Выбрать главу

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Gewoonlijk niet. Begraven is het best geoliede bedrijf dat ik ken… een bedrijf ook zonder malaise.’

Het macabere grapje ging aan Richard Roosendaal voorbij.

‘Begrafenisstoeten hebben toch altijd voorrang in het verkeer?’

De Cock knikte. ‘Een kwestie van piëteit… fatsoen, maar dat zijn, vrees ik, verouderde begrippen.’

Richard Roosendaal blikte onrustig om zich heen.

‘Kan ik hier ergens informeren?’

De Cock wees naar een huisje aan de andere zijde van het parkeerterrein. ‘Als ik het goed heb gelezen, dan is daar het kantoor van de begraafplaats.’

Richard Roosendaal beende van hen weg.

Patricia schudde haar hoofd.

‘Richard is altijd zo ongeduldig,’ sprak ze vergoelijkend. ‘Hij zelf is uiterst punctueel, daarom kan hij van anderen niet verdragen dat zij zich niet aan gemaakte afspraken houden.’

De Cock glimlachte.

‘Volgens mij was uw oom Frederik een vermogend man,’ veranderde hij van onderwerp. ‘Jullie rekenen op een erfenis?’

Patricia Roosendaal knikte.

‘Oom Frederik was bijzonder op ons gesteld. Vooral op Richard. Hij heeft altijd gezegd dat hij ons in zijn testament zou gedenken. Hij noemde Richard zijn lievelingsneef.’

‘Zijn er nog andere neven… nichten?’

Patricia Roosendaal knikte opnieuw.

‘Walter en Wouter… zoons van oom Johannes.’ Haar gezicht versomberde. ‘Maar met hen hebben wij al jaren geen contact meer.’

‘Was oom Frederik zelf niet getrouwd?’

Patricia Roosendaal schudde haar hoofd.

‘Niet officieel. Hij heeft jaren met een vrouw samengeleefd… tante Liesbeth… een knappe Belgische uit Antwerpen. Maar sinds haar dood is hij nooit meer een vaste verbintenis met een vrouw aangegaan.’

‘Met een man?’

Patricia Roosendaal glimlachte.

‘Oom Frederik was geen homoseksueel… niet dat ik weet.’ Ze keek uit haar rolstoel omhoog. ‘Mag ik openhartig tegen u zijn?’

‘Zeker.’

Patricia Roosendaal aarzelde even.

‘Ik… eh, ik begrijp uw aanwezigheid niet. Ik bedoel… waarom hebt u belangstelling voor de begrafenis van oom Frederik?’

De Cock tastte naar de binnenzak van zijn colbert.

‘Ik kreeg ook een bericht van overlijden… vanmorgen… met de post.’

Richard Roosendaal kwam vanaf de parkeerplaats met een draf op hen toe. Een uiteinde van zijn witzijden sjaal wapperde achter op zijn rug. Hijgend bleef hij voor hen staan. Zijn gezicht zag bleek en zijn handen trilden.

‘Er is… er is,’ stamelde hij hees, ‘er is geen begrafenis. Helemaal niet. Vandaag… vandaag wordt er op Sint Barbara niet begraven.’

3

Vledder keek grinnikend opzij.

‘Wat wilde jij vanmorgen ook weer zien hier op Sint Barbara… Aasgieren achter de baar van Frederik van Fluijtenberg?’

De Cock knikte traag.

‘Dat leek mij het aanzien waard… bedroefde aasgieren… belust op de verdwenen buit van een succesvol crimineel.’

Vledder zwaaide om zich heen. ‘Het schouwspel gaat niet door,’ riep hij spottend. ‘Geen bedroefde aasgieren, geen baar en geen begrafenis.’

Iets gebogen, zijn beide handen diep in de zakken van zijn regenjas gestoken, keek De Cock naar de bestelauto, die langzaam, zacht hobbelend van het parkeerterrein afreed. ‘Wel,’ verzuchtte hij, ‘twee diep teleurgestelde mensen.’

Vledder trok zijn schouders hoog in zijn nek en rilde. De ijzig koude wind maakte het verblijf op de begraafplaats bijzonder onaangenaam. ‘Ze hadden stellig op een erfdeel gerekend.’

De Cock knikte.

‘Ik heb het idee,’ sprak hij somber, ‘dat die twee al jaren op de dood van hun oom Frederik hebben zitten wachten… zich vermoedelijk al diep in de schulden hebben gestoken. Zo’n aangepaste bestelauto is een kostbare aangelegenheid.’

Vledder staarde peinzend voor zich uit.

‘Hoe oud schat jij die Patricia?’

De Cock tuitte zijn lippen.

‘Rond de vijfentwintig.’

De jonge rechercheur klakte met zijn tong.

‘Verschrikkelijk als je zo jong al aan een rolstoel bent gekluisterd.’

De Cock bromde.

‘Invaliditeit is altijd verschrikkelijk… voor eenieder… jong, oud. Dat heeft met leeftijd niets te maken.’

Vledder negeerde de opmerking.

‘Wat heeft ze?’

De Cock trok zijn schouders iets op.

‘Dat weet ik niet. Patricia heeft over haar eigen invaliditeit met geen woord gerept… en ik heb het haar niet durven vragen… maar ik ben bang voor MS.’

‘Wat is dat?’

De Cock zuchtte.

‘Multiple sclerose… een ernstige ziekte, waarop de medische wereld nog steeds geen afdoend antwoord heeft gevonden.’

‘En treden daar zulke ernstige verlammingen bij op dat je niet meer kunt lopen?’

De Cock nam zijn handen uit de zakken van zijn regenjas en gebaarde voor zich uit. ‘Ik heb het in mijn eigen familie van nabij meegemaakt. Soms zijn er verlammingen… soms niet. Het is een ziekte van het centrale zenuwstelsel. De aard van de verschijnselen kan zeer verschillend zijn. Het opvallende is, dat de ziekte zich in de meeste gevallen openbaart bij jonge mensen van zo tussen de twintig en dertig jaar.’

‘In de leeftijd van Patricia.’

De Cock staarde nadenkend voor zich uit.

‘Ik vond haar lief en aandoenlijk,’ sprak hij zacht, bijna teder. ‘Zo fragiel met die grote donkere ogen in dat wasbleke gezichtje. In mijn hart kroop medelijden, maar dat wilde ik haar niet tonen. Sommigen voelen zich daardoor gekwetst.’

Op het gezicht van Vledder kwam een smartelijke trek. ‘Laten we voor haar hopen dat haar aandoening niet van ernstige aard is… dat er voor haar hoop blijft op genezing.’ De jonge rechercheur maakte een emotionele armzwaai. ‘Het blijft natuurlijk een macabere grap om die twee mensen met een bericht van overlijden naar Sint Barbara te lokken.’

De Cock blikte verschrikt opzij.

‘Jij denkt aan een grap?’

Vledder knikte heftig.

‘En daar zijn wij ook de dupe van.’ Hij keek huiverend om zich heen. ‘Wil je nog langer hier op die kille begraafplaats blijven? Ik heb toch al een hekel aan dit soort oorden.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik niet.’

Vledder grinnikte.

‘Ik kan mij een aangenamer plek voorstellen om mij te verpozen. Wat denk je van het intieme etablissement van Smalle Lowietje?’

De Cock wreef over zijn brede kin.

‘Een grap,’ sprak hij peinzend. ‘Een macabare grap… van wie?’

Vledder grijnsde.

‘Van iemand die weet dat broer en zus Roosendaal op een erfenis loeren.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Als het alleen om hen te doen was, dan had men mij geen overlijdensbericht gestuurd.’ De grijze speurder wees in de richting van de Golf. ‘Informeer eens via de mobilofoon bij het hoofdbureau of de signalering van Frederik van Fluijtenberg nog steeds van kracht is. Dan kijk ik hier nog even rond.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Rondkijken?’ riep hij verrast. ‘Wat is hier te zien… graven en grafstenen. Ga mee naar de wagen, dan rijden we meteen terug naar de Kit.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik wil nog even rondkijken.’

Vledder haalde wrevelig zijn schouders op.

‘Wat hebben we hier nog langer te zoeken?’ riep hij vertwijfeld. ‘Je hebt het toch gehoord… geen begrafenis vandaag.’

De Cock stak zijn rechterwijsvinger omhoog.