Выбрать главу

De Cock nam tegenover hem plaats. Ook Vledder zocht zich een fauteuil. De jonge rechercheur toonde tekenen van ongeduld. Hij boog zich iets naar voren. Gepaard met een brede armzwaai keek hij André Grubbenvorst beschuldigend aan. ‘Dat kleine wagentje onder het groen, aan de zijkant van uw huis… die rode Fiat Panda… is van haar.’

De directeur knikte vaag.

‘Van die vermoorde vrouw?’

‘Precies.’

André Grubbenvorst keek hem vragend aan.

‘En?’

Het gezicht van Vledder kleurde.

‘Hoe komt dat wagentje daar?’

‘Door haar achtergelaten.’

‘Wanneer?’

‘Toen ze de laatste keer hier was.’

Vledder kneep zijn lippen op elkaar.

‘Waarom hebt u dat wagentje verborgen?’

André Grubbenvorst keek hem verbaasd aan.

‘Verborgen?’

‘Onder het groen… aan het oog onttrokken.’

Op het gezicht van André Grubbenvorst kwam een glimlach. ‘Het stond in de weg. Ik heb een dubbele garage. Ik bezit twee wagens en van beide maak ik gebruik. Die Fiat Panda blokkeerde een van de ingangen. Ik heb toen het wagentje opzij van de oprijlaan onder de laurierkers geplaatst.’ Hij glimlachte opnieuw. Hautain. ‘Met geen ander doel, dan de ingang van mijn garage weer geheel toegankelijk te maken.’ Hij keek Vledder wat spottend aan. ‘Als u dat verbergen noemt…’

De jonge rechercheur stond geëmotioneerd op. De neerbuigende toon van André Grubbenvorst trof hem. Om hem van dichtbij met vragen te bestoken, boog hij zich over hem heen. Ineens, met een ruk, kwam hij weer overeind. Met verschrikte ogen keek hij naar De Cock.

‘Hij is… eh,’ stamelde hij. ‘Dat is…’

De Cock stak zijn hand afwerend op en beduidde hem verder te zwijgen. Met een bleek gezicht liet Vledder zich weer in zijn fauteuil zakken. De oude rechercheur toonde een brede glimlach. ‘U hebt Mareille van Luxwoude goed gekend?’ vroeg hij kalm, beminnelijk.

André Grubbenvorst knikte.

‘Ik wist niet dat ze Van Luxwoude heette. Ik ken haar slechts als Mareille.’

‘Hoe lang kende u haar al?’

‘Nog maar kort. Ik schat een maand of zes.’

‘Hoe hebt u haar leren kennen?’

‘Via een zakenrelatie… een naam die ik liever niet noem. Hij recommandeerde haar.’

‘A ls?’

André Grubbenvorst antwoordde niet direct. Hij sloeg zijn benen over elkaar en leunde ver in zijn fauteuil achterover. ‘Als een… eh,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘een intelligente, zeer welgeschapen, gewillige en hartstochtelijke jonge vrouw… kortom, een vrouw die haar vak verstond.’

‘U wist van haar dood… al voor onze komst?’

‘Ja, het was mij ter ore gekomen.’

‘Van wie?’

‘George Brisbane. Hij belde mij op en zei dat Mareille was vermoord. Ik wist niet goed hoe ik op die mededeling moest reageren. Ik heb hem gevraagd om dat wagentje van haar bij mij weg te halen.’

‘Hebt u hem wel eens ontmoet?’

‘George Brisbane? Zeker, enkele malen. De betalingen voor de gunsten, de diensten, die Mareille mij verleende, diende ik bij hem aan zijn flat aan de Brouwersgracht in Amsterdam te voldoen.’‘In contanten.’

‘Inderdaad.’

‘Bent u wel eens in gebreke gebleven?’

‘Dat leek mij niet raadzaam.’

‘Waarom niet?’

De directeur gebaarde wat triest.

‘Ik denk dat Mareille aan George Brisbane rapporteerde over mijn gedrag.’

‘A ls cliënt?’

André Grubbenvorst knikte.

‘Toen ik enkele weken geleden door reizen en zakelijke beslommeringen met het doen van betalingen wat achterop was geraakt, heeft Mister Brisbane op dat gedrag van mij enige toespelingen gemaakt.’

‘Chantage?’

‘Niet direct. Ik bedoel, niet in alle duidelijkheid. Het was meer een aansporing om mijn schulden in de toekomst op tijd te voldoen.’

De Cock dacht na en kneep zijn ogen half dicht.

‘Die rode Panda, dat wagentje van Mareille, heeft hij blijkbaar niet opgehaald.’

André Grubbenvorst schudde zijn hoofd.

‘Dat telefonische onderhoud tussen mij en George Brisbane, verliep niet prettig,’ verzuchtte hij.

‘In welk opzicht?’

André Grubbenvorst streek met de toppen van zijn vingers langs zijn wang. ‘Die Engelsman beschuldigde mij rechtstreeks van moord.’

‘De moord op Mareille?’

‘Ja.’

‘Zomaar? Ik bedoel, had hij gronden voor een dergelijke beschuldiging?’ vroeg De Cock.

André Grubbenvorst maakte een hulpeloos gebaartje. ‘Volgens hem moest ik haar moordenaar zijn. Ik was haar laatste relatie… de laatste cliënt die zij bezocht.’

De Cock keek hem scherp aan.

‘Was dat zo?’

André Grubbenvorst schudde heftig zijn hoofd.

‘Dat was niet waar. Ik was niet haar laatste cliënt. ’s Morgens tijdens het ontbijt, zei ze dat ze die middag om drie uur zou worden afgehaald.’

‘Hier… vanaf de villa?’

André Grubbenvorst knikte.

‘Ze vroeg mij of ze haar wagentje voor een nacht bij mij voor de deur van de garage mocht laten staan. Ze zou het de volgende morgen komen ophalen.’

‘En dat vond u goed?’

‘Zeker. Waarom niet?’

‘Kwam er iemand om drie uur?’

‘Ja, exact om drie uur reed er een wagen voor. Mareille deed haar mantel aan en ging naar buiten.’

De Cock keek hem gespannen aan.

‘Wie was het… wie kwam haar halen?’

André Grubbenvorst ademde diep. Zijn gezicht zag grauw. ‘Dat weet ik niet. Vanuit het raam heb ik niemand kunnen zien. Alleen de wagen… een zwarte Volvo.’

13

Het afscheid van André Grubbenvorst in de hal was koel, gereserveerd en gespannen. Door het elektrisch geopende hek liepen de beide rechercheurs terug naar de dwarslaan. Daar stapten ze zwijgend in de politiewagen en reden weg. Halverwege draaide Vledder en reed opnieuw naar de Chopinlaan. Bij nummer 387 bracht hij de wagen tot stilstand.

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Wat wil je?’

Op het gezicht van de jonge rechercheur lag een ontevreden trek. ‘Het verhaal van die André Grubbenvorst zint mij niet.’ De Cock grijnsde.

‘Mij ook niet.’ Hij schoof zijn dikke onderlip vooruit en nam een korte pauze. ‘Al moet ik eerlijkheidshalve zeggen,’ ging hij verder, ‘dat hij voor die rode Fiat Panda in zijn tuin een plausibele verklaring gaf.’ Hij stootte Vledder met zijn elleboog in de zij. ‘Kom,’ sprak hij berustend, ‘rij door. We kunnen hem niet opnieuw lastig vallen… nu niet.’

De jonge rechercheur schakelde met duidelijke tegenzin de wagen in de eerste versnelling en reed langzaam verder. ‘Hij weet ervan,’ riep hij trillend. ‘Mareille van Luxwoude was hier… kort voor haar dood. Dat staat onomstotelijk vast.’

De Cock gniffelde.

‘Dat ontkent hij toch niet.’

Vledder trommelde met zijn vuist ritmisch op de rand van het stuur. ‘Als André Grubbenvorst haar zelf niet heeft vermoord, dan weet hij exact wie voor haar dood verantwoordelijk is.’ De Cock snoof.

‘Dat zul je moeten bewijzen.’

De jonge rechercheur wond zich zichtbaar op. Zijn gezicht kleurde.

‘Het klopt niet,’ sprak hij verbeten.

‘Wat niet?’

Vledder zwaaide heftig.

‘Van die zwarte Volvo. Dat kan helemaal niet.’ Hij blikte opzij. ‘Jouw Sandra…’

De Cock protesteerde.

‘Houd nu eens op met jouw Sandra,’ sprak hij met enige ergernis. ‘Ze is mijn Sandra niet. Het is een verrekt lieve meid, maar daar is niets van mij bij.’

Vledder reageerde kwaad.

‘Oké,’ riep hij gepikeerd, ‘dan niet jouw Sandra.’ Hij veranderde van toon. ‘Dat meisje zag op de vluchtstrook het lijk van Mareille van Luxwoude op de achterbank van… een lichtblauwe metallic Mercedes. Pas de volgende dag vinden we een dode Mareille van Luxwoude op de parkeerplaats in Amsterdam bij het Havengebouw in… een zwarte Volvo.’