De Cock zuchtte. ‘We kunnen gevoeglijk aannemen, dat dokter Achterbosch tot heel veel zaken bereid was.’
‘Een louche dokter.’
De Cock grijnsde. ‘Zelfs in de literatuur vormen artsen en misdaad een gewilde combinatie.’
De oude rechercheur trok zijn veiligheidsgordel iets losser en liet zich knorrend onderuitzakken. ‘Navolgelingen van Hippocrates[3] en de heilige Hermandad,[4]’ bromde hij, ‘zijn in het verleden wel vaker met elkaar in conflict gekomen.’
Ineens kwam hij weer omhoog, een verschrikte uitdrukking op zijn gezicht.
‘Peter van Oosterwijker.’
Vledder keek hem verward aan. ‘Wie of wat is Peter van Oosterwijker?’
De Cock gebaarde heftig. ‘Bij de broers Van Fluijtenberg, M.G. van den Hoeve en J.H. Achterbosch stond nog een naam onder die valse kennisgeving van overlijden.’
‘En?’
De Cock verschoof onrustig op zijn stoel. ‘Begrijp je het dan niet?’ riep hij geagiteerd. ‘Van den Hoeve en Achterbosch zijn vermoord.’
Vledder reageerde geschrokken. ‘Je… je hebt gelijk,’ stamelde hij. ‘Als je van het lijstje op die valse kennisgeving van overlijden uitgaat, dan is Peter van Oosterwijker de volgende man die op de nominatie staat om… om te worden vermoord.’ De jonge rechercheur blikte opzij. ‘Maar wie is Peter van Oosterwijker?’
Vledder wreef met zijn duim en wijsvinger langs zijn neus in zijn ooghoeken. ‘Ik heb slaap,’ gromde hij. De jonge rechercheur schoof een dik telefoonboek van Amsterdam van zich af. ‘Ik kan toch moeilijk midden in de nacht alle mensen met de naam Van Oosterwijker uit hun bed bellen en vragen of ze zijn vermoord?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Dat lijkt mij geen goede vraagstelling,’ sprak hij ernstig. De oude rechercheur wees naar het telefoonboek van Amsterdam. ‘En daar zul je hem niet in vinden. Volgens het valse bericht van overlijden woont Peter van Oosterwijker in Baarn.’
Vledder wreef over zijn blonde haar. ‘Je hebt gelijk,’ verzuchtte hij, ‘in Baarn. Dat was ik even vergeten.’ De jonge rechercheur keek op. ‘Jij bent van nature een nachtbraker. Ik niet. Op dit uur van de dag ben ik niet zo helder meer.’
Het klonk als een verontschuldiging.
De Cock liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken. ‘Bel de heer Kruidenwinkel.’
Vledder keek hem niet-begrijpend aan. ‘Wie is de heer Kruidenwinkel?’
De Cock wees naar zijn bureau. ‘Zijn telefoonnummer staat bij mij op de molen. De heer Kruidenwinkel is referendaris bij het Bevolkingsregister van Amsterdam. Ik ken hem persoonlijk en hij heeft mij toegezegd dat ik in noodgevallen een beroep op hem mag doen.’
‘Midden in de nacht?’
De Cock knikte. ‘Juist, midden in de nacht.’ Hij strekte zijn wijsvinger naar Vledder uit. ‘Zeg de referendaris dat het een zaak is van leven of dood en vraag hem om het adres van een man, genaamd Peter van Oosterwijker, die…’
Vledder onderbrak hem. ‘Die man is referendaris bij het Bevolkingsregister van Amsterdam.’
‘Precies.’
Vledder keek hem verwonderd aan. ‘Die Peter van Oosterwijker woont in Baarn.’
De Cock knikte. ‘Je liet mij ook niet uitspreken,’ reageerde hij geduldig. ‘Het adres van een man, genaamd Peter van Oosterwijker, die bij het Bevolkingsregister van Amsterdam in dienst is… of is geweest.’
De rechterhand van Vledder reikte naar de telefoonmolen op het bureau van De Cock. Halverwege hield hij in en keek met een troebele blik omhoog. ‘Bij het Bevolkingsregister van Amsterdam in dienst is… of is geweest?’ herhaalde hij vragend.
De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Ik heb een sterk vermoeden,’ sprak hij bedachtzaam, ‘dat Peter van Oosterwijker de man is, die drie jaar geleden “vergat” het overlijden van Frederik Johannes van Fluijtenberg op de computeruitdraai voor de politie te plaatsen.’
11
De Cock keek naar Vledder, die het telefoongesprek had beëindigd en de hoorn op het toestel teruglegde.
‘Wat zei Kruidenwinkel?’
De jonge rechercheur maakte een vermoeid gebaar.
‘Hij moet zich eerst aankleden, zijn auto uit de garage halen en naar het Bevolkingsregister aan de Herengracht rijden. Dat duurt nog wel even. En dan hoopt hij maar, dat daar de personeelsadministratie voor hem toegankelijk is.’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Dat lukt wel. Hij heeft mij in het verleden diverse keren geholpen.’ De oude rechercheur kneep zijn wenkbrauwen samen. ‘Kende hij een man met de naam Van Oosterwijker?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Die kende hij niet. Maar dat was volgens de heer Kruidenwinkel niet zo verwonderlijk. Het personeelsbestand was nogal omvangrijk. Bovendien waren er de laatste jaren veel mutaties.’
‘Hij had geen bedenkingen. Ik bedoel, hij toonde zich bereid om voor ons in de personeelsadministratie te duiken?’
Vledder knikte. ‘Voor ons?’ sprak hij met een grijns. ‘ “Voor rechercheur De Cock,” zei hij, “doe ik alles.” ’
De oude rechercheur glimlachte.
‘Dat alles zal wel zijn beperkingen hebben,’ sprak hij relativerend. De grijze speurder trok een bedenkelijk gezicht. ‘Toch vreemd, dat die Peter van Oosterwijker in de telefoongids van Baarn en Soest totaal niet voorkomt.’
Vledder zuchtte.
‘De inlichtingendienst kon mij niet helpen en ook de politie in Baarn had nooit van ene Peter van Oosterwijker gehoord.’
De Cock kauwde op zijn onderlip.
‘Laten we hopen,’ sprak hij met een zorgelijk gezicht, ‘dat de moordenaar van notaris Van den Hoeve en dokter Achterbosch net zoveel moeite heeft om hem op te sporen als wij.’
Vledder keek hem gespannen aan.
‘Denk je echt dat zijn leven gevaar loopt?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Naar mijn overtuiging is er iemand fanatiek op uit om alle getuigen rond de dood van Frederik Johannes van Fluijtenberg uit de weg te ruimen.’
Vledder keek hem vragend aan.
‘En als je het adres van die Peter van Oosterwijker hebt… wat dan?’
De Cock zwaaide.
‘Dan mobiliseren we direct de politie ter plekke en gaan erheen… waar ook. Al is het in Tietjerksteradeel.’
Vledder wees naar de grote klok boven de toegangsdeur.
‘Nu nog?’ riep hij onthutst. ‘Kijk eens, het is bijna drie uur.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘We kunnen die vent toch niet laten vermoorden.’ In zijn stem vibreerde de wanhoop. ‘Bovendien is Peter van Oosterwijker vermoedelijk nog de enige man die opening van zaken kan geven… die ons kan vertellen wat er drie jaar geleden rond het overlijden van Frederik Fluweel precies is gebeurd.’
Vledder keek hem argwanend aan.
‘Zou hij dat doen?’
‘Wat bedoel je?’
‘Ons de toedracht vertellen?’
De Cock knikte.
‘We maken een redelijke kans,’ antwoordde hij rustig. ‘Als we hem duidelijk kunnen maken dat hij zijn leven slechts kan redden door ons de waarheid te openbaren, dan gaat hij misschien door de knieën.’
Vledder grinnikte vreugdeloos.
‘Ook als zijn aandeel niet groter is dan het “vergeten” van het plaatsen van het overlijden op de computeruitdraai voor de politie?’
In zijn stem klonk twijfel.
De Cock stond van zijn stoel op.
‘Als Peter van Oosterwijker ons wil zeggen in wiens opdracht hij dat destijds deed, dan komen we toch dicht bij de bron.’
De oude rechercheur kwam achter zijn bureau vandaan en begon door de grote recherchekamer te stappen. Hij deed dat graag. In de cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen.