Vledder trok zijn schouders iets op.
‘Sabrine maakte het haar ex-man knap lastig. Denk maar eens aan het verhaal van Sarah Harreveld. Sabrine was boosaardig. Ze gunde Bob Verhagen geen leven aan de zijde van een andere vrouw.’
De Cock grinnikte.
‘En de beste manier om dat te bereiken is…’
Vledder onderbrak hem geëmotioneerd.
‘…hem te laten sterven. Je hebt gelijk. Dat is het. Toen Bob Verhagen… als de man met de snor… later van Blaffer Henkie verneemt, dat zijn ex-vrouw hem wil laten vermoorden, besluit hij wraak te nemen.’
‘En vermoordt Sabrine?’
‘Precies.’
De Cock boog zich iets naar voren.
‘En waarom moest Sarah Harreveld dan sterven?’
‘Ze was getuige.’
De Cock kneep rimpels in zijn voorhoofd.
‘Van de moord op Sabrine?’
Vledder zuchtte omstandig.
‘Wellicht niet van de moord zelf. Maar ben je de verklaring van Sarah Harreveld vergeten?’ vroeg hij beschuldigend. ‘De verklaring die zij kort voor haar dood aan ons aflegde? Tegen haar had Bob Verhagen gezegd: “Ik bezweer het je… een dezer dagen maak ik haar koud.” En die kreet kwam, zo was haar stellige overtuiging, uit het diepst van zijn hart.’
Ze reden met hun Golf van de steiger achter het politiebureau weg. Nog voor het Centraal Station zaten ze op het Damrak vast in een file.
Vledder bromde.
‘Avondspits. We hadden beter nog een paar uur op de Kit kunnen blijven.’
De Cock negeerde de opmerking.
‘Heb je het adres van Marjolein Ridderspoor?’
Vledder knikte.
‘Middenweg 532, tegenover het Ajax-stadion, op de eerste etage.’
‘Dat is Betondorp.’
Vledder knikte.
‘Wil je toch een inkijkje nemen?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Het verdwijnen van Marjolein Ridderspoor baart mij zorgen. Ik vind het vreemd dat ze nog steeds geen contact met Bob Verhagen heeft opgenomen.’ De oude rechercheur blikte opzij. ‘Wat heeft hij gedaan om haar op te sporen?’
Vledder maakte een weifelend gebaar.
‘Hij heeft haar vanmorgen en vanmiddag een paar maal thuis gebeld. De telefoon werd niet opgenomen. Haar directeur is radeloos. Ook op haar kantoor is zij nog steeds niet verschenen.’
De Cock staarde nadenkend voor zich uit.
‘Is… eh, is Bob Verhagen niet naar haar woning gegaan om te kijken?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Dat heb ik hem speciaal gevraagd.’
‘En?’
‘Bob Verhagen zei: “Als ze er niet is, wat heb ik daar dan te zoeken?”’
De Cock knikte.
‘Heeft hij verder nog iets ondernomen?’
Vledder antwoordde niet direct. Het verkeer eiste dat hij een paar meter optrok. Toen de file weer muurvast zat, sprak hij.
‘Bob Verhagen heeft een reeks gezamenlijke vrienden en kennissen benaderd… familieleden van haar, die hij kende.’
De jonge rechercheur schudde zuchtend zijn hoofd.
‘Na die twee telefoontjes gisteravond, waarin Marjolein Ridderspoor de dood van Sarah Harreveld meldde, heeft niemand meer taal of teken van haar vernomen.’
De Cock verzonk weer in gepeins.
‘Heb je die krantenknipsels van Peter van der Horst nog doorgenomen?’
Vledder knikte.
‘Rechtbankverslagen… alleen rechtbankverslagen van verkrachtingen.’
‘Geen zaken van incest?’
‘Nee.’
‘Is er sprake van een bepaalde periode?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Er waren er zelfs bij van meer dan twintig jaar geleden.’
‘Bijzonderheden?’
‘Heb ik niet kunnen ontdekken.’
‘Namen van betrokkenen?’
‘Je bedoelt van mensen die wij in deze zaak hebben leren kennen?’
‘Ja.’
Vledder schudde opnieuw zijn hoofd.
‘Daar heb ik uiteraard op gelet. Er is geen lijn in te ontdekken… geen herkenbaar patroon. Verkrachtingen van jonge meisjes, vrouwen… wisselende daders… wisselende omstandigheden. Ik begrijp niet waarom de preutse Yolanda van Zelhem die stapel krantenknipsels heeft bewaard.’
De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus.
‘Een… eh, een onbewust verlangen om ook eens verkracht te worden?’
Vledder grijnsde.
‘Stelling van psycholoog De Cock?’
De oude rechercheur stak zijn armen in een gebaar van wanhoop omhoog.
‘Ik zit al zo lang in dit vak… Vrouwen zullen voor mij eeuwig een mysterie blijven. Ik heb hun zielenroerselen nooit kunnen volgen.’
Vledder glimlachte.
‘Misschien heb je nooit goed je best gedaan?’ De jonge rechercheur wachtte de reactie van De Cock niet af. Hij wurmde de Golf tussen twee auto’s door naar de Prins Hendrikkade. Er kwam wat ruimte in het verkeer. Bij de ingang tot de IJtunnel reed hij rechtsaf naar de Valkenburgerstraat en gleed van daar door het tunneltje onder het Mr. Visserplein.
De Cock keek hem van terzijde aan.
‘Ga je wel goed? We moeten naar de Middenweg.’
Vledder knikte gelaten.
‘Dat weet ik. Ik ga via Duivendrecht.’
De Cock bromde.
‘Je kunt ook via Tietjerksteradeel.’
Vledder zweeg en bepaalde zijn aandacht bij het verkeer. ‘Als je geen inkijkje in de woning van Marjolein Ridderspoor wilt,’ sprak hij na een poosje, ‘wat moeten we dan in Betondorp doen?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Ik heb vroeger nooit geschroomd,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘om het apparaatje van mijn oude vriend Handige Henkie te gebruiken. Het was makkelijk om ergens binnen te komen.’
De grijze speurder zuchtte.
‘Als het verkeerd ging, kon men als rechercheur bij de rechters nog rekenen op enige clementie… Vooral als het ging om een sluitende bewijsvoering te leveren. Dat is veranderd. Zelfs al zouden wij in de woning van Marjolein Ridderspoor iets vinden dat direct naar de moordenaar leidt, dan werd het als onrechtmatig verkregen bewijs niet geaccepteerd.’
Vledder reageerde fel.
‘Oké, oké,’ riep hij opgewonden. ‘Wat wil je daar dan doen? De architectuur bewonderen?’
De Cock gebaarde rustig voor zich uit.
‘Parkeer de Golf in Betondorp op de Zaaiersweg,’ sprak hij kalm, ‘aan de zijkant van de Oosterbegraafplaats… een meter of tien van de Middenweg. De buurt vergrijst. Er wonen daar veel bejaarden… vriendelijke oudjes, die nog belangstelling voor hun omgeving hebben.’
Vledder keek hem ongeduldig aan.
‘En?’
‘We gaan samen een klein buurtonderzoekje doen.’
‘Een buurtonderzoek?’
De Cock knikte. ‘Vragen wanneer Marjolein Ridderspoor voor het laatst is gezien? Welke mensen bij haar op bezoek kwamen? En of daar een man bij was met zwart krullend haar en een snor?’
De twee rechercheurs slenterden vanaf de Ploegstraat via het Onderlangs naar de Middenweg. Het was al over achten en de verkeersdrukte was weggeëbd. Vledder wreef met een pijnlijk gezicht over zijn buik.
‘Ik kan geen koffie meer zien,’ verzuchtte hij. ‘Het komt mijn neusgaten uit.’
De Cock glimlachte.
‘Vriendelijke mensen in Betondorp. Gastvrij. Dat is altijd al zo geweest. Ik startte mijn loopbaan bij de Amsterdamse politie aan het bureau Linnaeusstraat. Ik heb hier als jonge diender vaak ’s nachts in mijn eentje gesurveilleerd. Overdag hadden ze hier een paar veldwachters.’
‘Veldwachters?’
De Cock knikte.
‘Zo noemden wij hen. Het waren oude Amsterdamse dienders, die hier in Betondorp woonden en een beetje toezicht hielden.’
‘Jij kent de buurt?’
De Cock staarde voor zich uit. Een milde glimlach speelde rond zijn lippen.
‘Johan Cruijff, onze voetbalheld, is hier groot geworden.
De broers Karel van het Reve en Gerard Reve groeiden hier op. Jan Mens schreef hier zijn schitterende verhalen… Plukte de namen voor zijn romanfiguren van de grafzerken op de Oosterbegraafplaats.’ Hij glimlachte opnieuw. ‘Simon Vinkenoog vrijde hier op het Onderlangs met zijn eerste vriendinnetje.’