‘Een valstrik.’
De Cock knikte traag. ‘Ik liet Robbie van der Waal vertrekken uit Amsterdam en gaf de brief als afzendadres een pand aan de Brouwersgracht in Amsterdam, waar een mij bevriende conciërge de scepter zwaait. Gistermorgen kwam daar het antwoord van Felix, compleet met een plattegrond van Amsterdam. Ik wilde absolute zekerheid. Er was mij alles aan gelegen dat Felix op die brief van Robbie zou reageren. Voordat ik de brief postte, bracht ik een bezoek aan Felix de Beaumonde in Blaricum, in zijn kapitale bungalow die hij van zijn bloedgeld had overgehouden. Ik condoleerde hem met het verlies van zijn stiefmoeder en vertelde hem entre nous, dat ik de ware moordenaar spoedig zou pakken omdat ik greep had gekregen op een jonge gigolo, die vroeger relaties met Estella onderhield.’
Fred Prins grinnikte. ‘Een tikkeltje gluiperig.’
De Cock keek naar hem op. ‘Chantage en moord… gluiperige misdrijven.’
Ze zwegen allen. Mevrouw De Cock serveerde nieuwe lekkernijen en bracht het gesprek op andere onderwerpen. De affaire van ‘het dodelijk akkoord’ verdween naar de achtergrond. Het gesprek werd algemener, minder gespannen. Toen laat in de avond het gehele gezelschap was verdwenen, zakte De Cock terug in zijn fauteuil.
‘Ik geloof dat ik een paar avonden vroeg naar bed ga. Het is nogal laat geworden de laatste dagen. Bovendien heb ik het gevoel, dat ik oud word.’
Zijn vrouw kwam bij hem zitten op de leuning van zijn fauteuil. Ze schudde haar hoofd en om haar lippen speelde een lieve glimlach. ‘Jij, De Cock… jij blijft eeuwig jong.’