De Cock knikte begrijpend.
“Zo kende hij hen.”
Van Wijngaarden maakte een handgebaar.
“Het was voor de zoon van de oude man niet moeilijk om de identiteit van de broertjes te achterhalen. Hij schreef in een brief, dat hij geen aangifte bij de politie zou doen, maar dat hij op zekere dag de dood van zijn vader op een verschrikkelijke manier zou wreken.”
De Cock keek hem schuins aan.
“U kent die zoon?”
Van Wijngaarden schudde zijn hoofd.
“Ik heb de dreigbrieven gezien en gelezen.”
“En de afzender?”
“Joseph Achterveld.”
12
Toen de hoogblonde Alex van Wijngaarden in zijn keurige, grijs flanellen kostuum uit de grote recherchekamer was vertrokken, maakte Vledder een gebaar van wanhoop.
“Wat doen wij met dit…eh, dit zotte verhaal?”
riep hij stotterend en vol wrevel.
De Cock keek hem met verbazing aan.
“Een zot verhaal?”
Vledder knikte heftig.
“Zo komt het bij mij over. Zot en onwaarschijnlijk. Die oud-marineman zint mij niet. Hij is mij te keurig, te gladjes, te gepolijst.”
De Cock tuitte zijn lippen. Daarna schudde hij zijn hoofd.
“Ds ben het niet met je eens. Die Van Wijngaarden is een keurig geklede heer, een brave huisvader met een zoon. Wat mankeert er aan die man?”
Vledder reageerde nukkig.
“Wat doen wij met zijn verhaal?”
herhaalde hij dwingender. De Cock spreidde zijn handen.
“Onderzoeken,” antwoordde hij rustig.
“Dat is ons vak. De goegemeente heeft ons…mijns inziens te karig beloond…daarvoor ingehuurd. Bovendien, het is echt geen vreemd gegeven. Wij hebben in het verleden wel meer met een verlate wraakoefening van doen gehad.”
Vledder snoof.
“Waarom komt die Alex van Wijngaarden nu pas met zijn verhaal? Dat had hij toch al bij de moord op Jasper van de Gou-wenaer kunnen doen? We hadden dan nog aan Joost om opheldering kunnen vragen.”
De Cock maakte een schouderbeweging.
“De moord op broer Joost zal hem pas op het idee van de dreigbrieven hebben gebracht.”
Vledder gebaarde.
“In de woningen van Jasper en Joost hebben wij geen dreigbrieven gevonden.”
De Cock glimlachte.
“Maar er is in de woningen wel nadrukkelijk naar iets gezocht.”
“De dreigbrieven?”
De Cock knikte.
“Als die Joseph Achterveld werkelijk de moordenaar van Jasper en Joost is, dan waren die dreigbrieven voor hem uiteraard erg belastend en was het nuttig om ze te laten verdwijnen.”
Vledder knikte begrijpend.
“Hij heeft er ons niets van gezegd, maar zou de heer Van de Gouwenaer, de pleegvader van de broertjes, iets van de dreigbrieven hebben geweten?”
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
“Mogelijk. In ieder geval zal Alex van Wijngaarden hem inmiddels wel hebben ingelicht.”
De oude rechercheur krabde zich nadenkend in de nek.
“Misschien zijn de dreigbrieven,” opperde hij, “en de daaraan gekoppelde beroving van een oude man voor Blonde Neel wel de aanleiding geweest om voorgoed met haar zoons te breken.”
Vledder glimlachte.
“Zullen wij Blonde Neel daarover eens benaderen? Misschien heeft zij een bijzondere visie op het gedrag van haar vermoorde zoons.”
De Cock knikte.
“Dat lijkt mij een goed idee. Maar laten we om te beginnen eens natrekken of we ene Joseph Achterveld in ons bestand hebben.”
Vledder keek zijn oudere collega schattend aan.
“Verwacht je er wat van?”
“Hoe bedoel je?”
“Denk je werkelijk dat Jasper en Joost door ene Joseph Achterveld zijn vermoord?”
De Cock kauwde even op zijn onderlip en schudde daarna vertwijfeld zijn hoofd.
“Ik voel mij in deze zaak soms een brok opgejaagd wild. Ik moet dingen doen waar ik in feite geen trek in heb. Maar we hebben geen keus. We zullen ook dit moeten onderzoeken. Ik zie voorlopig nog geen duidelijke aanwijzingen in een andere richting.”
De oude rechercheur zweeg even.
“Ik zie wel een praktisch bezwaar.”
“En dat is?”
De Cock ademde diep.
“Als die geheimzinnige Joseph Achterveld,” formuleerde hij voorzichtig, “de moordenaar van de broertjes is geweest, hoe kwam hij dan aan de twee vreemde, door Joost van de Gou-wenaer ingevoerde Bulgaarse dolken?”
Vledder keek zijn leermeester bewonderend aan.
“Je hebt gelijk. Daar heb ik nog niet aan gedacht…die vreemde dolken in de rug van de broers.”
De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.
“Pas als wij die link zouden kunnen leggen…als wij zouden kunnen bewijzen dat hij in het bezit van dergelijke dolken heeft kunnen zijn…wordt de dreigbrieven schrijvende Joseph Achterveld voor ons wellicht interessant.”
Vledder kwam met een rood hoofd opgewonden uit de administratie de grote recherchekamer binnenstuiven. Hij wuifde met een blad vol notities.
“We hebben hem!”
“Wie?”
“Die Joseph Achterveld. In zijn strafblad staat een mutatie van een veroordeling ter zake poging tot zware mishandeling. Tijdens een ruzie in een café heeft hij een man met een dolk in zijn borst gestoken.”
“Een prettige jongen.”
Vledder grinnikte.
“Dat is een understatement.”
De Cock glimlachte.
“Dat mag je zo noemen.”
Vledder tikte met zijn wijsvinger op het blad met aantekeningen.
“Ik heb ook contact gezocht met de burgerlijke stand. De vader van deze Joseph Achterveld is ruim zeven jaar geleden gestorven. De verklaring van overlijden is afgegeven door een orthopedisch arts van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam.”
De ogen van De Cock lichtten op.
“Prachtig. Dat klopt met het…eh, het zotte verhaal van Alex van Wijngaarden.”
“Het is blijkbaar toch niet zo zot als ik dacht,” sprak Vledder deemoedig. Hij zweeg even.
“Ik heb via het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis geprobeerd om de orthopedisch arts die de verklaring van overlijden heeft afgegeven, te bereiken. Dat lukte niet. De arts is niet meer aan dat ziekenhuis verbonden. Waar hij nu zijn beroep uitoefent, wist men niet. Die man moet toch te traceren zijn.”
De Cock keek hem bewonderend aan.
“Je hebt in een korte tijd veel bereikt.”
Vledder glimlachte.
“Ik heb in onze administratie veel hulp en steun gehad van Afra Molenkamp. Als ik niet al lange tijd een relatie had met Adelheid…”
De Cock wuifde een verdere uiteenzetting weg.
“Hebje zijn adres?”
“Van Joseph Achterveld?”
Vledder raadpleegde zijn notities.
“De Vierwindenstraat nummer 982.”
De Cock stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok. Vledder kwam hem na.
“Waar ga je heen?”
De oude rechercheur draaide zich half om.
“Weet jij de Vierwindenstraat te vinden?”
“Blindelings.”
De Cock snoof.
“Ik zou er toch mijn ogen maar bij open houden.”
Vledder reed de oude Golf vanaf de houten steiger achter het bureau naar het Damrak en vandaar via de Prins Hendrikkade, achter het Centraal Station om over de De Ruijterkade naar de Westerdoksdijk.
Het begon weer te regenen. Vledder zette de ruitenwissers aan en De Cock zakte diep onderuit. De jonge rechercheur blikte opzij.
“Gaan we hem arresteren?”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Ik ben alleen benieuwd naar zijn verhaal.”
“Meer niet?”
De Cock gniffelde.