Vledder keek de grijze speurder bewonderend aan.
‘Geweldig,’ riep hij enthousiast. ‘Je bent nog steeds een fantastisch vakman.’
De Cock glimlachte om de lof.
‘Ik had aan deze mogelijkheid nog niet gedacht tot jij mij vanmiddag vroeg of ook mijn mysterieuze lifter een cliënt van Mareille van Luxwoude was. Begrijp je, als dat het geval is geweest, dan moet ook hij… met een aantekening over de tatoeage… in het klantenbestand van George Brisbane te vinden zijn.’ Vledder lachte.
‘Ik begrijp het. Daarom was jij vanmiddag zo snel van jouw geniepige duiveltjes af.’
De Cock knikte met een ernstig gezicht.
‘Ik acht onze geheimzinnige lifter nog steeds de sleutel tot de oplossing van de moord op Mareille. Als we hem kunnen ontmaskeren zijn we mogelijk in staat om de zaak te ontwarren en de zich verkneuterende heren ter verantwoording te roepen.’ Vledder porde hem opnieuw met zijn elleboog in de zij en wees naar de overkant van de gracht. ‘Het lukt.’ In zijn stem trilde blijdschap. ‘Daar gaat-ie.’
De Cock keek. Op zijn gezicht kwam een brede grijns. ‘George Brisbane,’ sprak hij vergenoegd, ‘op weg naar Smalle Lowietje.’ Hij keek naar zijn jonge collega op. ‘Heb jij de sleutels uit het tasje van Mareille?’
Vledder knikte en De Cock hield zijn hand op.
Ze gingen aan de wand met het lichtmetalen tableau vol boutons en rozetten van spreekgaatjes voorbij en liepen de brede trap op. Boven aan de trap, in het ruime portaal met de palm in de verlichte nis, bleven ze staan.
De Cock nam de tweede sleutel, stak die in het slot, draaide en duwde de deur van de flat voorzichtig open.
In de hal met de fraaie garderobe draaide hij zich om en sloot de deur weer zorgvuldig af. Vledder keek toe.
‘Zullen we gewoon het licht aan doen? George Brisbane zit voorlopig wel aan de whisky.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Liever niet. Maar pas wel op met je zaklantaarn, dat het schijnsel niet van buitenaf zichtbaar wordt.’ Hij grinnikte vrolijk. ‘Anders bellen de overburen misschien de politie en die kan ik hier echt niet gebruiken.’ Hij scheen op de vloer en liep vanuit de hal naar het steriel witte vertrek met het hoogpolige berbertapijt. Speurend blikte hij om zich heen. ‘De overgordijnen zijn gesloten,’ stelde hij geruststellend vast.
Vledder liet het ovaal van zijn zaklantaarn door het vertrek dansen. ‘Waar zou hij die aantekeningen hebben? Ik herinner mij niet dat hier ergens in de kamer een kast of een bureau stond.’ De Cock wees naar de zijdeur, waaruit George Brisbane een paar dagen geleden te voorschijn kwam. ‘Ik vermoed daar in de slaapkamer.’
Ook in de slaapkamer bleek het wit te overheersen. Er was een monument van een toilettafel met een drieluik van gebogen spiegels. Tubes, potten en flacons stonden in slagorde. De weeë, misselijkmakende geur van Mareilles parfum hing als een wolk om hen heen. De Cock opende een wandbrede kledingkast en liet het licht van zijn zaklantaarn over een reeks frivole japonnen en blouses glijden. Ineens slaakte Vledder een kreet. Hij zat op de grond naast het lits-jumeaux voor een opengetrokken deur van een nachtkastje.
‘Een kaartenbak.’
‘Waar?’
Vledder klemde de schijnende zaklantaarn onder zijn kin. ‘Hier… in het nachtkastje.’ Hij trok met zijn beide handen de houten bak naar zich toe en liet zijn vingers rap over de kaarten wippen. Nerveus trok hij een kaart half omhoog. ‘Terschuur,’ las hij hardop, ‘Petrus Johannes, weduwnaar, niet onbemiddeld, rustend advocaat, koosnaam Pitie, woonachtig in Hilversum, Schubertlaan 735.’ Hij nam de zaklantaarn onder zijn kin vandaan en keek schuin omhoog naar De Cock, die naderbij stapte. ‘Wist jij, dat Terschuur een advocatenpraktijk heeft gehad?’ De Cock schudde zijn hoofd.
‘Dat wist ik niet. De hoedanigheid van Terschuur is ook nooit ter sprake gekomen.’ Hij boog zich half over Vledder heen en steunde op diens schouders.
‘Staat er iets over de tatoeage?’
De jonge rechercheur bescheen de kaart.
‘Ik zie niets staan… alleen data… vermoedelijk de dagen dat Terschuur van de diensten van Escort Ltd. gebruikmaakte.’ Hij nam de kaart geheel uit de bak en draaide hem om. Op de achterzijde stond niets vermeld. Vledder deed de kaart terug in de bak. ‘George Brisbane vond die tatoeage blijkbaar niet belangrijk genoeg.’
De Cock had even moeite om de teleurstelling te verwerken. ‘Van wanneer,’ vroeg hij mat, ‘dateert de eerste aantekening?’‘Van vier jaar geleden.’
De grijze speurder reageerde geschrokken.
‘Vier jaar!’ riep hij verbijsterd.
Vledder trok de kaart weer iets omhoog en wees met zijn vinger naar de aantekening. ‘Vier jaar,’ herhaalde hij, ‘kijk maar.’ De adem van De Cock stokte. De grijze speurder drukte zich op de schouder van Vledder omhoog en staarde voor zich uit. ‘Dat betekent,’ sprak hij traag, ‘dat de heer Terschuur ook de vermoorde Lucienne Wildenborch heeft gekend.’
17
Vledder ging op de rand van het lits-jumeaux zitten en nam de kaartenbak op zijn schoot. Hij keek omhoog naar De Cock. ‘Je hebt gelijk. Het is waar. Hij moet haar hebben gekend. Mareille van Luxwoude kwam ongeveer tweeënhalf jaar geleden bij Escort Ltd. van George Brisbane. En voor Mareille was Lucienne Wildenborch zijn… eh, zijn compagnon.’
‘En werd vermoord.’
Vledder knikte voor zich uit.
‘Op een vrijwel identieke wijze… gewurgd en achtergelaten in een auto. Daar moet toch verband tussen zitten. Ik denk…’ In de flat klonk een zoemtoon… luid, indringend.
De jonge rechercheur nam de kaartenbak van zijn schoot en stond geschrokken op. ‘Daar… eh, daar is iemand,’ fluisterde hij hijgend. De Cock knikte met een ernstig gezicht.
‘Bezoek,’ sprak hij kalm. ‘Bezoek voor de heer Brisbane. Laten we rustig wachten. Als het bezoek merkt dat Mister George niet thuis is, zal hij of zij wel weer vertrekken.’
De zoemtoon klonk opnieuw. Nu langer aangehouden. Vledder kon niet de nodige rust vinden om de inhoud van de kaartenbak verder te onderzoeken. Hij stootte De Cock in het donker aan. ‘Men mag ons hier niet aantreffen,’ sprak hij gejaagd. ‘Dat geeft moeilijkheden. Kunnen we niet proberen om ongezien hier uit die flat te komen?’
‘Hoe?’
Vledder wees naar de vloer.
‘Dat bezoek staat beneden in de hal bij het plateau. Als we de flat uit glippen en we gaan naar een hogere etage dan…’ Weer maakte de jonge rechercheur zijn zin niet af.
Aan de toegangsdeur van de flat klonk gestommel en gekraak. De mond van Vledder viel open.
‘Een inbreker,’ fluisterde hij ontzet. ‘Die heeft eerst geprobeerd of er iemand thuis was.’
De Cock bewoog zijn hoofd op en neer.
‘Beslist. En mogelijk is hij op zoek naar dezelfde buit.’ De grijze speurder wees naar de kaartenbak in de handen van Vledder. ‘Zet dat maar boven op het nachtkastje.’ Hij gniffelde. ‘Waarom zouden we moeilijk doen? Dat bespaart de dief het zoeken.’‘En wij?’
‘Onder het bed.’
Na enkele minuten klonk in de slaapkamer een hijgende ademhaling en schoven voetstappen over het tapijt. Het lichtend ovaal van een zaklantaarn gleed tastend vooruit. Het duurde niet lang. Al na enkele seconden bleven de voeten bij het nachtkastje staan. Er klonk een zwak, instemmend gemompel en toen verdwenen de voeten weer uit de slaapkamer.
De Cock wachtte tot hij hoorde dat de inbreker de flat geheel had verlaten. Toen kwam hij in actie. Traag en log kwam hij onder het bed vandaan en zette zich in beweging. Hij holde de flat uit en daalde met drie treden tegelijk de brede trap af. Vledder volgde.
Toen de twee rechercheurs buiten kwamen, zagen ze op de Brouwersgracht een man met de houten bak onder zijn arm in de richting van de Herenmarkt rennen.