Выбрать главу

‘Mooi,’ zei De Cock. Hij bukte zich naar zijn la en pakte het handtasje van Ellen. Hij hield het aan het hengsel omhoog. ‘En dit is het tasje van het vermoorde meisje. In dit tasje hebben wij uw portefeuille aangetroffen.’ Hij ademde diep, als een zucht. ‘U begrijpt, meneer Hofman, dat u mij toch echt wel een verklaring schuldig bent.’

Hofman wipte op zijn stoel. ‘Mijn portefeuille,’ riep hij ongelovig, ‘in dat tasje? Maar dat kan niet. Ik heb dat tasje nooit gezien. Dat… dat kan niet. Ik ben ook helemaal niet met een meisje uitgeweest. Ik ben een getrouwd man. Ik heb een vrouw en drie lieve kinderen. Ik werk hard… ik heb geen tijd. Ik zou… ik…’

Hij stond geëmotioneerd op en ging achter zijn stoel staan. Zijn mollige handjes omklemden de leuning in een vaste greep. Het was alsof hij steun zocht in die kale recherchekamer, waarin alles om hem heen scheen te draaien als in een mallemolen op de kermis. Zijn enige houvast was de leuning van die stoel en dat gezicht voor hem, dat koele, zakelijke gezicht, dat halfgeamuseerd de vreselijkste beschuldigingen uitsprak. ‘Ik kan het u niet verklaren,’ stamelde hij. ‘Ik kan u niet verklaren hoe mijn portefeuille in dat tasje is terechtgekomen. Ik weet het niet. Ik kan u alleen zeggen dat ik mijn portefeuille op een of andere manier ben kwijtgeraakt, gisterenavond.’

‘Waar?’

‘Ook dat weet ik niet. Ik denk dat iemand mijn portefeuille heeft gerold. Of misschien heb ik hem wel verloren. Ik weet het niet.’

De Cock zuchtte. ‘Uw kerstinkopen hebben blijkbaar nogal een flinke bres in uw financiën geslagen. We hebben geen geld meer in uw portefeuille gevonden.’

‘Maar dat moet. Er moet geld in zitten. Ik schat minstens tweehonderd gulden.’

De Cock gunde zich even rustig de tijd om na te denken. Hij wreef met zijn hand langs zijn kin en overdacht de mogelijkheden. ‘Gaat u weer zitten, meneer Hofman,’ zei hij na een poosje. Zijn toon was veel vriendelijker. ‘We moeten dit eens rustig met elkaar bepraten.’ De telefoon rinkelde. De Cock greep de hoorn.

‘Met Vledder,’ klonk het opgewonden. ‘Het wordt hoe langer hoe gekker. Ik kreeg zojuist antwoord op mijn telexbericht. Er is een koffertje met dameskleding gedeponeerd bij de politie te Amstelveen. En waar denk je dat het werd gevonden? In het Amsterdamse bos.’

‘Dat is wel een heel eind van de Herengracht.’

‘Ja, is dat niet vreemd?’

De Cock zuchtte. ‘Voor ons nog wel. Ga er in ieder geval zo snel mogelijk heen. Bekijk het koffertje. Probeer vast te stellen of het inderdaad het koffertje van Ellen is. Stel je daarna in verbinding met de vinder en laat je heel nauwkeurig de vindplaats aanwijzen. Let op banden en andere sporen. En neem een fotograaf mee. De politie in Amstelveen heeft er misschien wel eentje voor je te leen.’

‘En dan nog wat. Mocht je eventuele aanwijzingen vinden, handel dan niet op eigen houtje, maar kom eerst hierheen. Begrepen?’

‘Ja.’

‘Mooi, doe je best.’

De Cock legde de hoorn weer op het toestel en keek naar de heer Hofman. ‘Waar waren we gebleven?’ Hij kneep zijn ogen even dicht om zich te concentreren. ‘Oh ja, we zouden eens rustig over de portefeuille gaan praten.’

De heer Hofman knikte. Het kleine intermezzo van het telefoongesprek had hem de gelegenheid gegeven weer wat op verhaal te komen. Hij zag niet zo bleek meer en zijn ogen stonden helder.

‘Ik heb erover nagedacht,’ zei hij. ‘Ik moet de portefeuille in Amsterdam zijn kwijtgeraakt.’

‘Hoezo?’

‘Wel, ik was gisteren zowat de hele dag in Amsterdam. In de namiddag had ik een bespreking met een zakenrelatie. Het werd nogal laat. Later dan mijn bedoeling was. Het was ongeveer half tien toen ik bij hem vandaan reed. Onderweg bemerkte ik dat ik bijna geen benzine meer had en stopte bij een pomp aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal. De verwarming van mijn wagen heeft soms kuren. Ik vertelde dit tijdens het tanken aan de pompbediende. Hij zei dat hij wel begreep wat eraan haperde. Het was maar een kleine reparatie, zei hij, waarvoor hij maar een halfuurtje nodig zou hebben. Omdat ik toch laat was, liet ik hem de reparatie uitvoeren. Ik vroeg hem wat het alles bij elkaar kostte en betaalde vooruit, met een flinke fooi.’

‘U had toen uw portefeuille nog?’

‘Ja, ik heb hem uit mijn portefeuille betaald. Ik weet het bedrag niet precies, maar de pompbediende zal het zich zeker herinneren.’

‘En verder?’

‘Het was nogal koud en ik voelde er weinig voor om dat halfuur in die kale garage te blijven rondhangen. Ik besloot een borreltje te pakken. Via een smal straatje liep ik naar de Nieuwendijk en stapte daar een café binnen. Ik ben er niet lang geweest, hoogstens twintig minuten. Daarna ben ik teruggegaan naar mijn wagen.’

De Cock knikte. ‘En in dat café heeft u voor uw verteringen betaald.’

Er verscheen een glimlach op het ronde gezicht van de heer Hofman. ‘Nee, ik heb daar niet betaald.’

‘Niet betaald?’

‘Nee, ziet u, er was daar een man met wie ik in gesprek raakte.’ Hij glimlachte opnieuw. ‘Een dronken man. O, een aardige kerel, maar ontzettend sentimenteel. U weet hoe dronken mensen zijn. Hij kwam naast mij aan de bar zitten en vertelde mij een treurig verhaal over zijn moeder, die in de kerstnacht was gestorven. Hij zat er compleet bij te janken. Ik heb zelf niet veel gezegd. Ik heb hem alleen maar aangehoord. Toen ik opstond en wilde betalen, drong hij erop aan dat mijn verteringen op zijn rekening werden gezet. Ik was erop tegen, maar hij wilde van geen weigering horen. Hij zei dat hij nog nooit zo’n vriendelijk mens had ontmoet. Wat moest ik doen? Ik ben tenslotte maar vertrokken zonder te betalen. Hij bracht me tot de deur en wuifde mij na.’

De Cock knikte peinzend. ‘Die man,’ zei hij traag, ‘die man in dat café, had hij van dat korte stoppelige haar, zo’n borstelkop?’

‘Ja.’

‘En legde hij zo nu en dan vertrouwelijk zijn arm om uw schouders?’

De heer Hofman keek hem verbaasd aan. ‘Inderdaad.’

De Cock grijnsde. ‘Weet u waarom u niet mocht betalen?’

‘Hij vond mij een aardige kerel.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Nee, meneer Hofman, dan zou u onmiddellijk al hebben gemerkt dat u uw portefeuille kwijt was. Daarom.’

‘Die man…?’

‘Ja, mijn vriend Handige Henkie, ex-inbreker, maar de laatste jaren een bekend zakkenroller en tasjesdief. Hij heeft driehonderdvijfenzestig moeders gehad.’

‘Wat?’

De Cock maakte een grimas. ‘Ja, op iedere dag van het jaar is er één gestorven. Hij gebruikt namelijk altijd hetzelfde verhaaltje om in contact te komen met zijn slachtoffers. Steeds is juist op die dag zijn moeder gestorven en drinkt hij zijn verdriet weg.’ De Cock zuchtte. ‘Hij moest eens van repertoire veranderen. Het wordt eentonig.’

‘Dus die Henkie heeft mijn portefeuille gerold.’

‘Ja, ik zou mij sterk vergissen als het niet zo was.’

‘Maar hoe komt mijn portefeuille dan in dat tasje?’

De Cock slenterde naar de kapstok. ‘Dat zullen we hem samen gaan vragen.’

‘Samen?’

De Cock wrong zich in zijn overjas. ‘Inderdaad, meneer Hofman, samen.’

8

‘Kunt u een verlies van tweehonderd gulden gemakkelijk dragen?’

‘Ik ga er niet failliet van, als u dat bedoelt.’

‘Dat bedoel ik.’

Met zijn oude, haast vormloze hoed achter op zijn hoofd en zijn handen diep in de zakken van zijn dikke winterjas, slenterde De Cock over de oude Walletjes van Amsterdam. De heer Joost Hofman liep met keurige kleine pasjes wat onwennig naast hem.

‘Och, meneer De Cock, die tweehonderd gulden interesseren mij eigenlijk niet zoveel. Ik kan ze wel missen. Ik hoop alleen dat u het raadsel van mijn portefeuille oplost. Ik vind dat wel belangrijker.’