Выбрать главу

Vledder liep geschrokken door de aanblik achter de rug van De Cock vandaan en verliet het vertrek.

De oude rechercheur bezag de situatie… koel en afstandelijk… met een scherpe blik voor het detail. Naar zijn overtuiging werd de notaris door de kogels getroffen toen hij achter zijn bureau zat. Door de kracht van de inslagen was hij met zijn stoel achterovergetuimeld en op zijn rug terechtgekomen.

De Cock hurkte bij de dode neer en bezag nogmaals de verwondingen aan het gezicht. Er was slechts een kleine spreiding. De kogelgaten zaten opmerkelijk dicht bijeen… een duidelijke aanwijzing voor een geoefend schutter.

De grijze speurder kwam weer overeind en liet zijn blik door het vertrek dwalen. Rechts waren twee hoge ramen met uitzicht over het troebele water van de Keizersgracht. Achter het bureau, naast de omgevallen stoel, stond een grote oude brandkast van Lips — gesloten, gaaf — zonder zichtbare sporen van braak. Ook het rijtje stalen kasten links aan de wand was ongehavend. Op het immense bureau van de notaris lagen geen bescheiden of dossiers.

De Cock schoof de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. Het was kwart over twee. Hij keek op en wendde zich tot Vledder, die met een ontdaan gezicht naast een halfopen deur tegen de deurpost stond geleund. De confrontatie met een gewelddadige dood kon de jonge rechercheur nog steeds moeilijk verwerken.

‘Wie heeft hem ontdekt?’

Vledder gebaarde achter zich.

‘Een oude bediende, Hendrik de Vries. Hij noemt zichzelf klerk. Ik heb nog niet behoorlijk met hem kunnen praten. Hij is totaal overstuur, geeft voortdurend over.’

De Cock keek hem bezorgd aan.

‘Heeft hij een dokter nodig?’

Vledder schudde traag zijn hoofd.

‘Dat dacht ik niet. Het is even de schok. De oude man trekt wel weer bij.’

De jonge rechercheur toonde een moede glimlach. ‘Net als ik. Ik zal straks proberen om alsnog een verklaring van hem op te nemen.’

De Cock knikte instemmend.

‘Is er nog ander personeel?’

Vledder trok zijn schouders op.

‘Ik heb buiten die oude man niemand op het kantoor gezien.’

Bram van Wielingen kwam het vertrek binnen. Hij zette zijn aluminium koffertje in het midden van de kamer op een Perzisch tapijt en keek lachend naar De Cock. ‘Dat ben ik van jou niet gewend… een moord overdag. Meestal laat je mij bij nacht en ontij uitrukken.’ Hij keek om zich heen. ‘Waar is het lijk?’

De Cock wees.

‘Hij ligt achter zijn bureau. Schrik niet, hij ziet er niet erg appetijtelijk uit.’

Bram van Wielingen maakte een nonchalant gebaar.

‘Dat doen lijken nooit,’ bromde hij. De politiefotograaf bukte zich, opende zijn koffertje en nam daaruit zijn Hasselblad. In een reeks routinehandelingen monteerde hij daarop een flitslicht en liep naar de plek die De Cock hem had gewezen. Even aarzelde hij, toen richtte hij zijn camera en flitste in het dode gezicht van de notaris.

Vledder liep van de deurstijl weg toen dokter Den Koninghe het vertrek binnenkwam. Achter hem torenden twee onaandoenlijke broeders van de Geneeskundige Dienst met hun brancard.

De Cock slofte met een blijde lach om zijn mond op de lijkschouwer af en drukte hem hartelijk de hand.

De oude rechercheur had een zwak voor de kleine excentrieke dokter met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwart jacquet en zijn verfomfaaide groenuitgeslagen garibaldihoed.

‘Hoe maakt u het?’ vroeg hij belangstellend.

Dokter Den Koninghe keek door zijn metalen brilletje schuin naar hem op.

‘Ben je van gewoonte veranderd?’

De Cock reageerde verwonderd.

‘Hoezo?’

‘In de regel presenteer jij mij gewelddadig gedode mensen in de late avond of vroege nacht… nooit des daags bij puur daglicht.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘De tijdstippen waarop ik u slachtoffers presenteer, worden niet door mij bepaald,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Het is mijn noodlot. Als man van het recht ben ik gekoppeld aan de klok van de misdaad.’

Den Koninghe sjokte aan hem voorbij, gebaarde aan Bram van Wielingen, dat hij zich met zijn camera achter het bureau diende te verwijderen en hurkte daarna met krakende knieën bij de dode neer.

Zijn onderzoek duurde slechts kort. Hij keek naar de verwondingen aan het gezicht van de notaris. Vluchtig… bijna ongeïnteresseerd. Al na een paar seconden kwam de oude lijkschouwer overeind, nam zijn bril af, pakte zijn witte pochette uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste zijn glazen schoon.

‘Hij is dood,’ sprak hij laconiek.

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

‘Dat begreep ik,’ reageerde hij simpel.

De dokter wees in de richting van de dode.

‘Nog niet lang. Ik schat hooguit een uur. De lichaamstemperatuur is nauwelijks gedaald.’

Hij zette met precieze bewegingen zijn bril weer op en plooide zijn pochette terug in de borstzak van zijn jacquet. Voor hij wegliep wuifde hij achter zich in de richting van de dode notaris.

‘De man of de vrouw die op hem schoot, had blijkbaar een hekel aan dat bolle gezicht.’

De lijkschouwer glimlachte om zijn eigen opmerking, zwaaide tot afscheid en liep de kamer uit.

In de deuropening botste hij bijna tegen Ben Kreuger.

De dactyloscoop kwam met zijn koffertje in zijn hand naar De Cock toe en keek om zich heen.

‘Is hier voor mij nog iets te kwasten?’[2]

De Cock wees voor zich uit.

‘Misschien aan deze zijde van het bureau. Mogelijk heeft de dader voor hij schoot even met zijn handen voor op het blad van het bureau gesteund.’ De oude rechercheur zweeg even en zuchtte. ‘Veel hoop heb ik er niet op. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is hier niets aangeraakt… Het lijkt erop dat de moordenaar is binnengekomen, heeft geschoten en weer is weggegaan.’

‘Een liquidatie?’

De Cock knikte.

‘Daar heeft het veel van weg.’

Ben Kreuger zuchtte.

‘Dat is tegenwoordig aan de orde van de dag. Ik heb er dit jaar al tientallen meegemaakt. In de kringen van de misdaad worden doodvonnissen snel uitgesproken en uitgevoerd.’

Vledder liep dreunend op hem toe. Zijn gezicht zag opgewonden.

‘Ik heb Hendrik de Vries, die klerk, verhoord. Hij was weer aanspreekbaar.’

‘En?’

‘Hij neemt altijd van huis een paar boterhammen mee en gebruikt zijn lunch hier op kantoor.’

De Cock grijnsde.

‘Zo,’ sprak hij spottend, ‘dat is dan heel belangrijk om te weten.’

Vledder keek hem vernietigend aan.

‘Het is inderdaad belangrijk,’ reageerde hij fel. ‘Vanmorgen tegen twaalf uur kwam notaris Van den Hoeve naar hem toe en gaf hem vijfentwintig gulden. “Hier,” zei hij, “ga maar in de stad lunchen.”’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Hij stuurde hem weg.’

Vledder knikte heftig.

‘Precies. Hij wilde niet dat de klerk tijdens lunchtijd op kantoor verbleef.’

De Cock plukte peinzend aan zijn onderlip.

‘Deed de notaris dat wel meer?’

‘Wat bedoel je?’

‘Die klerk, Hendrik de Vries, geld geven om in de stad te gaan lunchen.’

Vledder knikte opnieuw.

‘Steeds als de neven kwamen.’

‘De neven?’

De jonge rechercheur slikte.

‘Walter en Wouter van Fluijtenberg.’

De Cock keek Vledder verwonderd aan.

‘Is er vanmiddag al sectie?’

De jonge rechercheur knikte.

‘Om kwart over vijf. Het kwam dokter Rusteloos beter uit. Voor morgen heeft hij al een reeks afspraken.’

De Cock wees voor zich uit.

‘Denk je aan de kogels? Vermoedelijk steken ze nog ergens tussen de hersenen van de notaris. Ik heb geen uitschotverwondingen gezien.’

вернуться

2

Naar vingerafdrukken zoeken met een dassenharen kwast en aluminiumpoeder; de belangrijkste attributen van een dactyloscoop.