Выбрать главу

“Er zitten geen vingerafdrukken op.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Hoeweet je dat? De bedoel, wie heertje dat verteld? Ben Kreuger van de dactyloscopische dienst was bij mij in de Haarlemmer Houttuinen.”

Vledder glimlachte.

“De jongeheer Xavier de la Croix, de pas aangestelde nieuwe assistent van Ben Kreuger, was voor een andere klus op West — gaarde. Ik kon hem gelukkig nog op tijd inschakelen voordat dokter Rusteloos aan zijn werk begon.”

De Cock keek hem schuins aan.

“Had je vooraf geen afspraken met de dactyloscopische dienst gemaakt?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Ik was vergeten dat de dolk in de rug van Jasper van de Gou-wenaer nog niet op vingerafdrukken was onderzocht. Stom. Ik dachter pas aan toen ik zijn lijk op de snijtafel zag liggen.”

De Cock ging niet verder op de fout van Vledder in. De oude rechercheur verzonk even in gepeins en schoof zijn onderlip vooruit.

“Xavier de la Croix.”

Hij proefde de woorden op zijn tong.

“Een mooie naam.”

“Volgens mij een aanwinst voor de dactyloscopische dienst,” zei Vledder.

“Xavier de la Croix is een vriendelijke jongeman, die uiterst zorgvuldig te werk gaat. Hij komt zich nog bij jou voorstellen, heeft hij gezegd.”

“Waarom? Dat is toch niet gebruikelijk.”

Vledder lachte.

“Bij de dactyloscopische dienst sta jij bekend als de man die hen het meeste werk bezorgt.”

De Cock maakte een grimas en wees naar de gesloten deur van het verhoorkamertje.

“Ga eens kijken wie daar zit.”

Vledder keek hem verrast aan.

“Heb jij iemand in het verhoorkamertje zitten?”

De Cock knikte.

“Ik was net van plan om hem te gaan verhoren, toen jij kwam binnenstappen.”

De jonge rechercheur stond op en slofte naar het verhoorkamertje. Nadat hij even had gekeken, deed hij de deur weer dicht en kwam terug.

“Wie is dat?”

De Cock grijnsde.

“Jij kent hem niet?”

“Nee.”

“Dat is Petertje Slibbroek, alias Petertje de Knoet.”

Vledder keek zijn oude mentor met grote ogen aan.

“De man die Jasper van de Gouwenaer heeft bedreigd?”

“Die man.”

“Heb je hem gearresteerd?”

“Nee.”

“Hoe komt hij dan hier?”

“Simpel…gebracht door twee dienders in een surveillancewagen.”

Vledder keek hem verbaasd aan.

“Waarom…van waar?”

De Cock gebaarde voor zich uit.

“Ik zat in de woning van Jasper van de Gouwenaer op de komst van Ben Kreuger te wachten. Ik was wat vroeg en om nog wat rustig te kunnen neuzen, had ik de deur achter mij op slot gedraaid en de sleutel bij mij gestoken. Plotseling hoorde ik iemand de trap op komen. De voetstappen stopten voor de deur van de flat van Jasper. Ik hoorde hoe een sleutel in het slot werd gestoken. Daarna ging de deur piepend open en iemand stapte binnen.”

“Petertje…Petertje de Knoet.”

De Cock knikte.

“Precies. Petertje de Knoet. Hij was niet veel veranderd. Ik herkende hem direct.”

“Wat kwam hij doen?”

De Cock grinnikte.

“Dat moet ik hem nog vragen.”

Vledder keek hem gespannen aan.

“Petertje Slibbroek had dus een sleutel van de flat.”

De Cock knikte.

“Die heeft hij nog.”

Vledder reageerde verward.

“Heb je hem niet laten fouilleren?”

“Hij is geen verdachte,” sprak De Cock bestraffend.

“Ik zei je toch…ik heb hem niet gearresteerd. Ik had dus niet de bevoegdheid om hem te laten fouilleren.”

Vledder grinnikte vreugdeloos.

“Je kunt hem toch alsnog in arrest nemen en laten fouilleren? Dat is een kleine moeite. Laat hem beneden bij de wachtcommandant als verdachte inschrijven en stop hem zolang in de cel.”

“Inschrijven?”

“Ja.”

“Als verdacht van?”

Vledder brieste.

“Moord.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Daar voel ik nog niets voor,” reageerde hij kalm. Vledder gebaarde heftig.

“Er bestaan ernstige bezwaren tegen hem,” bepleitte hij hartstochtelijk.

“Volgens mij is het naakte feit dat Petertje Slibbroek, alias De Knoet, de woning van de vermoorde Jasper van de Gouwenaer binnendringt…en dat nog wel met gebruik van een valse sleutel…genoeg om aan deze wettelijke term te voldoen.”

De Cock knikte traag.

“Mogelijk.”

Vledder spreidde zijn handen.

“Wat let je dan?”

De Cock maakte een afwerend gebaar.

“Ik wil eerst zien,” sprak hij star, “wat zijn verhoor oplevert.”

Petertje Slibbroek liet zich door Vledder gewillig naar de stoel naast het bureau van De Cock leiden. Met een norse trek op zijn gezicht nam hij plaats.

“Je kunt mij hier niet langer vasthouden.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik houd u niet vast. Ik neem rustig de tijd om een verklaring van u op te nemen. Volgens mij geeft uw gedrag mij recht op enige uitleg.”

De Knoet gromde.

“Ik wil een advocaat.”

De Cock veinsde verwondering.

“Waarom?”

“Ik ben onschuldig.”

“Waaraan?”

“De moord op Jasper van de Gouwenaer. Ik heb je al gezegd dat ik met die moord niets te maken heb.”

De Cock grijnsde.

“Dat hebt u destijds ook gezegd van de moord op Jan van Noordwolde.”

Petertje de Knoet snoof.

“Van die moord ben ik vrijgesproken,” reageerde hij fel.

“Wegens gebrek aan bewijs.”

“En?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Daaraan verbind ik,” sprak hij ijzig, “absoluut niet de conclusie dat u die moord niet hebt begaan. De Heren Rechters in ons landje zijn uiterst voorzichtig…te voorzichtig, naar mijn mening. Zij verlangen van Justitie een sluitende bewijsvoering. U hebt alle geluk van de wereld gehad. Die sluitende bewijsvoering was inzake de moord op Jan van Noordwolde niet te leveren.”

De Knoet grijnsde.

“En dacht je,” sprak hij honend, “dat jij voor de moord op Jasper van de Gouwenaer tegen mij wel een sluitende bewijsvoering kunt opbouwen?”

De Cock negeerde de vraag.

“Wat kwam u vanmiddag in de woning van Jasper van de Gouwenaer doen?”

“Zoeken?”

“Waarnaar?”

Petertje Slibbroek maakte een schouderbeweging.

“Brieven,” sprak hij achteloos, “kaartjes voor een schouwburg of bioscoop, bescheiden, dingetjes…als bewijs.”

“Waarvoor?”

De Knoet zuchtte.

“Dat mijn echtgenote Judith van Zeebrugge mij met Jasper van de Gouwenaer bedroog. Ik wil van haar af…zonder een alimentatieplicht.”

Hij maakte een mistroostig gebaar.

“Jasper van de Gouwenaer was niet de enige man bij wie zij nachtenlang verbleef.”

“Kent Judith uw verleden…de affaire Jan van Noordwolde?”

“Ze gelooft in mijn onschuld.”

De Cock strekte zijn open rechterhand naar hem uit.

“Geef mij de sleutel van de flat van Jasper van de Gouwenaer. De sleutel die u vanmiddag onbevoegd hebt gebruikt om zijn flat binnen te dringen.”

De Knoet tastte in de rechterzak van zijn jack en legde drie sleutels in de open hand van De Cock. De oude rechercheur fronste zijn wenkbrauwen.

“Alledrie van de flat van Jasper?”

De Knoet schudde zijn hoofd.

“Die overige sleutels zijn van de woningen van de andere mannen met wie Judith omgang had.”

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

“Kent u die andere mannen?”

“Ja.”

De Cock keek hem strak aan.

“Toekomstige slachtoffers?”

Petertje kwam met een ruk uit zijn stoel overeind. Zijn gezicht zag vuurrood en zijn handen staken trillend vooruit.