Выбрать главу

‘Een leugentje om bestwil kan een oude rechercheur zich wel permitteren.’

‘Wel slim van een digibeet als jij.’

‘Wat ben ik nou weer? Digibeet, door wat ben ik nou gebeten?’ Vledder lachte De Cock uit en verklaarde: ‘Een digibeet is iemand die volstrekt onkundig is op het gebied van computers. Nou, dat mag ik van jou toch wel zeggen, maar je koketteert er wel een beetje mee. Dus ik doe straks het woord,’ zei hij zelfverzekerd.

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Jij had toch een maatkostuum nodig? Kom op, we gaan naar Verbruggen.’

Het gedeelte van de Keizersgracht waar de twee rechercheurs moesten zijn, lag er wat verlaten bij. Er liep niemand. Vledder vond aan de walkant tussen de bomen een plekje voor hun oude Golf. Het geluid van het stadsverkeer klonk van ver. Toen de rechercheurs uitstapten scharrelden een paar vette ratten in het duister tussen de auto’s. Vledder gruwde en klapte het portier dicht.

Nummer 1117 bleek een prachtig grachtenpand met een imposante gevel en een van twee zijden te bestijgen bordes. Ze klommen langs een van de stenen trappen omhoog en bleven voor de deur staan. Rechts aan de gevel hing een glimmende koperen plaat met W.T.G. Verbruggen in zwarte verzonken letters.

Tot verwondering van De Cock stond de monumentale, groengelakte deur op een kier. Toen hij zijn knie ertegenaan drukte, ging de deur langzaam verder open. Hij bekeek de deurstijlen. Er waren geen sporen van braak of verbreking.

De Cock bleef even besluiteloos staan. Daarna drukte hij met zijn elleboog de deur ver genoeg open om naar binnen te gaan. Vledder volgde en probeerde langs De Cock het pand in te kijken, bedacht op onverwachte acties.

Het was binnen aardedonker. Er brandde niet het kleinste lampje.

De Cock haalde zijn zaklantaarn tevoorschijn en knipte hem aan.

Zo min mogelijk geluid makend slopen ze achter de lichtkegel van de zaklamp verder.

Na een portaal met een fraaie staande Friese klok bereikten ze een brede gang van witgeaderd marmer. De oude rechercheur liet het ovaal van zijn zaklantaarn door de gang dwalen. Vledder tuurde mee. Hoog aan het plafond zag hij vele wulpse engeltjes in reliëf.

Ongeveer in het midden van de gang stond een kunstig bewerkte eikenhouten deur op een kiertje open. Ook deze deur duwde De Cock met zijn elleboog verder open. Het licht van zijn zaklantaarn danste door het vertrek en bleef rusten op de monumentale omlijsting van een open haard. Hij liet het licht van zijn zaklantaarn zakken en tastend de ruimte tegenover de open haard beschijnen. Daar stond een ronde tafel met een paar pompeuze lederen fauteuils.

Voorzichtig, op de toppen van zijn tenen, schoof De Cock verder het vertrek binnen. De vloer maakte minieme kraakgeluiden. Achter een van de fauteuils stopte hij geschrokken. Hij keek tegen het achterhoofd van een man. Op zijn rug hingen de twee stokjes van een wurgkoord.

De oude rechercheur liep om de stoel heen. Hij scheen met zijn zaklantaarn in het gezicht van de man. Twee wijd opengesperde ogen staarden wezenloos in het niets.

Vledder was De Cock zwijgend gevolgd en had alle details die de lichtbundel bescheen, goed in zich opgenomen. Hij stond hijgend naast De Cock in het starende dode gezicht te kijken. ‘Dood?’ fluisterde hij.

De Cock knikte.

‘A ls een pier.’

2

Rechercheur De Cock stootte Vledder met zijn schouder aan en scheen met de lichtkegel van zijn zaklantaarn in de richting van de deur waardoor zij de kamer waren binnengekomen.

‘Daar naast die deur,’ wees hij, ‘is wel ergens een schakelaar. Het is hier aardedonker. Doe het licht aan. De gordijnen zijn toch dicht. De batterijen van dit ding zijn bijna op.’

Hij lichtte Vledder bij en knipte de zaklamp uit. Nog geen seconde later brandde in het midden van het vertrek een gigantisch grote kroonluchter, die het gehele weldadige interieur met zijn schittering fel belichtte.

Vledder liep terug.

‘Zal ik de meute waarschuwen?’ Nu het licht brandde fluisterde hij niet meer.

‘Hoe laat is het?’ vroeg De Cock.

‘Bijna negen uur.’

‘Laten we hier nog even een poosje rustig en ongestoord om ons heen kijken voordat de meute straks alle sporen vertrapt.’ Vledder boog zich over het slachtoffer.

‘Zie je dat,’ riep hij verrast, ‘er zit een papiertje met een veiligheidsspeld op de revers van zijn jasje geprikt.’ Hij bukte zich nog iets dieper. ‘Het is ongeveer tien bij vijftien centimeter groot. Het lijkt wel zo’n briefje van een dokter.’

‘Je bedoelt een recept?’

‘Ook toevallig. Vanmiddag had je het nog over een recept.’

‘Toeval bestaat niet, of juist wel, Dick. Van wie is het, wat staat erop?’

‘Linksboven staat gedrukt Jan van Aken, arts, Fluitstraat 197, Purmerend.’

De Cocks gezicht vertoonde een zoete grijns.

‘Die man kennen we… een aardige en vooral bekwame huisarts in Purmerend. We hebben hem in het verleden wel eens geconsulteerd.’

Vledder trok zijn schouders op.

‘Kan wel.’

‘Wat staat er verder?’

Pede poena claudo,’ las Vledder voor met een gek vertrokken gezicht.

‘Handgeschreven?’

‘Ja.’

‘Nog meer?’

Vledder ademde diep, een briefje voorlezen dat op de borst van een dode met open ogen is gespeld, was geen prettig onderdeel van het recherchevak.

Deze vent is door mij persoonlijk met plezier gewurgd. En daar weer onder op een nieuwe regeclass="underline" Zodat zijn verrotte ziel tot in eeuwigheid in de hel kan branden.’

Snel kwam hij overeind en deed een stap naar achteren. De Cock trok een grijns.

‘Ook in handschrift?’

‘Precies. Hetzelfde schrift, met blauwe balpen, lijkt me zo.’ Hij stak zijn handen in de zakken van zijn leren jack en grinnikte. ‘Welke arts schrijft er zo’n recept uit.’

De Cock bromde.

‘In elk geval niet van Jan van Aken.’

‘Zijn naam staat erboven.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘De moordenaar of moordenares heeft alleen een receptenbriefje van hem gebruikt,’ zei hij korzelig.

‘Het is wel een heel vreemd recept met een nogal heftig taalgebruik… ik proef woede. Wat een tekst, en dat op een receptenbriefje. Ik neem aan dat er geen handtekening onder staat.’

‘Allicht niet.’ Vledder deed nog een stap naar achteren. ‘Wat betekent pede poena claudo?’ vroeg hij.

‘Dat is Latijn.’

‘Zoveel snap ik er ook wel van. Daar ben jij toch zo goed in? Ik heb je al zo vaak Latijnse kreten horen slaken.’

De Cock grijnsde breed.

‘Ik heb vroeger,’ sprak hij verklarend, ‘zomaar uit hobby en pure nieuwsgierigheid uitdrukkingen in het Latijn verzameld. Die dode taal herbergt tal van wijsheden.’ Hij gniffelde. ‘Mijn eerste verovering was de kreet pecunia non olet… geld stinkt niet.’ Vledder wees naar het blaadje op de revers van het slachtoffer. ‘En wat betekent pede poena claudo?’

‘Letterlijk: de straf met kreupele stappen.’

‘Wat is een straf met kreupele stappen?’ schamperde Vledder. ‘Het is volgens mij een Latijnse woordspeling. Bedoeld wordt: een straf die laat — te laat — op de misdaad volgt.’

Vledder keek enige tijd peinzend de kamer rond en knikte in de richting van de dode man.

‘De moord op deze man is dus bedoeld als straf?’

‘Dat blijkt uit dat pede poena claudo,’ zei De Cock. ‘Je zou het ook een wraakoefening kunnen noemen… een verlate wraakoefening voor een daad of meerdere daden in het verleden.’ Vledder blikte op zijn horloge.

‘Wil je nou nog rondneuzen hier of zal ik de meute waarschuwen?’