Выбрать главу

‘Robbie… Robbie van der Waal.’

15

De Cock keek lachend naar Vledder, die lui, met roodomrande ogen, suffig achter zijn bureau zat.

‘Hoe was het?’

Vledder gaapte.

‘Die rechercheurs in Bloemendaal weten ook van geen ophouden. Die waren gewoon bezeten van de zaak. Ik lag pas tegen vier uur in mijn bed. Het is dat ik zei dat ik er echt geen zin meer in had, anders waren ze nog met mij mee gereden naar Amsterdam om aan de Keizersgracht een huiszoeking te doen.’

De Cock streek over zijn haar.

‘Dat was niet zo goed uitgekomen. Ze hadden Handige Henkie en mij beslist overlopen.’

Vledder grinnikte.

‘En dat was niet zo best geweest.’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Ik had mij dan in vele bochten moeten wringen om onze aanwezigheid te verklaren.’

‘Leverde het wat op?’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘Ik ben niet ontevreden, zeker niet. Maar dat vertel ik je nog wel.’

Hij schoof een stoel bij en ging naast het bureau van Vledder zitten. Ongewoon fris, na een korte nachtrust.

‘Aanwijzingen in Bloemendaal?’

De jonge rechercheur gebaarde mistroostig.

‘Vrijwel niet. We konden vannacht ook niet veel doen. Ze gaan vandaag met een speurhond naar de peedee.[11] Misschien brengt dat nog enig licht.’

‘Wie vond haar?’

Vledder pakte zijn notities.

‘Het is wat vreemd gegaan. Een communicatiestoornis in het begin. Bij de wachtcommandant in Bloemendaal kwam om precies drie minuten over elf via het alarmnummer de anonieme mededeling dat in de duinen aan de Zeeweg het dode lichaam kon worden gevonden van Estella van Breevoorde.’

‘Werd die naam gebruikt?’

Vledder knikte.

‘De naam Van Breevoorde had voor de dienstdoende wachtcommandant een vertrouwde klank. Hij wist dat er in Bloemendaal een mevrouw Van Breevoorde woonde. Een nette oudere dame. Het telefoontje kwam de wachtcommandant dan ook wat vreemd voor. Hij dacht aan een grap. Maar omdat hij het toch niet geheel vertrouwde, belde hij mevrouw Van Breevoorde. Hij kreeg haar onmiddellijk aan de telefoon en maakte toen de opmerking: ‘Gut, mevrouw, u zou dood aan de Zeeweg liggen.’ De oude dame schrok, maar besefte vrijwel onmiddellijk dat de mededeling betrekking had op haar dochter. Ze had vanaf negen uur tevergeefs op haar komst gewacht. Ze werd werkelijk ongerust, toen ze naar de Keizersgracht belde en daar geen gehoor kreeg en stond juist op het punt de politie in Bloemendaal te bellen, toen ze dat vreemde telefoontje kreeg.’

‘De arme vrouw.’

‘Tja,’ zuchtte Vledder. ‘Ik heb nog even met haar gesproken kort na de confrontatie in het ziekenhuis. Het lieve mens was totaal ontdaan. Ze begreep niet door wie en waarom haar dochter zo koelbloedig was vermoord.’

‘Hoe heeft men Estella gevonden?’

‘Vastgebonden aan een boom.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.

‘Vastgebonden?’ riep hij verrast.

Vledder knikte traag.

‘Voor ik arriveerde hadden ze haar al van de peedee weggehaald en naar het ziekenhuis vervoerd. Maar ik heb wel de foto’s gezien. De handen op de rug gebonden om de boom heen. Ook de enkels waren met een koord om de boom gebonden. Blijkbaar om hulpgeroep te smoren, zat er een stuk hechtpleister voor de mond en om de ogen was een doek gespannen.’

‘En de doodsoorzaak?’

Vledder raadpleegde zijn notities.

‘Twee kogels in de hals, vier in de borst en drie in de buikstreek. Dan waren er nog twee schampschoten. Een aan de linkerschouder en een aan de rechterbovenarm.’

De Cock slikte.

‘Dat is nogal wat.’

Vledder wreef zich vermoeid in de ogen.

‘Ik heb het lichaam van Estella in het ziekenhuis nog even van nabij bekeken. Ik denk dat misschien een of twee van de treffers dodelijk zijn geweest, die in de directe omgeving van de hartstreek. De andere schoten waren minder fataal. Dat was ook de mening van de dokter die de doodsschouw verrichtte. De sectie is vanmiddag.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Hulzen?’

‘Ze hebben er op de peedee maar zeven gevonden. En dan nog van verschillend kaliber.’

De Cock glimlachte.

‘De andere waren revolvers.’

Vledder keek hem aan. De ogen wat toegeknepen.

‘Je hebt gelijk. Natuurlijk. Bij een revolver blijven na het schot de hulzen in het wapen. Alleen bij pistolen worden de hulzen uitgeworpen.’ Hij schudde triest het hoofd. ‘Dat ik daar vannacht niet aan heb gedacht.’

De Cock keek hem misprijzend aan.

‘Je was vannacht blijkbaar toch niet zo helder van geest.’

‘Hoe bedoel je?’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Twee kogels in de hals, vier in de borst, drie in de buikstreek en twee schampschoten… hoeveel schoten zijn dat in totaal?’

‘Elf.’

De Cock grijnsde.

‘Die elf schoten hadden je onmiddellijk moeten doen denken aan het verhaal van Smalle Lowietje.’

Vledder sloot de ogen en sloeg met een vlakke hand tegen zijn voorhoofd.

‘De elf wapens die de lange schrale man wilde kopen.’

De Cock gromde.

‘En blijkbaar kocht.’

Een tijdlang zwegen beiden. Achter in de recherchekamer ratelde Fred Prins een proces-verbaal en staarde rechercheur Riggelink dromerig in het niets.

Vledder stond plotseling op en liep naar het toilet. Na een paar minuten kwam hij terug. Zijn lichtblonde haren lagen nat, geplakt op zijn hoofd. ‘Ik heb mijn kop maar even onder de kraan gehouden,’ legde hij grimmig uit. ‘Die dreun van daarnet kwam hard aan.’ Hij keek naar De Cock op. ‘Moeten we onze collegae in Bloemendaal dat verhaal van Smalle Lowietje nog doorspelen?’

De Cock schudde het hoofd.

‘Dat heeft weinig zin. Ze kunnen er voorlopig toch niets mee doen. Bovendien zou je ze dan de hele samenhang moeten vertellen.’

‘En wij?’

‘Wat bedoel je?’

‘Kunnen wij er iets mee doen?’

De Cock glimlachte. Hij strekte zijn arm naar hem uit.

‘Wij gaan met zijn tweeën de lange schrale man zoeken.’

Vledder keek hem verward aan. ‘We weten niet eens wie hij is.’ De Cock kwam van zijn stoel overeind, pakte een grote dienstenveloppe uit de la van zijn bureau en beende naar de kapstok. ‘Daar komen we wel achter,’ riep hij opgewekt.

Vledder liep hem na, de wenkbrauwen gefronst.

‘Hoe?’

De Cock wuifde achteloos.

‘Via een omweggetje.’

Vledder keek hem ongelovig aan.

‘Een omweggetje?’

De Cock knikte met een grijns.

‘Via Enkhuizen.’

Bij Zaandam draaide Vledder de snelweg naar Hoorn op. Na de lange flauwe bocht drukte hij hard op het gaspedaal. De oude motor kuchte en kreunde onder het geweld.

Zijn gezicht stond strak, bijna verbeten. Sinds het vertrek uit de Warmoesstraat had hij niet meer gesproken. Hij was woest op zichzelf, omdat hij bij het onderzoek in Bloemendaal niet dadelijk het verband had gezien tussen de verwondingen van Estella en het verhaal van Smalle Lowietje.

Hij blikte steels opzij naar De Cock, die lui, ontspannen naast hem zat. De grote gele enveloppe op zijn knieën. Hij vroeg zich af wat er in die enveloppe zat, maar was te trots, te hooghartig, om het te vragen. Als zo vaak had hij het gevoel dat hij er niet echt bij hoorde, of het hele onderzoek ongrijpbaar aan hem voorbijgleed. Uit woede dreef hij de Volkswagen tot onmogelijke inspanningen. De Cock keek op.

‘Doe maar kalm aan,’ zei hij nuchter. ‘De dag is nog lang. En denk aan mijn pensioen. Ik voel nog niets voor de rol van engeltje.’ Hij grinnikte zachtjes voor zich uit. ‘Ik heb er ook het postuur niet voor.’

Vledder lachte niet. Hij keek naar De Cock. Op diens gezicht lag een milde uitdrukking van tevreden zekerheid.

вернуться

11

Politie-uitdrukking voor de plaats van het delict.