Выбрать главу

De Cock knikte.

‘En de lichtblauwe metallic Mercedes,’ vulde hij aan, ‘wordt door de politie in Hilversum op onze aanwijzingen teruggevonden nabij de plek, vanwaar een dag tevoren die zwarte Volvo is gestolen.’ Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Begrijp je… als André Grubbenvorst had verklaard dat Mareille van Luxwoude in een lichtblauwe metallic Mercedes bij zijn villa was afgehaald, dan had ik daar nog vrede mee kunnen hebben.’ Hij schudde zuchtend zijn hoofd. ‘Maar een zwarte Volvo… nee.’

De Cock keek naar zijn jonge collega op.

‘Je bedoelt te zeggen dat André Grubbenvorst een fase overslaat?’

Vledder knikte nadrukkelijk.

‘Precies,’ riep hij heftig. ‘De voor ons zo belangrijke fase van de lichtblauwe Mercedes. André Grubbenvorst wil ons doen geloven dat Mareille van Luxwoude bij hem werd afgehaald door dezelfde wagen als waarin zij vermoord werd aangetroffen. De fase van de lichtblauwe Mercedes slaat hij bewust over.’ Hij zweeg even. Een diepe denkrimpel ontsierde zijn voorhoofd. ‘Hebben wij aan George Brisbane verteld dat de vermoorde Mareille in een zwarte Volvo lag?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Wij hebben met hem helemaal niet over een wagen gesproken. George Brisbane heeft ook helemaal niet naar de vindplaats van het lijk gevraagd. Hij vroeg alleen hoe Mareille om het leven was gekomen.’

Vledder knikte.

‘Dat is waar. En toen jij zei: gewurgd… met de handen, noemde hij spontaan André Grubbenvorst als haar moordenaar.’‘Exact.’

Vledder verschoof iets op zijn stoel. Zijn ogen glansden. De jonge rechercheur was duidelijk vol geestdrift bij de zaak. ‘In dat… eh, volgens André Grubbenvorst niet zo prettig verlopen telefoongesprek, waarin George Brisbane hem berichtte dat Mareille was vermoord, kon de Engelsman dus nooit van een zwarte Volvo hebben gesproken.’ Hij blikte opzij naar De Cock. ‘Of stond het in de krant?’

De oude rechercheur schudde zijn hoofd.

‘Ik ben mij van het begin af aan voortdurend bewust geweest van het gevaar dat Sandra liep. Let wel, ze is ook nu voor ons nog steeds de enige die kan getuigen dat het lijk van Mareille van Luxwoude in de lichtblauwe Mercedes lag. Om haar tegen de moordenaar te beschermen heb ik de vindplaats van het slachtoffer… de zwarte Volvo… buiten het persbericht gehouden.’‘Dat is achteraf knap van je.’

‘Dank je.’

Vledder stak zijn kin iets omhoog.

‘Maar waar haalt André Grubbenvorst dan zijn wetenschap vandaan? Met andere woorden… hoe wist hij van een zwarte Volvo?’ De Cock haalde zijn schouders op.

‘Uit zijn eigen waarneming? Misschien sprak hij wel de waarheid?’

De jonge rechercheur keek hem fronsend aan.

‘Je bedoelt,’ sprak hij ongelovig, ‘dat André Grubbenvorst werkelijk zag dat Mareille door een zwarte Volvo werd afgehaald?’ De Cock wuifde voor zich uit.

‘Wie zal het zeggen? We weten nog zo weinig. Misschien zijn er wel meer zwarte Volvo’s in het spel.’

Vledder schudde resoluut zijn hoofd.

‘André Grubbenvorst liegt.’ Ineens schokte hij en liet het stuur enige seconden los. De oude Volkswagen slingerde en raakte bijna van de weg. ‘Heb je het gezien?’ riep hij geëmotioneerd. ‘Heb je gezien wat hij op de rug van zijn hand had?’ De Cock knikte bedaard.

‘Een tatoeage… in blauw en rood… een bundel pijlen in een klauw.’

Via Diemen en de Hartveldsebrug reden ze met een matig gangetje Amsterdam binnen. Vledder schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge.

‘Het is al over twaalf,’ stelde hij vast. ‘Zal ik je naar huis brengen?’ De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik wil eerst nog even terug naar de Kit. Misschien is er nieuws.’ Vledder geeuwde. ‘Ik heb slaap.’

De Cock keek lachend naar hem op.

‘Ik vond je op de terugweg anders bijzonder helder… voor jouw doen.’

‘Stik.’

Grinnikend liet De Cock zich onderuitzakken. Toen ze voorbij het Ajax-stadion reden, drukte hij zich weer iets omhoog. De herinnering aan de mysterieuze lifter drong zich sterk aan hem op. ‘Het kan toch geen toeval zijn?’ Het was een hardop uitgesproken gedachte.

‘Wat niet?’

De Cock maakte een wrevelig gebaartje.

‘Die tatoeage… we zijn in dit onderzoek nu al drie kerels tegengekomen met dezelfde vreemde tatoeage.’ Hij beet peinzend op zijn onderlip. ‘Daar is iets mee. Dat moet iets betekenen.’ Vledder reageerde niet. Hij loodste de Volkswagen via de Plantage Middenlaan, de Muiderstraat en een reeks smalle grachtjes naar de Warmoesstraat. Daar parkeerde hij de wagen nabij de ingang van het politiebureau.

De beide mannen stapten wat verkreukeld uit en sjokten de hal van het bureau binnen. Er was een rumoerige drukte aan de balie. Een paar heftig gesticulerende kleurlingen probeerden Jan Kusters met een stortvloed van vreemde keelklanken iets duidelijk te maken. Toen de brigadier de oude rechercheur in het oog kreeg, wenkte hij hem over de kroezige hoofden naderbij. De Cock liep op hem toe.

‘Wat is er?’ riep hij boven het rumoer uit. De wachtcommandant wees omhoog.

‘Boven zit een vrouw op je te wachten. Al meer dan een uur. Ik heb haar gezegd dat het helemaal niet zeker was of je vanavond nog aan het bureau zou terugkomen, maar ze wilde van geen wijken weten.’

De Cock keek hem vragend aan.

‘Wie is het… hoe heet ze?’

Jan Kusters graaide een notitie van zijn bureau.

‘Adèle,’ las hij, ‘Adèle Wildenborch.’

De Cock hield de deur van de recherchekamer voor haar open en leidde haar naar de stoel naast zijn bureau.

‘Gaat u zitten,’ sprak hij vriendelijk. ‘Het spijt mij dat ik u zo lang heb laten wachten.’ Hij nam plaats achter zijn bureau. ‘Maar ik wist niet dat u zou komen. U had uw bezoek niet gemeld.’ Adèle Wildenborch schudde haar hoofd.

‘Ik neem u ook niets kwalijk. Zelfs als u in het geheel niet was gekomen.’

De Cock glimlachte.

‘Was u dan de hele nacht op de bank in de gang blijven zitten?’ Adèle Wildenborch knikte.

‘Ik was blijven zitten.’

Het klonk bitter.

De Cock liet zijn blik op haar rusten. Hij schatte haar op midden vijftig. Ze had nog een goed, bijna jeugdig figuur, maar de lijnen van het gezicht gaven de jaren duidelijk aan. Onder een geringe make-up schemerde een grauwe huid. De trekken rond neus en mond waren hard en scherp. Bovendien gaf de felle roestkleur, waarin haar haren waren geverfd, aan de starre verbetenheid die het gezicht uitstraalde, een extra accent. ‘U… eh, u hecht blijkbaar nogal waarde aan dit onderhoud.’ Adèle Wildenborch knikte nadrukkelijk.

‘Hij mag dit keer zijn gerechte straf niet ontlopen.’

‘Wie niet?’

Adèle Wildenborch perste haar lippen op elkaar. De lijnen bij haar neus en mond leken nog dieper, nog scherper. ‘George,’ siste ze tussen haar tanden, ‘George Brisbane.’ Ze ademde diep. ‘U weet wie ik ben?’

De Cock knikte traag.

‘Adèle Wildenborch,’ sprak hij kalm. ‘En naar ik aanneem… de moeder van Lucienne Wildenborch.’

Ze stak haar kin vooruit en knikte opnieuw.

‘Inderdaad… de moeder van Lucienne. U weet hoe ze om het leven kwam… drie jaar geleden?’

De Cock ontweek haar blik. Hij vond het nooit prettig als mensen een soort verhoortechniek op hem toepasten.

‘Ze werd vermoord,’ sprak hij onwillig.

‘Juist, net als Mareille.’

De Cock keek naar haar op.

‘U hebt Mareille gekend?’

Adèle Wildenborch schudde haar hoofd.