Выбрать главу

‘Aangenaam, meneer Van Stuchteren. U bent dus de man die beweert dat het schilderij hier aan de muur zijn eigendom is?’ ‘Inderdaad, mijn eigendom. Het schilderij is uit mijn huis gestolen.’

‘Gestolen?’

‘Ja.’

‘En heeft u van die diefstal al aangifte gedaan?’

‘Nee.’

‘Waarom niet?’

‘Eenvoudig omdat ik de diefstal nog niet had bemerkt. Ziet u, het schilderij hing in mijn huis aan de Keizersgracht. Door allerlei omstandigheden ben ik daar een paar dagen niet geweest.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Inbraak?’

‘Nee, geen inbraak, het was gewoon weg. Toen ik gisteravond thuiskwam, zag ik in mijn woonkamer onmiddellijk de lege plek aan de muur. Ik miste het direct. Ziet u, ik ben persoonlijk nogal aan het schilderij gehecht.’

De Cock keek omhoog langs de antieke pistolen en liet zijn blik even op het schilderij rusten.

‘Het is bijzonder fraai,’ zei hij bewonderend. ‘Hoe wist u zo gauw dat het hier in de zaak hing?’

Van Stuchteren aarzelde even. ‘Iemand belde mij op.’ ‘Wie?’

‘Dat… eh, dat weet ik niet.’

De Cock keek hem onderzoekend aan. ‘Vreemd, vindt u niet?’ De man haalde zijn schouders op.

‘Ik heb mij dat feitelijk niet gerealiseerd, nee. Kort nadat ik de verdwijning van het schilderij had ontdekt, belde iemand mij op, een man. Hij vroeg of ik mijn Nanette had verkocht.’ ‘Uw Nanette?’

’Het schilderij, het meisje dat voor het naakt model heeft gestaan, heet Nanette.’

De Cock wreef met zijn vlakke hand langs zijn breed gezicht. Hij voelde dat hij de ondervraging niet langer moest voortzetten. De omgeving, de hele entourage was niet goed. Bovendien leek het hem niet juist om de makelaar in het bijzijn van de antiquair en zijn bediende bepaalde confidenties te ontlokken. ‘U begrijpt, meneer Van Stuchteren,’ zei hij vriendelijk, ‘dat wij u het schilderij niet direct ter hand kunnen stellen. Dat gaat eenvoudig niet. Er zal eerst een onderzoek naar de toch wel mysterieuze diefstal moeten worden ingesteld.’

De rechercheur wendde zich tot de antiquair.

‘Ik neem aan dat u het schilderij op een normale, legale wijze heeft ingekocht en de koop in uw register heeft ingeschreven?’ Van Grefelen keek De Cock wat vreemd aan en knikte. ‘Zeker, zeker,’ zei hij nadrukkelijk, ‘dat heb ik. De naam, ik zeg, de naam van de man van wie ik het schilderij kocht, staat er volledig in vermeld. Er staat ook nog het nummer bij van het paspoort waarmee de man zich aan mij heeft gelegitimeerd. Ik heb het schilderij namelijk persoonlijk ingekocht.’

‘Mag ik het register even van u zien?’

‘Natuurlijk, ik zal het voor u halen.’

De antiquair drentelde naar zijn kantoortje en kwam al na een paar seconden met het register terug. Hij gaf het aan De Cock, een betekenisvolle blik in zijn ogen. ‘Kijkt u maar op bladzijde zeventien.’

De Cock bladerde het register door. Het was bijzonder netjes bijgehouden. Hij had dat wel eens anders gezien. De in- en verkopen stonden keurig omschreven genoteerd in een peuterig, maar wel duidelijk handschrift. De antiquair bleek een nauwgezet man.

Op bladzijde zeventien liet De Cock zijn vinger langs de rij inkopen glijden. Bijna onder aan de bladzijde stond: Schilderij, afmetingen 100 bij 80 cm, in vergulde lijst met arabesken, figuratief, voorstellende een naakt op rode sofa, gekocht van… De Cock keek verbaasd op.

‘Wie,’ vroeg hij de makelaar, ‘is Ronald van Stuchteren?’ De mond van de makelaar zakte iets open. ‘Ronald van Stuchteren?’

De Cock knikte.

De makelaar wreef met de rug van zijn hand langs zijn droge lippen. Onderwijl keek hij De Cock onderzoekend en achterdochtig aan. ‘Ronald, Ronald is mijn zoon.’

10

De Cock steunde met beide ellebogen op zijn bureau. Over zijn gevouwen handen keek hij naar de makelaar. Op het gebruinde gelaat ontdekte hij een zorgelijke trek.

‘U moet dit niet opvatten als een arrestatie, meneer Van Stuchteren. Dat is het ook niet. Ik heb u slechts verzocht mee te gaan naar het politiebureau omdat ik iets meer wil weten van u, en van het schilderij. Bovendien vraagt het vreemde gedrag van uw zoon, zowel ten opzichte van u als van het schilderij, enige opheldering.’ Van Stuchteren knikte traag. ‘Ik begrijp het. Hoewel, ik geloof niet dat ik u die opheldering kan geven.’

De Cock glimlachte beminnelijk.

‘We kunnen in ieder geval zien hoever wij gezamenlijk komen. Als u tenminste bereid bent uw medewerking te verlenen?’ ‘Medewerking tot wat?’

‘We kunnen gevoeglijk stellen, dat uw zoon Ronald verantwoordelijk is voor de diefstal van het schilderij uit uw huis aan de Keizersgracht. De bewijzen, nietwaar, liggen voor de hand: geen sporen van inbraak, de verkoop aan de antiquair, het is alles even duidelijk. Ik neem echter aan dat u niet het plan hebt inzake deze diefstal contra uw zoon een klacht, een officieel verzoek tot gerechtelijke vervolging te doen?’

Van Stuchteren schudde krachtig het hoofd.

‘Nee zeg, absoluut niet. Alleen al de gedachte. Ronald is mijn enige kind. Na de dood van mijn lieve vrouw is hij alles wat ik heb.’ De Cock knikte begrijpend.

‘Juist, in zoverre hebt u van mij niets te duchten. Ik bedoel, zonder uw officiële klacht kan ik tegen uw zoon niets ondernemen. Ik sta dus ambtelijk buiten deze diefstal. Toch intrigeert mij het motief en ik neem aan dat het u als vader ook zal interesseren, meneer van Stuchteren… Waarom nam uw zoon het schilderij weg en verkocht het aan de antiquair? Had hij financiële moeilijkheden?’ De makelaar haalde zijn schouders op. ‘Ronald heeft een ruime toelage en als hij iets extra’s nodig mocht hebben, dan behoeft hij het maar te vragen. Ik heb hem nog nooit iets geweigerd.’ De Cock glimlachte. ‘Als zoon een benijdenswaardige positie.’ Van Stuchteren trok een wat moede grijns.

‘Ik kan het mij permitteren.’

De rechercheur schoof zijn stoel wat naar achteren en strekte zijn benen. Hij had ze graag op zijn bureau gelegd, zoals hij gewoon was te doen. In het bijzijn van Van Stuchteren vond hij het wat minder gepast. ‘U houdt van schilderijen?’

De makelaar knikte. ‘Ik ben een liefhebber, ja. Ik bezit, mag ik wel zeggen, een fraaie collectie.’

‘In uw huis aan de Keizersgracht?’

‘Ja, in hoofdzaak.’

De Cock schoof zijn stoel weer iets bij. Hij boog zich voorover naar de makelaar. Zijn scherpe blik gericht op iedere reactie. ‘Waarom nam Ronald dan juist dat schilderij weg?’ Van Stuchteren rekte zijn hals en streek met twee vingers tussen de rand van zijn boord. ‘Dat… eh, dat weet ik niet.’ De Cock bleef hem onderzoekend aankijken.

‘Werkelijk niet, meneer Van Stuchteren?’ zei hij zoetzalvend. ‘Weet u werkelijk niet waarom Ronald juist uw Nanette verkocht?’

Van Stuchteren hield een hand voor de ogen en wreef met duim en wijsvinger naar de ooghoeken.

‘U dwingt mij iets te zeggen wat ik niet zeggen wil.’ De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik, ik dwing u tot niets. U bent alleen bang de waarheid onder ogen te zien. Dat is het. Uw zoon verwijderde juist het schilderij waaraan u het meest was gehecht. Nietwaar?’

De makelaar zuchtte. ‘U hebt gelijk,’ antwoordde hij bijna toonloos. ‘Ronald heeft mij willen treffen, straffen.’

Hij pauzeerde even, verzonken in gedachten.

‘Het is geen slechte jongen, meneer De Cock, beslist niet. Hij is alleen wat sentimenteel, gevoelig, net als zijn moeder. Hij was ook bijzonder aan haar gehecht, een sterke binding, begrijpt u. Hij was meer een zoon van haar dan van mij. Ik vond dat niet zo erg, al had ik hem graag wat flinker, wat mannelijker gezien. Na de dood van mijn vrouw was ik bang dat Ronald nog verder van mij zou weggroeien. Maar dat gebeurde gelukkig niet. Integendeel, er ontstond tussen hem en mij op den duur een goede, haast vriendschappelijke band, een prettige vader-zoonverhouding. Ik had mij dat niet beter kunnen wensen. Echt niet.’ Hij zuchtte opnieuw.