen weten dat Christiaan de Klerk homo is?’ vroeg hij toen op een insinuerende toon.
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik vermoed dat hij zijn geaardheid altijd keurig verborgen heeft gehouden.’ De grijze speurder gniffelde. ‘Anders had Anita de Reus, onze pientere receptioniste, geen spiegel in zijn kamer laten ophangen.’
Vledder boog zich over naar De Cock.
‘Ik zal nog eens diepgaand in die fraaie agenda van het slachtoffer Verbruggen snuffelen. Misschien vind ik bijzonderheden over die vreemde overeenkomst tussen Charles Verbruggen en Mathilde de Graaf.’
‘Dat zal je niet lukken,’ zei De Cock. ‘Die overeenkomst werd jaren geleden gesloten. Als Verbruggen zijn oude agenda’s heeft bewaard, hebben we een kleine kans. We moeten zijn persoonlijke bescheiden, zowel bij hem thuis als op zijn kantoor, nog eens doorworstelen. Misschien krijgen we dan een ander beeld van het gedrag van Mathilde de Graaf.’
Vledder reageerde misprijzend.
‘Voor mij blijft ze een leugenachtig hoertje. Ik stel me zo voor dat Charles Verbruggen haar betaalde voor elke dienstbaarheid aan zijn mededirecteuren.’ De Cock plukte aan zijn neus.
‘Dat geloof ik niet. Charles Verbruggen betaalde haar een vorstelijk salaris.’
‘Misschien was de dienstbaarheid van Mathilde in dat vorstelijke salaris verdisconteerd.’ Vledder had het duidelijk niet op de secretaresse.
‘Dan zou haar vergaande dienstbaarheid aan de directeuren al hebben gegolden vanaf het moment dat zij bij het modehuis Verbruggen in dienst trad,’ zei De Cock.
‘Precies.’
De Cock maakte een afwerend gebaar.
‘Zo zie ik dat niet. Ik heb de indruk dat het bekendmaken van de overeenkomst tussen Mathilde en de heer Verbruggen voor de mededirecteuren als een volslagen verrassing kwam.’
‘Denk je?’
‘We moeten dat nog eens goed natrekken. Volgens mij was Mathilde de Graaf op dat moment al enige jaren bij het modehuis in dienst.’
‘Hoe je het ook wendt of keert,’ zei Vledder, ‘hoe graag jij haar ook als een kuise madonna wilt zien, Mathilde de Graaf heeft in de overeenkomst toegestemd.’
De Cock klemde zijn lippen opeen.
‘De psychische druk van Verbruggen op zijn secretaresse moet gigantisch zijn geweest en onontkoombaar. De klap die zij Charles Verbruggen nog na zijn dood toediende, zat barstensvol venijn.’
De grijze speurder stond zuchtend op van zijn stoel en slofte naar de kapstok.
‘Waar ga je heen?’ vroeg Vledder.
De Cock draaide zich half naar hem om.
‘Met jou een uitstapje maken naar Hoorn, naar de vader van Mathilde.’
Vledder keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Mathilde de Graaf is daar niet,’ sprak hij als een schoolmeester. De Cock glimlachte. ‘Dat weet ik. Maar misschien kan ik haar vader bewegen om een verzoek tot opsporing van haar verblijfplaats te doen.’
‘En dan?’
‘Dan gaat de motor draaien.’
Op de houten steiger achter het politiebureau stapten ze in hun oude Golf. Vledder startte de motor maar reed niet weg. Hij blikte opzij.
‘Weet je het adres in Hoorn te vinden? Ik heb haar toen wel naar de Vierwindenstraat gebracht, maar dat blijkt dus alleen haar doordeweekse adres te zijn.’
De Cock lachte.
‘Toen zij zo enthousiast een aanval op jouw kuisheid deed, ja, ja. Probeer de stad eerst maar eens uit te komen richting Ring, en neem de A7 naar het noorden.’
De politiewagen zoefde met een tevreden motorgeluid over het asfalt. Op de grote weg trapte Vledder het gaspedaal flink in. Hij hoopte dat ze in Hoorn langs een broodjeszaak zouden komen. De Cock dacht er nooit aan dat de mens meer dan een cognacje nodig had om van te leven. Een fatsoenlijke lunch zat er niet in.
Hij genoot van het vlakke weidelandschap. Al die witte strepen in de lucht… Ze deden hem denken aan vakantie naar verre landen. Met Adelheid op een eenzaam wit strand…
Hij schrok op uit zijn overpeinzingen door een opmerking van De Cock.
‘Je hoeft niet te rijden of je in een Ferrari zit! Dit is maar een gammele dienstwagen. Straks worden we nog aangehouden.’
‘Ben je gek, die zitten aan de lunch!’ Het klonk wat snerend. ‘Toch mooi, Noord-Holland,’ zei De Cock voordat hij zich onderuit liet zakken, met zijn handen voor zijn buik gevouwen, en zijn ogen sloot.
Toen De Cock merkte dat Vledder de wagen een scherpe bocht in stuurde, vroeg hij:
‘Waar zitten we?’
‘Dit is Hoorn, en nu?’
‘Draai dan hier links de parkeerplaats bij het station op. Het is mooi weer. De rest lopen we.’
‘Zo, jij gaat lopen, De Cock? Moet je trainen voor de Vierdaagse of zo?’
De Cock reageerde niet. Hij stapte uit de wagen en begon te lopen in zijn zo typische slenterpas.
Vledder kwam hem na.
‘Ken jij de weg hier dan?’
‘Een beetje. In mijn jonge jaren heb ik hier eens een meisje gekend. En de laatste jaren heb ik er wel eens een collega opgezocht die na zijn pensioen Amsterdam liever verwisselde voor het mooie plaatsje Hoorn. Kijk,’ wees hij op een geweldige hoeveelheid fietsen op een langwerpig plein, ‘dit was vroeger de veemarkt. Je ziet het nog aan de hekken waar die fietsen nu tegenaan staan. En aan de welvingen in het wegdek. Zo konden ze die koeienpoep makkelijk wegspuiten.’