Выбрать главу

‘George… George Brisbane.’

‘Engelsman?’

De man knikte traag.

‘Van geboorte en nationaliteit. Maar ik verblijf al meer dan vijftien jaar in Amsterdam.’

‘Met een verblijfsvergunning?’

‘Zeker.’

De Cock wuifde om zich heen.

‘U woont hier met Mareille?’

‘Ja.’

‘Hoe lang?’

George Brisbane verschoof iets in zijn hangmat. Zijn blote voeten schoven over het tapijt en langs zijn bolle wangen danste een zenuwtrek. ‘Dat is… eh, dat is twee… tweeënhalf jaar, bijna.’‘Wat bent u van beroep?’

George Brisbane antwoordde niet.

De Cock schoof een van de hangmatten dichterbij en ging tegenover de man zitten. ‘Wat bent u van beroep?’ herhaalde hij wat dwingender.

George Brisbane ademde diep.

‘Makelaar.’

De grijze speurder hield zijn hoofd iets schuin.

‘Waarin?’

Opnieuw danste er een zenuwtrek over de wangen van de man. Het was een neurotische tic, waarbij zijn mond een moment strak trok. De oude rechercheur ervoer het als onsympathiek, bijna afstotend. Hij boog zich iets naar hem toe.

‘Waarin bent u makelaar?’ drong hij aan.

‘Relaties.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Men kan bij u, naar behoefte, een min of meer aantrekkelijke vrouw bestellen?’

Het klonk wat sarcastisch.

George Brisbane maakte een vaag gebaartje.

‘Ik breng mensen nader tot elkaar.’

De Cock glimlachte smalend.

‘Ik… eh, ik denk,’ redigeerde hij voorzichtig, ‘dat het-nader-totelkaar-brengen van mensen in de Nederlandse taal toch een andere gevoelswaarde heeft, dan de zaken waarmee u zich, naar mijn mening, bezighoudt.’

George Brisbane trok zijn schouders iets op. ‘Het Nederlands blijft voor mij een moeilijke taal,’ reageerde hij verontschuldigend. De grijze speurder negeerde de opmerking. Hij keek de man voor zich strak aan. ‘Behoorde Mareille van Luxwoude tot uw… eh, uw aanbiedingen?’

Het gezicht van George Brisbane verstarde.

‘Mareille,’ antwoordde hij fel, ‘was geen ondergeschikte. Zij was niet bij mij in loondienst… of zoiets. Wij werkten samen als compagnons. Alleen als er sprake was van een… eh, een bijzondere relatie, dan handelde Mareille de affaire zelf af.’ De Cock wuifde voor zich uit.

‘Wat is een bijzondere relatie?’

‘Belangrijke mensen… mensen met veel invloed… of mensen met veel geld.’ Om zijn mond gleed een glimlach. ‘In vele gevallen gaat dat samen.’ Hij zweeg even en kneep zijn ogen half dicht. Het leek alsof het blauw nog dieper in het bolle gezicht wegzonk. ‘Hoe stierf Mareille?’

De Cock keek naar hem op.

‘Ze is gewurgd.’

‘Gewurgd?’

De grijze speurder knikte nauwelijks merkbaar.

‘Met de handen.’

‘Kent u de moordenaar al?’

‘Nee.’

George Brisbane likte aan zijn droge lippen.

‘Ik… ik ken hem. Ik weet wie hiervoor verantwoordelijk is… wie het heeft gedaan.’

De Cock keek hem fronsend aan.

‘U kent hem?’

George Brisbane knikte.

‘André… André Grubbenvorst.’

Vledder reed van de Brouwersgracht weg en keek op zijn horloge. ‘Het is al bijna twee uur,’ sprak hij gehaast. ‘Ik rijd nu direct door naar het sectielokaal, anders ben ik te laat. Jij kunt daar het stuur van mij overnemen. Dan vraag ik aan dokter Rusteloos of hij mij na afloop een lift geeft.’

De Cock knikte vaag. Zijn gedachten verwijlden nog bij het gesprek met George Brisbane. Er was iets aan de man dat hem niet beviel. Het bezorgde hem een knagend gevoel van onbehagen. Hij blikte opzij naar Vledder.

‘Heb jij wel eens van ene André Grubbenvorst gehoord?’ De jonge rechercheur schudde zijn hoofd.

‘Maar ik ken in ons landje niet alle mensen met invloed en geld.’ De Cock glimlachte flauwtjes.

‘Het vreemde van die George Brisbane vond ik, dat hij ons wel losjes uit de mouw een moordenaar tovert, maar over de mogelijke motieven nauwelijks iets zinnigs wist te vertellen.’ Vledder trok een grimas.

‘André Grubbenvorst,’ sprak hij achteloos, ‘was haar laatste bijzondere relatie.’

‘En?’

‘Daarin kan toch een motief zijn gegroeid?’

De Cock bromde.

‘Als elke relatie tussen een cliënt en een escort of call-girl in moord zou eindigen, dan…’

Vledder onderbrak hem.

‘Maar het kán toch?’

De Cock knikte traag.

‘Zeker, het kan,’ beaamde hij bedachtzaam. ‘En we mogen het ook niet uitsluiten. Maar hoeveel affaires zou Mareille van Luxwoude de laatste jaren hebben afgewikkeld? Ik bedoel, het motief voor haar dood hoeft niet in haar laatste relatie te liggen.’ Vledder schudde bedroefd zijn hoofd.

‘Wij zitten weer eens met een fraaie moord,’ verzuchtte hij. ‘Het slachtoffer is geen lief, braaf vrouwtje met een beperkte vrienden- en kennissenkring, maar een veredeld soort hoertje met tientallen… vermoedelijk meest anonieme relaties. Zoek het maar uit.’ Hij blikte opzij naar De Cock. ‘Wat doen we met die André Grubbenvorst?’

De grijze speurder wreef over zijn kin.

‘Eerst eens wat inlichtingen over hem inwinnen. Dan gaan we bij hem op bezoek.’

De jonge rechercheur snoof.

‘En dan? Zeggen we… er is in Amsterdam op de Brouwersgracht ene George Brisbane en die beweert dat u Mareille van Luxwoude hebt omgebracht?’

De Cock grijnsde.

‘Desnoods.’

Vledder reageerde fel.

‘We hebben toch niets. We hebben zelfs geen enkel bewijs dat er werkelijk een relatie tussen hem en Mareille van Luxwoude heeft bestaan.’

‘George Brisbane zegt dat toch?’

De jonge rechercheur grinnikte vreugdeloos.

‘George Brisbane.’ In zijn stem trilde verachting. ‘Compagnon… compagnon van Mareille van Luxwoude in Escort Ltd… hij vroeg niet eens naar het geld.’

‘Welk geld?’

‘Die vijftienduizend gulden in haar handtasje.’

De Cock keek schuin naar hem op.

‘Weet je, Dick Vledder,’ sprak hij bewonderend, ‘dat is een hele goede opmerking.’

‘Wat zei dokter Rusteloos?’

Vledder liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken. Hij zag er wat vermoeid uit. ‘Niet veel,’ antwoordde hij loom. ‘De goede man wordt alleen met de dag dover. Je moet letterlijk in zijn oor toeteren om je verstaanbaar te maken.’ Hij trok zijn notitieboekje uit de binnenzak van zijn colbert en smeet dat voor zich neer. ‘Dokter Den Koninghe had gelijk: er waren in het strottenhoofd heel veel kraakbeenringetjes gebroken. Ook dokter Rusteloos sprak van een krachtige greep.’

‘Verdere bijzonderheden?’

De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. Hij draaide zich half om en wees naar een plastic zak in een hoek van de recherchekamer. ‘Ik heb de fraaie kleren van Mareille meegenomen. Ik zal George Brisbane bellen dat hij ze kan ophalen.’ Hij grijnsde. ‘Ze zullen bij Escort Ltd. wel als investering zijn geboekt.’ De Cock keek naar hem op.

‘Wat doe je cynisch?’

‘Dat moet jij mij verwijten,’ antwoordde Vledder verongelijkt. ‘Ik vond dat de manier, waarop jij die George Brisbane duidelijk maakte dat zijn vriendin en compagnon om het leven was gekomen, ook bepaald niet van cynisme was ontbloot. Ik heb het jou nog nooit zo tactloos zien doen.’

De Cock stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok. Vledder kwam hem na.

‘Waar ga je heen?’

De grijze speurder keek even om.

‘Ik geloof,’ sprak hij somber, ‘dat het voor ons beiden tijd wordt voor een cognackie.’

Lowietje, wegens zijn geringe borstomvang in de rosse buurt van Amsterdam beter bekend als Smalle Lowietje, was al vele lange jaren een vriend van De Cock, weliswaar omstreden. Want hoewel er op een brede basis van wederzijds respect zelfs sprake was van een diepe genegenheid, bleef er tussen beiden toch een barrière, een mistige sluier van achterdochtige waakzaamheid. Tenslotte was De Cock, met alle gevoelens van vriendschap die hij voor de tengere caféhouder koesterde, een rechercheur van politie, een gezagsdrager, een man van de wet. En Lowietje bleef wat hij was… een puur kind van de penoze. De Smalle streek met zijn kleine handjes langs zijn morsig vest en begroette de beide rechercheurs uitbundig.