Выбрать главу

De Cock ging tegenover haar zitten.

‘Ik zal de keuze maar niet aan jou overlaten.’

Ze duwde haar borsten iets omhoog en keek hem verleidelijk aan.

‘Je weet niet wat je mist.’

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Wat mis jij…’ Hij verstomde, hield zijn blik strak op haar gericht.

Haar gelaatsuitdrukking veranderde. De plotselinge ernst op het gezicht van de rechercheur verwarde haar.

‘Hoe bedoel je?’

De Cock slikte, schatte haar weerstand.

‘Wat mis jij… als ik je vertel dat wij Rooie Bakker uit de Oude Waal hebben gevist?’

Ze sperde haar ogen wijdopen.

‘Is hij dood?’

De Cock liet zijn hoofd wat zakken.

‘Vermoord.’

Ze leunde in haar stoeltje achterover. Haar gezicht werd bleek onder een overdadige make-up.

‘Ik had het wel gedacht,’ lispelde ze. ‘Ik had het wel gedacht. Ik had het wel gedacht.’

Ze herhaalde het als een echo.

‘Wat?’

‘Dat ze hem koud zouden maken.’

‘Wie?’

Ze spreidde haar armen.

‘Je weet toch hoe die Rooie Bakker leefde? Van vieze centjes. “Mister List en Bedrog”, werd hij genoemd. Het was gewoon een gore rat. Meer niet. Hij heeft zelfs mij te grazen gehad. Geld van mijn moeder, dat…’

De Cock onderbrak haar.

‘Hij zou toch binnenkort een geweldige klapper maken?’

Ze kwam naar voren. Levendig. Onder haar make-up kreeg haar gezicht weer kleur. Het leek alsof ze haar verdriet nu al had verwerkt. Ze schudde haar hoofd. Vol medeleven.

‘Ach,’ sprak ze geringschattend, ‘ik ken die Rooie al heel lang. Ik ben ook vroeger een paar jaren met hem omgegaan. Bakker had altijd grote verhalen… over geweldige klappers… over goudmijntjes… over mannetjes, superdik in hun slappe was, van wie hij dan weer iets wist dat het daglicht niet kon velen. Begrijp je, hij leefde altijd in fantasieën.’ Ze zweeg even. Er kwam een zweem van vertedering op haar gezicht. ‘Ik zou liegen… ik heb het nooit slecht bij hem gehad. Echt niet. Hij had altijd wel zijn brood… maar echt groot is hij nooit geworden.’

De Cock liet zijn blik door het kamertje dwalen. Op een peuterig dressoirtje stond een portret van Rooie Bakker in zijn beste jaren.

‘Ik zoek zijn moordenaar, Jopie,’ sprak hij kalm. ‘De man, die hem drie kogels door zijn bast joeg. En daar heb ik jouw hulp bij nodig. Ik acht het helemaal niet uitgesloten dat die geweldige klapper, waarvan Rooie Bakker droomde, daar iets mee te maken heeft.’

Ze knikte traag.

‘Dat zou kunnen.’

De Cock schoof zijn stoel wat dichter naar haar toe. ‘Wat heeft hij jou verteld?’

Ze bracht trillend een hand naar haar mond en plotseling waren er tranen. Ze drupten uit haar zwartomrande ogen op de glanzende stof van haar peignoir.

‘Arme Rooie… weet je, De Cock… hij was zo zeker van zichzelf… dit keer. Het kon gewoon niet misgaan.’

‘Wat?’

Zwarte Jopie had zich weer in bedwang. Ze haalde een verfrommeld zakdoekje uit haar mouw en depte haar ogen. ‘Die vent had gezegd dat hij de foto’s graag in zijn bezit had en dat ze hem wel een ton waard waren.’

‘Wat voor foto’s?’

Ze zuchtte.

‘Foto’s van die vent in vrouwenkleren. Rooie Bakker had ze ’s avonds van hem gemaakt. Stiekem. Zonder dat die vent het wist. Toen bood hij ze hem te koop aan.’

‘Voor een ton?’

‘Dat wilde die vent ervoor geven.’

De Cock floot tussen zijn tanden.

‘Een hoop geld voor een paar foto’s.’

Ze trok een grimas.

‘Misschien wilde die knul voor de buitenwereld niet weten dat hij wel eens in vrouwenkleren liep.’

De Cock maakte een achteloos gebaar.

‘Er zijn heel wat travestieten.’

Ze snoof en trok haar mondhoeken iets op.

‘Als ze ervoor uit durven komen, is er niets aan de hand. Het verbaasde Rooie Bakker ook dat die vent er zoveel geld voor overhad.’ De Cock keek haar scherp aan.

‘Wie is die vent?’

Ze trok hulpeloos haar schouders op.

‘Als ik het wist dan zou ik het je zeggen, De Cock. Echt. Als Rooie Bakker het over hem had, sprak hij altijd van “het mannetje”. Ik heb zijn ware naam nooit horen noemen. Rooie Bakker deed er erg geheimzinnig over.’

‘Heb je die foto’s wel eens gezien?’

Ze schudde het hoofd.

‘Rooie Bakker zal ze wel ergens in een bankkluis hebben liggen, compleet met de negatieven. Dat was zo zijn gewoonte. Hij had nooit iets thuis.’

Er was iets in het verhaal van Zwarte Jopie dat De Cock ongeloofwaardig voorkwam. Onwaarschijnlijk, vreemd, bizar. Het bracht zijn hersens op volle toeren.

‘Wanneer zijn die foto’s gemaakt?’

‘Kortgeleden.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen. Hij bracht zijn gezicht dicht bij haar.

‘Waarom,’ sprak hij scherp, ‘waarom maakte Rooie Bakker juist van die vent foto’s en niet van een andere travestiet? Bovendien… hoe wist hij dat hij met een travestiet van doen had?’ Ze week iets terug. De scherpe vragen verwarden haar.

‘Dat eh… dat weet ik niet,’ stamelde ze. ‘Rooie Bakker had een gabbertje gesproken… zo’n gigolo… weet je… zo’n knul die voor geld met oudere vrouwen naar bed gaat. Van hem had bij die tip.’ De Cock werd ongeduldig. ‘En wie is dat gabbertje?’

Ze begon te huilen, boog haar hoofd en verborg haar gezicht achter haar handen.

‘Dat moet je aan die Rooie vragen… dat moet je aan die Rooie vragen…’

De Cock stond op, legde vertrouwelijk een hand op haar schouder, verliet het kamertje en ging langs de gammele trap naar beneden. Buiten ademde hij diep. Zelfs de lucht in de Oude Kennissteeg was een verfrissing.

13

Vledder wees naar een lange tafel in de recherchekamer, waarop de nog natte bezittingen van Rooie Bakker waren uitgestald. De bijzonder fraaie kleren van de chanteur waren in een plastic vuilniszak onder de tafel geschoven. Achteloos. Het hemd met de drie kogelgaten bovenop.

‘Dat is de hele santenkraam.’

‘Is er iets bij?’

Vledder knikte heftig. Hij pakte een natte agenda van de tafel, liet die aan De Cock zien en wees.

‘Kijk, het telefoonnummer van die psychiater aan de Keizersgracht. Net als bij de anderen. Het is er alleen later bijgeschreven. Het schrift wijkt iets af. Toen Rooie Bakker aan het begin van dit jaar zijn agenda in gebruik nam, kende hij het nummer blijkbaar nog niet. Het staat duidelijk apart en is ook met een andere pen geschreven.’

Hij keek naar zijn collega op. ‘We zouden Estella de Beaumonde moeten vragen of Rooie Bakker ook een patiënt van haar man was.’

De Cock keek op de grote elektrische klok in het midden van de kamer.

Het was bijna tien uur.

‘Estella zal er vermoedelijk niet meer zijn. Ze gaat elk lang weekeinde naar haar moeder in Bloemendaal.’ Hij trok zijn schouders op. ‘Het heeft ook niet zo’n haast.’ Hij richtte zijn aandacht weer op de agenda. ‘Heb je verder nog bijzonderheden ontdekt?’ Vledder schudde het hoofd.

‘Je wordt bijna geen wijs uit die krabbels. Buiten de normale cijfers voor het noteren van zijn telefoonnummers, gebruikte Rooie Bakker alleen maar hiërogliefen.’

De Cock grinnikte.

‘Hij had in zijn leven blijkbaar veel te verbergen.’ Hij liet zijn blik over de tafel dwalen. ‘Was er ook nog een plattegrond van Amsterdam bij?’

Vledder knikte met een glimlach.

‘Compleet met een aangekruiste plek. Dat bleek verdomd gemakkelijk. Fred Prins ging erheen en vond direct de hulzen… alledrie.’

‘Waar?’

‘Bij de Montelbaanstoren aan de Oude Schans. Recht tegenover de Oude Waal. Wij vermoeden dat het lichaam, na de dodelijke schoten, bij de Montelbaanstoren in het water van de Oude Schans is gegooid en later door het spuien in het water van de Oude Waal is terechtgekomen.’