Выбрать главу

‘Ik heb nog altijd dat apparaatje van Handige Henkie. Ik ben wel niet zo’n groot vakman als hij is, maar voor een simpel deurslot draai ik mijn hand niet om.’ Hij trok een la van zijn bureau open en pakte de grote gele enveloppe. Op dat moment werd er geklopt.

Vledder riep: ‘Binnen.’

Vrijwel onmiddellijk werd de deur geopend door een lange schrale man. De Cock schatte hem achter in de vijftig. Hij had kortgeknipt grijs golvend haar en was onberispelijk gekleed in een donkerblauw kostuum met een parelgrijze das. Met uitgestoken hand liep hij onbevangen op de grijze speurder toe. ‘Frederik van Dendermonde,’ baste hij. ‘En als ik goed ben geinformeerd, dan bent u rechercheur De Cock.’

De Cock staarde hem verwonderd aan.

‘Inderdaad.’

De man glimlachte breed.

‘Ik kom mij melden.’

‘Waarvoor?’

‘Voor mijn aandeel in de moord op Estella de Beaumonde.’

Het duurde even voor De Cock zijn ademhaling weer op peil had. Het plotselinge verschijnen van de man die hem van het begin af aan zo had geïntrigeerd, had hem de adem ontnomen. Hij wees uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau.

‘Neemt u plaats. Ik moet u eerlijk zeggen… uw komst verbaast mij. Ik was ervan overtuigd dat ik u zou moeten zoeken.’ Frederik van Dendermonde gebaarde achteloos.

‘Men moet weten wanneer men de strijd heeft verloren. Toen Mildrid van Vlissingen mij vanmiddag belde en gewag maakte van uw bezoek aan haar, begreep ik dat uw komst slechts een kwestie van tijd was.’

‘Er zijn nog negen anderen.’

Frederik van Dendermonde wuifde met een slanke hand.

‘Ik ken mijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Als leider van onze groep wil ik die ook dragen. Het aandeel van de anderen is minder… niet in uitvoering… maar in aanzet.’

De Cock keek hem schuins aan.

‘Het was uw besluit dat Estella de Beaumonde moest sterven?’ Frederik van Dendermonde schudde het hoofd.

‘Het voorstel was van mij. De uiteindelijke beslissing is genomen door ons allen, unaniem.’

De Cock wreef zich achter in de nek.

‘Als ik het goed begrijp, dan was het een soort akkoord. Een dodelijk akkoord om Estella de Beaumonde van het leven te beroven.’

‘Inderdaad.’

De Cock snoof verachtelijk.

‘Op basis waarvan?’

Frederik van Dendermonde glimlachte even.

‘Op basis van haar misdadig gedrag jegens ons. Ze had de dood verdiend.’

De Cock stoof op. Zijn gezicht zag rood.

‘En dat besluiten jullie… zomaar… gezellig… in een onderonsje?’ Zijn stem droop van sarcasme. ‘Waar halen jullie in godsnaam de moed vandaan?’ Frederik van Dendermonde trok zijn mond strak. ‘Die moed hadden wij… de moed der gerechtigheid… in godsnaam. Er was geen andere uitweg. Estella de Beaumonde chanteerde ons.’

‘En?’

‘Ze was bezig ons stelselmatig uit te moorden.’

De Cock keek hem verbijsterd aan.

‘Hoe komt u daarbij?’

De lange schrale man stak duim en wijsvinger omhoog.

‘Jan-Willem Hoffmann, Alexander Peetersen.’

De Cock slikte.

‘Pleegde zij die moorden?’

Frederik van Dendermonde knikte met een ernstig gezicht.

‘Ik heb het haar zelf zien doen.’

18

Frederik van Dendermonde verschoof op zijn stoel.

‘Het is misschien beter,’ begon hij kalm, weloverwogen, ‘dat ik eerst de achtergronden wat belicht.’ Hij sloot even de ogen om zich beter te concentreren. ‘Een jaar of zeven geleden kwam ik als patiënt in contact met dokter De Beaumonde. Ik had enige psychische moeilijkheden, die voor mij als directeur van een groot bedrijf bepaald hinderlijk waren. Ik kon soms mijn werk niet meer naar behoren verrichten. Ik hoorde van vrienden in het bedrijf, dat een zekere dokter De Beaumonde aan de Keizersgracht in Amsterdam opmerkelijke resultaten boekte met behandelingen onder hypnose. Ik vond inderdaad veel heil bij zijn therapie en kreeg interesse in zijn methodieken. Op een dag besprak hij met mij de mogelijkheid van een groepstherapie. Hij had het plan opgevat om patiënten, van wie hij wist dat hun moeilijkheden eenzelfde oorsprong hadden, tezamen te brengen in een groep, zodat men over en weer ervaringen kon uitwisselen.’

‘De groep van dertien.’

Frederik van Dendermonde knikte bedachtzaam.

‘Het begon wat aarzelend, onwennig, maar op den duur werden wij door die groepstherapie vrienden van elkaar. De band bleek zo hecht, dat wij besloten ook na de dood van dokter De Beaumonde onze samenkomsten voort te zetten. We vonden er veel baat bij.’

‘Gebeurde het vaak?’

‘We kwamen eenmaal in de twee maanden bij elkaar. Meestal op neutraal terrein, dus niet bij een van ons thuis, maar ergens buiten in een restaurant of in een zaaltje, dat ik voor dat doel huurde.’

‘U was van het begin af de leider van de groep?’

Frederik van Dendermonde trok zijn rechterschouder wat omhoog en schonk De Cock een flauwe glimlach.

‘Daar is nooit officieel over gestemd. Het ging feitelijk vanzelf. Eenieder meende dat ik de aangewezen man was om alles te regelen.’

‘Wanneer begon de chantage?’

‘Het zal ongeveer een jaar na de dood van dokter De Beaumonde zijn geweest, dat een van ons een plattegrond van Amsterdam toegezonden kreeg met het dringend verzoek om op de aangekruiste plek te verschijnen in verband met een belangrijke mededeling.’

‘Wie was dat?’

‘Jan-Willem Hoffmann. Hij was vrijwel zeker de eerste die op zo’n manier werd benaderd. Het opmerkelijke vind ik achteraf, dat hoewel er bij ons in de groep een vertrouwelijke sfeer heerste, Jan-Willem er in het begin niet over heeft gesproken. Hij is gewoon op de chantage ingegaan. En zo was het ook met mij. Pas vorig jaar kwam het op een van onze bijeenkomsten plotseling ter sprake. Ik meen dat het Mildrid van Vlissingen was die ermee voor de dag kwam. En toen bleek, dat alle leden van de groep al geruime tijd op precies dezelfde wijze werden gechanteerd aan de hand van de vertrouwelijke mededelingen die wij tijdens de behandeling aan dokter De Beaumonde hadden gedaan.’

‘Wie chanteerde?’

Frederik van Dendermonde gebaarde heftig.

‘Estella de Beaumonde. Zij heeft daar, naar mijn weten, nooit een geheim van gemaakt. Ze ondertekende haar brieven met Estella en verscheen persoonlijk om het bloedgeld van ons in ontvangst te nemen. Dat gebeurde altijd in de avond op een of andere stille plek, die ze blijkbaar van tevoren met beleid had uitgezocht.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Wat besloten jullie te doen?’

Frederik van Dendermonde wreef over zijn kin.

‘Jan-Willem Hoffmann wilde naar de politie gaan. Toen hij op een avond lichtelijk aangeschoten moed had opgevat, is hij ook inderdaad op het politiebureau aan de Warmoesstraat geweest. Er was geen recherche aanwezig. Zijn aangifte werd niet opgenomen. Hij diende zich de volgende morgen te melden.’

‘En?’

‘Ik heb het hem afgeraden. Ik zei hem, dat ook bij de politie niet alles waterdicht was. Ik had publicaties gelezen over corruptieschandalen. Daarom stelde ik Jan-Willem voor gewoon niet meer te betalen. Bij een volgende confrontatie met Estella moest hij onomwonden zeggen dat de chantage, wat hem betrof, was afgelopen en dat hij ook de andere leden van de groep had geadviseerd om geen cent meer te geven.’

De Cock trok een somber gezicht.

‘Het werd zijn dood.’

Frederik van Dendermonde zuchtte.

‘We lazen het in de krant en belegden een spoedzitting. Geen van ons wilde het geloven. We dachten dat Jan-Willem Hoffmann gewoon het slachtoffer was geworden van een willekeurige moordenaar. We konden eenvoudig niet geloven, dat Estella de Beaumonde tot zoiets gruwelijks in staat was. Om wat zekerheid te verkrijgen, besloten we dat Alexander Peetersen bij zijn volgende ontmoeting met Estella op dezelfde wijze zou reageren.’