Выбрать главу

‘En?’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Wat doet ze dan nu? Brengt ze nu met haar verhaal haar moeder en broer niet in diskrediet?’

‘Moeder is dood.’

Vledder grijnsde.

‘Maakt dat verschil?’

De Cock knikte traag.

‘Moeder kan niet meer voor een wereldse rechter worden gedaagd.’

‘Broer Gerard wel.’

‘Zeker.’

Vledder strekte zijn arm naar De Cock uit.

‘Je was veel te zacht, te lief,’ riep hij beschuldigend. ‘Je slikte haar verhaal als zoete koek.’ De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Het spijt me, maar ik vind dat je Evelien van Nederveld niet scherp genoeg hebt aangepakt.’

‘Moest dat?’

Vledder ademde diep.

‘Waarom heb je haar niet gezegd dat het vrijwel zeker is dat haar moeder niet verdronk, maar vermoedelijk door verwurging om het leven kwam?’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Je moet als rechercheur je wetenschap openbaren op het moment dat je er het meeste rendement van kunt verwachten.’ Vledder snoof.

‘Zo’n moment was niet nu?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘De perikelen bij de familie Van Nederveld zijn mij nog te onduidelijk. Ik heb geen flauw idee wat ik daarvan denken moet. Het is toch te zot dat plotseling in zo’n gezin de misdadigheid losbarst.’ Vledder stak zijn kin uitdagend naar voren.

‘Kan dat niet?’

De Cock kwam uit zijn stoel overeind.

‘Het kan,’ antwoordde hij zacht.

De oude rechercheur staarde enige tijd nadenkend voor zich uit. ‘Nu Evelien van Nederveld niet naar haar dode moeder wil komen kijken,’ sprak hij bedachtzaam, ‘zullen we snel een ander voor de identificatie moeten vinden. Dokter Rusteloos wacht niet.’‘Een van de andere kinderen? Volgens Gerard van Nederveld waren ze met z’n vieren.’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Ik prefereer in dit verband een niet-familielid. Dat lijkt mij veiliger. Misschien dat er in de Hartenstraat, waar ze sinds haar huwelijk heeft gewoond, nog iemand is te vinden die Alida Maria de Ruijter, weduwe van Van Nederveld goed heeft gekend.’ Vledder knikte begrijpend.

‘En wat doen we met de grove beschuldiging van Evelien van Nederveld?’

De Cock gebaarde naar de telefoon.

‘Informeer eens bij de Rijkspolitie te Water of er destijds bij het vinden van het lijk van de oude Van Nederveld aanwijzingen waren die een vermoeden van moord rechtvaardigden.’ Vledder keek hem verwonderd aan.

‘Het lijk van de oude Van Nederveld werd niet in beslag genomen. Het werd gewoon vrijgegeven voor een begrafenis van huis uit.’

De Cock trok zijn schouders iets op.

‘Misschien waren de aanwijzingen te gering… niet overtuigend genoeg… koos men na ampele overwegingen in plaats van een opzettelijke levensberoving tot een dood door verdrinking… een ongeval, waaraan niemand schuld had.’

‘En als dat zo is?’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Dan hebben wij… ondanks jouw bedenkingen… er een moord bij.’ De twee rechercheurs slenterden over het brede trottoir van het Damrak. Het was er druk. Aangelokt door het fraaie zomerweer flaneerden toeristen en dagjesmensen in schaarse kledij langs duistere speelhallen en eettenten in wisselende variaties. Sinds de vernieuwde wegindeling was het vertrouwde Damrak een speel- en vreetboulevard geworden. Vele oude, gerenommeerde zaken waren op den duur van het Damrak verdwenen. De Cock ervoer het als een gemis.

Via de Dam, wadend door een zee van koerende duiven, liepen ze via de Mozes en Aäronstraat naar de Raadhuisstraat. Het was er iets rustiger.

Vledder blikte opzij.

‘Wil je in de Hartenstraat buren van de familie Van Nederveld benaderen?’

De Cock trok achteloos zijn schouders op.

‘Er zal daar beslist wel iemand zijn die haar goed heeft gekend.’‘En bereid is,’ vroeg Vledder met een zweem van twijfel, ‘om aan de identificatie van de dode mee te werken?’

‘Dat is burgerplicht.’

Vledder grijnsde.

‘Burgerplicht… wie kent dat nog?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Niet zo cynisch,’ antwoordde hij afkeurend. ‘Zonder hulp van de burgers is ons werk absoluut onmogelijk. Bewijsvoering door getuigen vormt nog steeds de hoeksteen van onze rechtspleging.’ Vledder bromde, maar liet het onderwerp rusten.

Kort voor de Westermarkt met zijn veel bezongen Westertoren sloften ze links de Keizersgracht op. Op de hoek van de Hartenstraat bleef De Cock staan en keek speurend om zich heen. ‘We moeten nog eens zien uit te vinden waar de collega-verzamelaar woont, die de heer Van Nederveld die bewuste avond van plan was te bezoeken.’

‘Voor de route?’

De oude rechercheur zweeg even.

‘Jij hebt nog met de Rijkspolitie te Water gebeld?’

Vledder knikte.

‘Ik had dezelfde opper aan de lijn van vannacht. Hij heeft het proces-verbaal van onderzoek voor mij uit de administratie gehaald. Volgens dat proces-verbaal was er van een gedachte aan misdrijf geen sprake. Er is ook maar weinig onderzoek verricht. Voor de Rijkspolitie te Water was het een eenvoudige zaak.’‘Een ongeval.’

Vledder knikte.

‘De heer Van Nederveld werd gevonden met de gulp van zijn pantalon open. De conclusie in het proces-verbaal luidde dat hij ergens aan de kant van een gracht had staan plassen en toen in het water terecht was gekomen en verdronken.’

De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Waardoor kwam hij zo snel aan de oppervlakte?’

Vledder lachte.

‘Een paar halfdronken studenten waren op een zwoele zomeravond met een oude pieremachochel aan het roeien. Een van hen vond in de boot die ze die dag hadden gehuurd, een dreg, wierp die uit balorigheid in het water en viste tot zijn schrik een lijk op. Hij was op slag nuchter.’

‘De dode Van Nederveld.’

Vledder knikte.

‘Diezelfde student klauterde vanuit de pieremachochel de wal op en belde vanuit een café in de Haarlemmerstraat de politie van bureau Warmoesstraat. Die gaf het bericht door aan de Rijkspolitie te Water.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Waarom gaf die het bericht door aan de Rijkspolitie te Water?’‘Het was hun gebied.’

‘Waar werd het lijk dan opgehaald?’

Vledder ademde diep.

‘In het water van het open havenfront bij de Westelijke Doorgang.’ De Cock keek zijn jonge collega verschrikt aan.

‘Dat is… eh, dat is,’ stotterde hij, ‘vrijwel dezelfde plek als waar Alida Maria de Ruijter, de weduwe van Van Nederveld uit het water werd gehaald.’

4

De rechercheurs liepen vanaf de Keizersgracht de Hartenstraat in. Het was er gezellig druk. De Cock liet zijn blik langs de geveltjes dwalen. Zijn oog bleef rusten op een raam, waarop in forse kapitalen PIZZERIA — RISTORANTE — PASTA DI MAMA geschreven stond.

De oude rechercheur aarzelde even. Toen stak hij de straat over en schuifelde naar de toegangsdeur van de kleine eetgelegenheid. Vledder liep hem na.

‘Ga je een pizza eten,’ vroeg hij verbaasd. ‘Op dit uur?’ De Cock draaide zich half om.

‘Die tent bestaat hier al jaren. Het was een van de eerste pizzeria’s in de stad.’

Vledder grinnikte.

‘Heb jij er wel eens een pizza gegeten?’

De Cock antwoordde niet. Zonder een verder commentaar af te wachten, stapte hij naar binnen.

Vledder volgde.

Een jonge man met een rond, bol gezicht, lang blauwzwart haar en een lichte olijfkleurige huid liep glimlachend en handenwrijvend op hen toe. Het witte kokspak dat hij droeg, was smetteloos. ‘Waarmee kan ik de heren van dienst zijn?’ riep hij opgewekt. De grijze speurder lichtte beleefd zijn hoedje.