Выбрать главу

Dokter Achterbosch staarde nadenkend voor zich uit.

‘Van Fluijtenberg… Van Fluijtenberg… het zegt mij niets.’

De Cock kneep zijn lippen op elkaar.

‘Hij stierf drie jaar geleden.’

De dokter tuitte zijn dikke lippen.

‘Dat zal best,’ reageerde hij gelaten. ‘U zult als rechercheur uiteraard wel over de juiste gegevens beschikken.’

De Cock wees naar een lange houten bak met kaarten, rechts op het bureau van de arts.

‘Hebt u ergens nog aantekeningen over dat sterfgeval?’ vroeg hij met ingehouden ongeduld. ‘Het is voor ons onderzoek van het grootste belang om te weten op welke wijze… onder welke omstandigheden die man stierf.’

De aangesprokene schudde zijn hoofd.

‘Ik houd alleen aantekeningen bij van patiënten die nog in leven zijn.’ De arts glimlachte fijntjes. ‘Voor de doden heeft dat geen zin meer. Voor hen kan ik niets meer doen.’

De Cock keek de man voor zich secondenlang aan… peilde de muur van onwil. Daarna boog hij zich ver naar voren en legde de kennisgeving van overlijden voor de arts op zijn bureau. Hij tikte daarop met een kromme wijsvinger.

‘Waarom staat uw naam hier?’ vroeg hij afgemeten.

Dokter Achterbosch schoof zijn afgegleden bril weer iets omhoog en keek. Daarna richtte hij zich op. Achter de dubbelfocusglazen twinkelden zijn lichtbruine ogen.

‘Dat moet een grap zijn.’

In een ware mineurstemming reden de beide rechercheurs met hun Golf van de Saxen Weimarlaan weg. Het was weer gaan regenen. Dikke druppels kletterden op het dak en op de voorruit. Vledder deed de ruitenwissers aan. Zijn gezicht stond op storm.

‘Die vent weet,’ gromde hij, ‘dat wij hem na drie jaar niets meer kunnen maken.’

De Cock blikte opzij.

‘Waarmee?’

Vledder gebaarde heftig.

‘Inzake valsheid in geschrifte.’

De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Je bedoelt de mogelijkheid dat dokter Achterbosch destijds valsheid in geschrifte heeft gepleegd door valselijk een verklaring van overlijden op te maken van een natuurlijke dood.’

Vledder zwaaide voor zich uit.

‘Mogelijkheid?’ riep hij woest. ‘Ik ben er vrijwel van overtuigd. Hij constateerde een gewelddadige dood… moord, doodslag… maar gaf voor de burgerlijke stand een verklaring van overlijden af, waarin stond vermeld dat Van Fluijtenberg een natuurlijke dood stierf… gevolg van een acute hartstilstand.’

De Cock zuchtte.

‘Het heeft geen zin je daarover op te winden,’ sprak hij berustend. ‘Of Achterbosch destijds werkelijk valsheid in geschrifte pleegde, valt moeilijk meer te bewijzen.’

Vledder klapte met zijn vuist op het stuur.

‘Dat is het,’ brieste hij woedend. ‘Vandaar zijn houding. Die dokter Achterbosch stond jou gewoon zacht gnuivend in de maling te nemen. Ik stond te trillen. Zonder onze ambtsinstructie had ik hem door elkaar gerammeld.’

De Cock grinnikte.

‘Blij dat we een ambtsinstructie hebben.’

Vledder keek opzij.

‘Ging jouw bloed dan niet koken?’

De Cock reageerde niet.

‘We gaan naar de Kit,’ sprak hij kalm. De oude rechercheur trok zijn veiligheidsriem iets losser en liet zich onderuitzakken. Zijn gezicht stond strak. ‘De dokter,’ sprak hij zacht, ‘is nog niet van mij af.’

Toen ze aan de Warmoesstraat de grote recherchekamer binnenstapten, liep adjudant Joop Kamphuis op De Cock toe. Zijn gezicht stond zorgelijk.

‘Je moet onmiddellijk bij de commissaris komen. Hij heeft al een paar maal naar je gevraagd.’

‘Is er iets?’

Adjudant Kamphuis trok zijn schouders op.

‘Ik weet niet wat hij op zijn lever heeft, maar hij was goed nijdig.’

De Cock smeet zijn hoedje alweer missend naar de kapstok en sjokte met zijn regenjas nog aan door de gang naar de kamer van commissaris Buitendam. De oude rechercheur deed de zware eiken deur open en bleef wijdbeens in de deuropening staan. Het was een houding van protest.

De Cock had geen hekel aan zijn commissaris, maar probeerde toch zoveel mogelijk elk contact met hem te vermijden, bang dat de politiechef zich autoritair in zijn onderzoeken zou mengen.

Buitendam wuifde hem met een slanke hand naderbij en wees naar de stoel voor zijn bureau.

‘Ga zitten, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd.

De oude rechercheur schudde zijn hoofd.

‘Ik blijf liever staan,’ reageerde hij nukkig.

‘Zoals je wilt.’ De commissaris zweeg even om indruk te maken, strekte zijn rug en ademde diep. ‘Hoewel jouw gedrag, De Cock, in het verleden dikwijls enige correcties behoefde, heb ik jou in de meeste gevallen ongestoord je gang laten gaan.’ De commissaris hield opnieuw een kleine pauze en kuchte. ‘Daarbij gold als overweging,’ ging hij gedragen verder, ‘dat je als rechercheur vaak uiterst succesvol was… een feit, waarvoor ik mijn ogen niet heb willen sluiten.’

De Cock trok denkrimpels in zijn voorhoofd en spreidde zijn beide armen in een hulpeloos gebaar.

‘Waarom… waarom zo’n omhaal van woorden?’ riep hij licht geërgerd. ‘Zeg gewoon rechtuit wat u op het hart hebt.’

Commissaris Buitendam schoof onrustig op zijn stoel heen en weer.

‘Ik heb vanmorgen,’ sprak hij plechtig, ‘onze officier van justitie een paar maal aan de lijn gehad. Meneer de officier is van diverse zijden benaderd over het feit, dat jij en Vledder jullie tijd verdoen aan een zinloos onderzoek.’

De Cock kneep zijn wenkbrauwen samen.

‘Een zin-loos onderzoek?’

Commissaris Buitendam knikte.

‘Er wordt beweerd dat jij bent ingegaan op… eh, op wat men een macabere grap zou kunnen noemen.’

De Cock kneep zijn lippen op elkaar.

‘Wie zijn die di-ver-se zij-den?’

Buitendam keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wat bedoel je?’

De Cock ademde diep.

‘Ik wil weten,’ verklaarde hij geduldig, ‘door wie de officier van justitie is benaderd… Welke mensen tot het oordeel zijn gekomen dat ons onderzoek zinloos is… Wie de kwalificatie macabere grap heeft uitgedacht?’

Commissaris Buitendam schraapte zijn keel.

‘De officier van justitie,’ sprak hij streng, ‘is jou geen tekst en uitleg verschuldigd… op hem rust geen enkele verplichting om jou te vertellen wie zijn zegslieden zijn.’

De Cock snoof verachtelijk.

‘Maar op basis van diezelfde zegslieden meent hij wel te mogen concluderen dat ik mij bezighoud met een zinloos onderzoek… een macabere grap.’ De oude rechercheur voelde hoe de woede in zijn aderen kroop. ‘Zeg uit mijn naam tegen…’

Verder kwam hij niet. Vledder stormde met een bleek gezicht de kamer van de commissaris binnen. De jonge rechercheur hijgde. ‘Notaris Van den Hoeve is zo-even in zijn kantoor neergeschoten.’

De Cock keek hem geschrokken aan.

‘Dood?’

Vledder knikte.

‘Drie kogels recht in zijn gezicht.’

De Cock kneep een enkel moment zijn beide ogen dicht en wendde zich toen tot commissaris Buitendam, die uit zijn stoel was opgestaan. ‘Zeg uit mijn naam tegen de officier van justitie,’ sprak hij ijzig, ‘dat de grap is begonnen en dat ik mijn zinloos onderzoek voortzet.’ De oude rechercheur zweeg even en blikte onbevangen omhoog naar het smalle gezicht van de lange, statige politiechef. ‘En u behoeft mij ook de deur niet te wijzen… die kan ik zelf wel vinden.’

De grijze speurder draaide zich langzaam om en wandelde met Vledder in zijn kielzog waardig de kamer van de commissaris uit.

7

Notaris M.G. van den Hoeve lag op zijn rug achter zijn bureau naast een omgevallen stoel. Zijn bolrond gezicht was deerlijk verminkt. Op zijn voorhoofd, kort onder de haargrens, zaten dicht bijeen twee kogelgaten. Een derde kogel was via de rechteroogkas het hoofd binnengedrongen.