‘Waarom? Omdat hij Nanette heeft vermoord?’
11
Vledder stond voor de spiegel en bekeek de rode striemen aan zijn hals. De Cock stond schuin achter hem.
‘Hoe is het, jongen?’ vroeg hij bezorgd. ‘Doet het pijn?’ Vledder schudde het hoofd.
‘Nee, dat niet,’ zei hij geprikkeld, ‘niet erg. Het is alleen zo’n rot gezicht in je nek. Ik zal het vanavond mijn Celine weer allemaal moeten uitleggen. Ze ziet het natuurlijk direct.’ ‘En,’ zei De Cock zoet spottend, ‘ze is zó bezorgd.’
Vledder draaide zich met een ruk om.
‘Ja,’ zei hij vinnig, ‘vind je dat zo gek? Celine maakt zich zorgen om mij. Ze vindt het helemaal niet zo prettig dat ik hier aan de Warmoesstraat met jou optrek. Ze heeft van collega’s gehoord dat jij de reputatie hebt om steeds weer in allerlei akelige zaken verzeild te raken. Dat maakt haar angstig.’
De Cock snoof. ‘Sommige collega’s zijn net oude wijven. Ze kletsen te veel. Maar als je liever een andere leermeester hebt… Ik wil er wel met de Ouwe over praten.’
Het gezicht van Vledder betrok.
‘Nee, De Cock, nee,’ zei hij geschrokken. ‘Zo bedoelde ik het niet. Ik wil helemaal niet bij je vandaan. Integendeel, ik had nooit een betere leermeester kunnen treffen.’
De Cock grijnsde breed. ‘Je vleit me, jongen, echt, je vleit me.’
Vledder strekte zijn nek en wreef nog eens langs zijn hals. ‘Die Van Stuchteren had anders aardig kracht in zijn magere vingers. Verdorie nog aan toe, dat was niet mis. Als we Nanette ooit vinden en ze is gewurgd, dan weet ik wie de dader is.’ ‘En ik dacht nog wel dat je het op de zoon hield.’
‘Dat doe ik ook. Hij is in ons onderzoek tot nu de enige met een duidelijk motief. Ronald had er belang bij dat Nanette verdween. Weet je wat mij opviel? De oude Van Stuchteren realiseerde zich onmiddellijk hoe duidelijk dat motief naar voren sprong. Daarom werd hij ook zo kwaad.’
De Cock knikte. ‘Hij reageerde uit een gevoel van schuld.’ ‘Schuld?’
‘Ja, schuld. Als je ’t mij vraagt, dan heeft Van Stuchteren zijn liefdesverhouding met Nanette en het huwelijksaanzoek dat daarop volgde steeds als iets zondigs gezien. Iets dat in strijd was met de algemeen zedelijke norm, de gangbare moraal. Zijn reacties tijdens het verhoor bewijzen dat. Hij stond voortdurend in een agressieve afweerhouding. Hij verdedigde zijn relatie tot het meisje Nanette, terwijl daartoe geen enkele reden was. Wij vielen hem daar niet op aan. Noch jij, noch ik heb in die richting zelfs maar een toespeling gemaakt.
Maar verreweg het felst, het meest agressief, was toch zijn reactie toen jij hem voorhield dat zijn voorgenomen huwelijk met Nanette voor zijn zoon wel eens de aanleiding kon zijn geweest tot moord. Dat was hem kennelijk te veel. Hij kon dat verstandelijk niet verwerken, had geen redelijk verweer. Daarom greep hij je naar de keel.’
De Cock zweeg even.
Na een poosje ging hij verder: ‘Het blijft altijd een hachelijke zaak iemands reacties te analyseren en daaraan conclusies te verbinden, vooral wanneer men niet alle achtergronden kent. Maar zoals ik het zie, was de aanval die Van Stuchteren op jou deed, een feitelijke bekentenis, een bekentenis van schuld. In zijn hart, in zijn diepste denken had hij volgens mij de mogelijkheid die jij oppperde, al voorzien en overwogen.’ Hij stak een vinger omhoog.
‘Je moet bedenken, Van Stuchteren is een intelligent man, let wel, een makelaar in effecten, iemand die in staat is kansen en mogelijkheden te overwegen, heel goed te overwegen, anders had hij zich geen vermogen verworven.
Hij zal ook zijn voorgenomen huwelijk met Nanette terdege hebben overwogen en in die overwegingen zal zijn zoon zeker een belangrijke factor zijn geweest. Daarom, toen jij opperde dat Ronald voor een moord op Nanette een redelijk motief had, verwachtte ik dat Van Stuchteren deze suggestie van jou hautain glimlachend als iets onbestaanbaars, iets ondenkbaars zou afwijzen. Maar dat deed hij niet, begrijp je. Hij wees haar niet af. Hij reageerde, zoals hij deed, fel, furieus, schuldbewust.’ Vledder keek zijn leermeester met grote ogen aan.
‘Ik begrijp het,’ zei hij onthutst, ‘Van Stuchteren wees de suggestie niet af omdat hij zijn zoon Ronald wel degelijk tot een moord in staat acht.’
De Cock knikte langzaam. ‘Inderdaad, zo is het. En daar zullen we ernstig rekening mee moeten houden.’
Vledder begon plotseling hardop te lachen.
‘Ik kan er niets aan doen,’ grinnikte hij, ‘maar ik vind het eigenlijk toch maar een dwaze zaak.’
‘Waarom?’
‘Wel, we rennen van de ene aanwijzing naar de andere, krijgen langzamerhand het gevoel, dat we op alles en iedereen moeten letten, houden diepzinnige beschouwingen over allerlei mogelijkheden, terwijl… terwijl er in feite nog niets aan de hand is.’ De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
‘Er is een meisje verdwenen, herinner je je niet?’
‘Nou, én? Is dat een misdrijf?’
‘Luister nou eens,’ zei De Cock gelaten, ‘er bestaat theorethisch altijd nog de kans dat wij onze Nanette ongeschonden terugvinden. Natuurlijk. Maar hoe langer dit onderzoek duurt, hoe minder ik daarin geloof. We zijn nu ruim een dag aan de gang en hebben nog geen spoortje van een levende Nanette gevonden. Daarentegen zijn er wel aanwijzingen naar voren gekomen, dat er figuren zijn die meer belang hebben bij een dode Nanette.’
De Cock ademde diep. ‘Het klinkt wat sinister, maar zo is het.’ Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
‘Je zei figuren, meervoud. Als dader met een redelijk motief zie ik tot nu alleen nog maar die Ronald van Stuchteren. Zijn er volgens jou dan nog anderen?’
‘Zeker. Heb je er bijvoorbeeld al over nagedacht wie broeder Laurens wel mag zijn?’
‘Je bedoelt de naam die Floor de Bougaerde vanmorgen naar voren bracht. De naam die hij Nanette in verband met de morfine wel eens had horen noemen?’
‘Precies, hij is door die schilderij-affaire wat op de achtergrond geraakt, maar mijn interesse in de broeder is onverflauwd. Zie je, ook hij zou een redelijke dader kunnen zijn.’
‘Een redelijke dader,’ herhaalde Vledder wat schamper. ‘Je weet nog niet eens wie hij is.’
‘Dat is ook niet nodig. Ik bedoel, er zijn, ook zonder dat wij broeder Laurens in persoon kennen, een paar interessante, haast voor de hand liggende conclusies te trekken.’
‘Welke?’
De Cock ging boven op zijn bureau zitten. Zijn naar verhouding wat korte benen bengelden in de vrije ruimte. Hij keek de jonge Vledder geamuseerd aan, een glimlach op zijn breed gezicht. ‘Denk eens goed na, jongen,’ drong hij vriendelijk aan, ‘denk eens goed na.’
Vledder haalde wat nonchalant zijn schouders op.
‘Wat valt er nu over na te denken?’ zei hij wat wrevelig. ‘We weten niet eens of Laurens een voor- of achternaam is.’ De Cock knikte goedkeurend. ‘Heel goed,’ zei hij bemoedigend, ‘heel goed. Dat kan inderdaad allebei. Maar wat denk je van het begrip broeder? Wanneer plaatst men in het algemeen spraakgebruik het woord broeder voor de eigenlijke naam?’ Vledder maakte een grimas.
‘Een broeder in de Heer, in religieuze zin, een ordebroeder, een kloosterbroeder, een frater…’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik dacht in een heel andere richting.’
‘Niet religieus?’
‘Nee.’
Plotseling klaarde het gezicht van Vledder op.
‘Broeder in de zin van verpleger.’
‘Juist, en wat is gewoonlijk het werkterrein, als ik het zo zeggen mag, van een broeder-verpleger?’
‘Een hospitaal, een sanatorium, een ziekenhuis.’
De Cock schoof zijn onderlip vooruit. ‘En denk nu eens aan morfine.’
‘Verdomme, ja,’ riep Vledder enthousiast, ‘daar zeg je zo wat. Een ziekenhuis, morfine. Natuurlijk! Broeder Laurens, dat is het. Hij moet de man zijn die Nanette de morfine leverde. Het kan niet anders. Waarachtig, De Cock, hij is de schakel die wij zoeken. Broeder-verpleger Laurens steelt in een of ander ziekenhuis waar hij werkt morfine en geeft die aan Nanette. En onze Nanette verstrekt de morfine weer aan Floor de Bougaerde, neef-auteur, die met zijn inspiratie sukkelt.’