Выбрать главу

‘Nou dan.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Zonder lijk geen moord… althans niet voor ons. Sandra Verloop is de enige die het lijk heeft gezien… die kan getuigen dat er een lijk was. Zij vormt voor de moordenaar een groot gevaar.’ Hij zweeg even en veranderde van toon. ‘Ik heb geen mogelijkheden en ook geen middelen om haar veiligheid te garanderen,’ ging hij geëmotioneerd verder. ‘Daarom… het enige wat ik kan doen om haar te beschermen is… haar zo lang mogelijk in de anonimiteit te houden.’

‘En als ze er zelf ruchtbaarheid aan geeft?’

De Cock kneep zijn ogen even dicht.

‘Ik heb haar op het hart gedrukt om vooral haar mond te houden… aan niemand te vertellen wat ze heeft gezien. Zelfs niet aan haar ouders.’

‘En doet ze dat?’

De Cock maakte een wanhopig gebaartje.

‘Ik heb haar proberen duidelijk te maken welke gevaren ze loopt… dat iemand, die eenmaal een moord heeft gepleegd ook voor een tweede moord niet terugdeinst.’

‘Heeft de moordenaar mogelijkheden om haar te vinden?’ De Cock krabde zich wat verlegen achter in zijn nek. ‘Als hij het kenteken van onze Volkswagen heeft opgenomen… onthouden… en hij kent de weg, dan komt hij erachter dat hij een lift heeft gekregen van iemand van de politie.’

Vledder keek hem verbaasd aan.

‘Dat weet hij niet?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik heb mij niet aan hem voorgesteld. Er heerste in de wagen vrijwel onmiddellijk een wat gespannen sfeer. Dat kwam door Sandra Verloop. De angst en de verbijstering straalden als het ware van haar af.’

‘Jij gelooft haar?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Dat ze inderdaad een lijk in die wagen zag?’

De Cock knikte traag.

‘Sandra Verloop is een intelligent meisje. Ik heb haar gisteravond een paar maal getest, maar ze hield pinnig aan haar waarnemingen vast. Ik heb geen moment van twijfel kunnen constateren.’ Vledder zuchtte.

‘Het is jammer,’ sprak hij spijtig, ‘dat ze zo bang was voor die vent, dat ze in zijn nabijheid niets durfde zeggen. Nu staan we voor een groot zwart gat. Waar moeten we ons onderzoek beginnen?’ De jonge rechercheur keek naar De Cock op. ‘Zeg het maar.’

De grijze speurder antwoordde niet. Hij kwam vanachter zijn bureau overeind en begon door de grote recherchekamer te stappen. Dat deed hij graag. In de cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen. Innerlijk werd hij geplaagd door een vaag, onbestemd gevoel, dat hij zichzelf in de nesten had gewerkt, dat hij zelf verantwoordelijk was voor de bijna onmogelijke situatie waarin hij was verzeild. Het ingenieuze raderwerk van zijn denken draaide op volle toeren. Koortsachtig zocht zijn brein naar een uitweg… een uitweg, die er niet was… niet scheen te zijn.

Ineens, midden in het vertrek bleef hij staan. Een plotselinge gedachteflits verdreef de sombere trekken van zijn gezicht. ‘Hij… eh, hij droeg geen handschoenen… hij droeg geen handschoenen… hij droeg…’

Vledder kwam naast hem staan.

‘Wie niet?’

De Cock gebaarde heftig.

‘Die lifter op de vluchtstrook,’ riep hij opgewonden, ‘de man met die dode vrouw in zijn Mercedes… begrijp je, ergens op of nabij de achterbank van onze Volkswagen moeten zijn vingerafdrukken te vinden zijn.’

Vledder keek hem gespannen aan.

‘Waar staat onze Volkswagen?’

‘Achter het bureau op de steiger.’

‘Heeft er vandaag al iemand mee gereden?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik ben vanmorgen met de tram naar de Herkenningsdienst aan het hoofdbureau gegaan. Ik heb de wagen ook aan niemand uitgeleend.’ Hij tastte naar zijn pantalon. ‘Ik heb de sleuteltjes nog in mijn zak.’

Vledder liep van hem weg.

‘Ik zal Ben Kreuger van de Dactyloscopische Dienst vragen of hij onmiddellijk komt kwasten.’

De Cock knikte vaag. Zijn gedachten verwijlden bij het moment dat hij de man liet instappen… een blote hand met op de rug een grillige tatoeage.

Nog voor Vledder de Dactyloscopische Dienst kon bellen, rinkelde de telefoon. De jonge rechercheur nam de hoorn op en luisterde. De Cock liep op hem toe en zag hoe het gezicht van Vledder verbleekte. Er vergleden enkele seconden. Toen legde Vledder de hoorn op het toestel terug. De Cock keek zijn jonge collega vragend aan.

‘Wat is er?’

Vledder slikte.

‘Een lijk… van een vrouw… in een wagen.’

‘Wat?’

De jonge rechercheur knikte.

‘Op de parkeerplaats bij het Havengebouw.’

4

De Cock keek door het open achterportier van de wagen. De vrouw lag er vreemd, verstard bij. In de dode, opengesperde ogen lag nog een blik van schrik, angst en verbijstering. Haar beide handen, leunend in haar schoot, waren in haar doodsstrijd met krommende vingers tot klauwen verkrampt.

De oude rechercheur boog zich iets naar haar toe. In de lange, opvallend slanke hals waren duidelijke strangulatieplekken te onderscheiden. Toen hij de plekken nog wat nader bekeek, week hij terug voor een zwoele geur van parfum, die als een sluier om haar heen hing.

De grijze speurder schatte haar op voor in de dertig. Hoewel de dood haar een bijna angstaanjagende aanblik gaf, toonde haar ovaal gezicht regelmatige trekken. Haar kastanjebruine haren hingen fraai golvend tot op haar schouders. Ze was, zo bezag De Cock, van een profane schoonheid, wild, hartstochtelijk, met een brede sensuele mond, sterk aangezet in ceriserood. Vledder hijgde in zijn nek.

‘Vermoord?’

De Cock knikte traag.

‘Gewurgd… met de handen. Bekijk die rood-blauwe plekken in haar hals… de beide duimafdrukken zijn aan de voorzijde duidelijk te zien. Verderop… wat vager, zie je nagel- en vingerindrukken.’

‘Is het hier gebeurd?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Achter in de wagen?’

De Cock knikte opnieuw.

‘Ik denk dat de moordenaar aanvankelijk naast haar zat en daarna, mogelijk tijdens een tedere omhelzing, bruut heeft toegeslagen.’‘Toen de wagen hier al stond?’

De Cock maakte een weifelend gebaartje.

‘Dat is niet te zien. Het kan ook elders zijn gebeurd en dat de moordenaar na zijn gruwelijke daad de wagen met het lijk naar deze parkeerplaats heeft gereden.’ Hij keek fronsend naar zijn jonge collega op. ‘Is… eh, is dit een Mercedes?’

Vledder lachte.

‘Nee, een Volvo, type 740 GL.’

De Cock maakte een schouderbeweging.

‘Ik houd ze niet uit elkaar,’ sprak hij knorrig. ‘Volgens mij lijken al die wagens op elkaar.’

Vledder gniffelde.

‘Laten de diverse autofabrikanten dat niet horen.’ Hij wees wat achteloos naar de dode vrouw op de achterbank. ‘Is zij een hoertje?’

De Cock trok zijn wenkbrauwen iets omhoog.

‘Ik ken haar niet. Bij mijn weten heb ik haar nooit ontmoet. Ze lijkt mij zo op het oog geen Walletjestype… gezien haar opmaak, haar kleding… mogelijk een peperdure escort of callgirl.’ Hij grinnikte ondeugend. ‘Maar onze samenleving kent ook eerbare vrouwen die amoureuze ritjes maken.’

‘Daar schat je het op… een liefdesaffaire?’

De oude rechercheur antwoordde niet. Hij draaide zich langzaam om naar een jeugdige agent, die op enige meters afstand stond, en duimde over zijn schouder. ‘Heb jij haar ontdekt?’ De jonge agent stapte naderbij, duwde de mouw van zijn uniform iets terug en keek op zijn horloge.

‘Een twintig minuten geleden.’

‘Naar aanleiding van een melding?’

De jonge agent schudde zijn hoofd.

‘Ik rijd nog wel eens over deze parkeerplaats bij het Havengebouw en noteer de kentekens van de wagens die hier langer dan een dag staan.’

‘Waarom?’

De agent glimlachte.