‘Vertel mij van het schilderij,’ zei hij na een poosje. Zijn stem klonk vriendelijk.
‘Dat naakt?’
De Cock knikte. ‘Inderdaad, dat naakt op de rode sofa.’ ‘Nanette,’ zei de journalist loom, ‘verhuurde zich als model. Ze verdiende er op die manier wat bij. Ik was erop tegen.’ Hij maakte een hulpeloos gebaar. ‘Maar wat kon ik doen? Ik had tenslotte niets over haar te zeggen. Ze was geen type die je iets kon verbieden.
Pierre Popko, de schilder voor wie zij het meest model stond, had haar eens geschilderd, naakt op een sofa. Het was een bijzonder fraai schilderij. Ik heb het gezien toen het bijna klaar was.’ ‘Waar?’
‘In het atelier van Popko op het Prinseneiland. Ik haalde Nanette daar wel eens af.’
‘En?’
‘Ik denk dat Nanette er op een of andere manier met de oude Van Stuchteren over heeft gesproken. In ieder geval kocht hij het schilderij van Popko op en hing het in zijn kamer. Ik was woest toen ik het hoorde. Wat moest die vent met Nanette naakt aan de wand? Op een dag ben ik in een balorige bui naar Van Stuchteren gestapt. Ik had tevoren wat moed ingedronken en deed brutaalweg een bod op het schilderij. Ik bezat wel niet zoveel, maar geloof me, ik had er al mijn spaarduitjes voor over gehad.’ Om zijn lippen speelde een glimlach.
‘Van Stuchteren keek mij eerst verbaasd aan. Toen het tot hem doordrong wat ik bedoelde, lachte hij mij vierkant uit. “Neet, zei hij, kale neet, armtierige pennenvoerder…” En toen liet hij mij al zijn kostbare schilderijen zien. Ik wou hem op zijn poenige snuit timmeren, maar ik sloeg mis. Ik denk dat ik toch wat te veel had gedronken.’
Hij pauzeerde even.
‘Gisteravond, nog laat,’ zo ging hij verder, ‘hing ik wat rond in de buurt van de Keizersgracht.’
‘Bij het huis van Van Stuchteren?’
‘Ja, u was ’s morgens geweest en had mij gezegd dat Nanette was verdwenen en dat Christel haar opsporing had gevraagd. Ik wist dat ze de avond tevoren een afspraak had met Ronald en hoopte een spoortje van haar te vinden. Ik had er een aardig artikeltje van kunnen maken voor de krant: Journalist vindt vermist meisje.’
De Cock grijnsde. ‘Het werd geen artikeltje.’
‘Nee,’ zuchtte hij, ‘het werd geen artikeltje. Ik heb Nanette niet gezien. Ook Ronald niet. Ik zag alleen zo tegen half twaalf de oude Van Stuchteren thuiskomen. Dat was alles. Uiteindelijk gaf ik het op en besloot te gaan slapen. Morgen, zo dacht ik, zou Nanette wel weer boven water komen. Op weg naar huis liep ik langs de stille zijde van de Spiegelgracht. Ik kom daar wel meer. Ik houd van antieke zaken en snuffel graag langs de etalages.’
‘En toen ontdekte je het schilderij?’
‘Ja, ik wist niet wat ik zag. Ik begreep er geen draad van. Mijn eerste gedachte was: dat schilderij moet ik hebben. Dit is mijn kans. Ik liep naar de dichtstbijzijnde telefooncel, belde de antiquair en vroeg hem het schilderij voor mij vast te houden. Ik gaf hem ook mijn naam. Hij vroeg erom.
Toen ik terugliep naar de Spiegelgracht om het nog eens goed te bekijken, bedacht ik dat het eigenlijk maar vreemd was dat Van Stuchteren het schilderij zo plotseling had verkocht. Er moest iets zijn voorgevallen. Iets waardoor de makelaar plotseling van mening was veranderd en het schilderij niet meer in huis wilde hebben.
Na enig nadenken besloot ik het hem botweg te vragen. Waarom ook niet? Ik liep terug naar de telefooncel, belde hem op en vroeg waarom hij zijn Nanette had verkocht.
Van Stuchteren toonde zich niet eens verbaasd. Hij zei dat het schilderij uit zijn huis was gestolen. Hij had de diefstal nog geen tien minuten tevoren bemerkt. “Wel,” zei ik, “het hangt bij de antiquair.” ’
De Cock knikte. ‘En toen je aldus,’ zei hij somber grijnzend, ‘Jan en alleman had wakker geschud, gaf je ook nog een vage tip aan de recherche, een raadseltje om de jongens bezig te houden.’ Ter Wielingen boog het hoofd.
17
‘Zou Bram ter Wielingen zich aan zijn afspraak houden? Zou hij het bericht van de moord op Nanette echt niet in zijn krant publiceren? Het is tenslotte groot nieuws,’ merkte Vledder op. Ze liepen van het huis van de journalist door de binnenstad terug naar het politiebureau aan de Warmoesstraat. Het regende nog steeds. De felle kleuren van de lichtreclames weerspiegelden in het natte asfalt.
De Cock tilde de kraag van zijn regenjas wat omhoog en trok zijn oude vilthoed dieper op zijn oren. ‘Ik heb hem als tegenprestatie een primeur beloofd,’ bromde hij. ‘Als ik weet wie Nanette heeft vermoord, is hij de eerste die het bericht krijgt.’ ‘Waarom ben je er eigenlijk zo op gebrand dat het bericht van Nanettes dood uit de pers blijft? Er zijn toch al genoeg mensen die het weten?’
‘Broeder Laurens?’
Vledder haalde zijn schouders op. ‘Als de broeder haar heeft vermoord, heeft hij geen persbericht meer nodig.’
‘Precies, daarom. Het interesseert me wat broeder Laurens weet. Is hij al op de hoogte van haar dood? Zo ja, vanwaar die wetenschap?’
Vledder knikte peinzend. ‘Beschouw je hem als verdachte?’ De Cock zuchtte. ‘Och, niet meer of minder dan de anderen met een redelijk motief.’
‘Zoals?’
‘Makelaar Van Stuchteren…’
Hij sprak de naam zo achteloos uit, dat Vledder zijn pas even inhield.
‘De oude?’
De Cock knikte traag.
Ineens begon het te stortregenen. Ze liepen midden op de Dam, op de kleine steentjes. Het was een plotselinge felle plensbui. Vledder rende het open plein af. Aan het Damrak vluchtte hij de hal van De Roode Leeuw binnen. Daar bleef hij hijgend staan en keek naar De Cock, die als een vreemd waggelende eend achter hem kwam aanhollen. Vledder schoot in de lach. De Cock in draf was nu eenmaal een koddig gezicht. Bij de ingang bleven ze een tijdje staan en keken naar de bui, die ineens alle mensen van de straat had verdreven.
De Cock sloeg zijn hoed uit en veegde met een zakdoek zijn gezicht droog. Daarna pakte hij Vledder bij zijn arm. ‘Kom, jongen,’ zei hij wat rillerig. ‘Ik heb iets nodig wat de kilte uit mijn botten jaagt. Ik trakteer op koffie met cognac.’ Ze gingen door de draaideur naar binnen.
Er waren niet veel mensen in de gelagkamer. De rechercheurs hingen hun natte regenjassen aan een kapstok en vonden zonder veel moeite een onbezet tafeltje bij het raam.
Een haast geruisloze ober bracht de bestelling.
Toen hij was verdwenen, zei Vledder: ‘Je meent toch niet in ernst dat makelaar Van Stuchteren een redelijk motief had om Nanette te vermoorden?’
De Cock antwoordde niet. Hij lurkte met zichtbaar welbehagen aan zijn met cognac verzwaarde koffie.
‘Drink eerst,’ zei hij joviaal, ‘dat doet je goed. Mensen in ons beroep hebben zo’n opkikkertje op z’n tijd nodig.’
‘Maar de oude Van Stuchteren wilde met haar trouwen. Je vermoordt toch geen vrouw met wie je van plan bent in het huwelijk te treden!’
De Cock nam nog een slok van zijn koffie.
‘Wraak, gekwetste ijdelheid. Als je goed naar het verhaal van Ter Wielingen hebt geluisterd, dan heb je gehoord dat onze Nanette nu niet bepaald vleiend over de oude Van Stuchteren sprak. Ze maakte hem zelfs belachelijk en noemde hem spottend die Oude Keuvelaar. En dat getuigt toch van weinig eerbied voor je aanstaande echtgenoot.’
Hij zweeg even.
‘Stel nu eens,’ ging hij docerend verder, ‘dat Nanette de Bougaerde inderdaad in een huwelijk met Van Stuchteren had toegestemd en de makelaar was er daarna op een of andere manier achtergekomen dat het meisje geen enkele genegenheid voor hem koesterde, integendeel, dat ze hem bedroog en in gesprekken met anderen bespottelijk maakte… dan heb je aardig wat voorwaarden voor een crime passionnel.’
Vledder keek zijn leermeester bewonderend aan.
‘Inderdaad, je hebt gelijk. Aan die mogelijkheid had ik nog niet gedacht.’