Выбрать главу

Hij gebaarde naar Vledder.

‘Ga naar beneden en stel je in ons wagentje via de politieradio in verbinding met de wachtcommandant-recherche van het hoofdbureau. Of wacht, gebruik liever een publieke telefooncel. Die radio wordt toch overal afgeluisterd en ik kan hier voorlopig echt nog geen jongens van de pers gebruiken. Zorg in ieder geval dat je middels de wachtcommandant een paar luitjes van het atelier en het lab te pakken krijgt. En vraag om een loodgieter.’ ‘Een loodgieter?’

‘Ja, zo’n man die gereedschap heeft om stankafsluiter, roosters en dergelijke los te maken.’

Vledder keek zijn leermeester verbaasd aan.

‘Wat… eh, wat wil je dan doen?’

‘Wat dacht je?’ zei De Cock met een zoet sarcasme. ‘De zaakNanette oplossen. Daar waren we toch mee bezig?’ Hij stak waarschuwend een vinger op.

‘En vergeet vooral de Dactyloscopische Dienst niet. Ik ben erg benieuwd van wie wij hier allemaal vingertjes zullen vinden. Zie je, dit is een interessante flat.’

Het gezicht van de jonge Vledder betrok.

‘Luister eens, De Cock,’ zei hij wat somber. ‘Ik weet dat je verrekte goed bent. Een oude rot in het vak. Oké. Ik ben nog jong en kan nog heel veel van je leren. Oké.’

Zijn toon veranderde en werd bijna dreigend.

‘Maar je hebt nu lang genoeg kiekeboe met mij gespeeld. Je vertelt mij nu direct hoe je aan deze flat komt, of ik verzet geen voet meer.’

De Cock wreef langs zijn kin. ‘O.’

‘Ja!’ Het klonk uitdagend.

De Cock maakte een triest, komisch gebaartje. ‘Als je het zo stelt…’ Even nog hield hij het masker strak, toen plooide hij zijn gezicht in een brede, warme glimlach.

‘Je hebt gelijk, je hebt volkomen recht op een duidelijke uiteenzetting. Ik heb alleen je fantasie wat willen prikkelen. Dat is alles. Daarom deed ik zo geheimzinnig. Maar geloof me, er is niets geheimzinnigs aan. Het is simpel het volgen van een bepaalde gedachtelijn. Als je hebt gebeld, zal ik het je uitleggen. Oké?’ ‘Oké.’

Toen Vledder was vertrokken, scharrelde De Cock opnieuw door de flat. In de hal aan de kapstok vond hij een blauwe nylon regenjas. Boven op de kapstok stond een donker handtasje. Hij nam het tasje mee naar de kamer en doorzocht de inhoud. Er waren de gebruikelijke toiletartikelen: zakdoekje, lippenstift, spiegel, poederdoos. Maar ook een Nederlands paspoort op naam van Nanette de Bougaerde. Verder een zaklantaarntje, een bos sleutels en een klein, plat kartonnen doosje met glazen ampullen, morfine. Al na een paar minuten was Vledder terug en tikte tegen het raam.

De Cock liet hem binnen. ‘Hoe is het?’

Vledder zuchtte. ‘Het zal wel wat moeite geven, maar de meute komt.’

‘Mooi, ik heb hier inmiddels wat bijzonders gevonden.’ Hij liet de nylon regenjas en het handtasje met het paspoort en de ampullen zien. Vledder bekeek het aandachtig.

‘Van één ding kunnen we vrijwel overtuigd zijn,’ zei hij na een poosje. ‘Nanette de Bougaerde is in deze flat geweest.’ De Cock knikte. ‘En… ze is naakt vertrokken.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen. Hij ging naast De Cock op de brede bank in de woonkamer zitten en keek zijn oude leermeester van opzij onderzoekend aan.

‘Is dit,’ vroeg hij, ‘een conclusie, alleen opgebouwd uit hetgeen wij hier tot nu toe hebben gevonden, de kleding en zo, of vormt het ook een onderdeel van jouw aanvankelijke gedachtelijn?’ De Cock glimlachte.

‘Beide. Kijk, toen wij de lijkdelen van Nanette de Bougaerde op de stortplaats aan het zijkanaal F vonden, stond ik voor een raadsel. Waarom, zo vroeg ik mij af, die afschuwelijke verminkingen? Waarom was het lichaam in delen ontleed? Ik kon er aanvankelijk geen plausibele verklaring voor vinden. Het leek eigenlijk zinloos. In de criminele geschiedenis zijn verminkingen na moord zeker geen onbekend verschijnsel. Maar ze hebben doorgaans een redelijk doel. Denk maar eens aan de zaak Kameda, de Japanse koffermoord van een paar jaar geleden. Aan de romp in de aluminiumkoffer ontbraken toen buiten de benen ook nog het hoofd en de handen. Uit alles bleek, dat de dader dit had gedaan met het doel de identiteit van het slachtoffer te verdoezelen. Hoofd en handen vormen bij de mens praktisch de enige herkenningsmogelijkheden. Wij hebben geen brandmerk. Aan een enkele romp, een been, een arm, kan bijna nooit met zekerheid de identiteit van het slachtoffer worden vastgesteld. Het hoofd daarentegen biedt een veelheid aan herkenningsmogelijkheden. Denk maar aan de ogen, de mond, het haar, de stand en de vorm van de neus, het gebit. Ook de handen zijn karakteristiek, vooral door de vingers en de vingerafdruk.’ De Cock zat op zijn praatstoel.

‘Buiten het verheimelijken van de identiteit van het slachtoffer,’ zo ging hij genoeglijk verder, ‘kunnen verminkingen natuurlijk ook worden toegepast eenvoudig om zich van het lijk te ontdoen. Ook daarvan zijn in de geschiedenis van de criminaliteit ettelijke voorbeelden te vinden, ik noem de beruchte Franse vrouwenmoordenaar Landru, die zijn vele slachtoffers vermoedelijk eerst wurgde en daarna verbrandde. Zonder amputaties was dat niet mogelijk. Het kolenfornuisje waarin hij de lichamen verstookte, was maar klein.’

Vledder lachte hartelijk. ‘Een prettig heer, die Landru.’ ‘Inderdaad. Maar ik dwaal af. We hebben hier niet te maken met de zaak-Landru, maar met de zaak-Nanette. Wat mij bij het vinden van de lijkdelen op de stortplaats zo frappeerde, was het feit dat er niets ontbrak. Hoofd, handen, romp, alles was aanwezig. Het lag ook allemaal heel dicht bij elkaar. De verminkingen hebben dus kennelijk niet het doel gehad de identiteit van het slachtoffer te verdoezelen.

Maar wat was het doel dan wel? Het bleef voor mij een puzzel. Zelfs op het moment waarop de man van de stadsreiniging mij vertelde dat het vuil waarin de stoffelijke resten van Nanette waren gevonden, uit Amsterdam-West afkomstig was, begreep ik nog niet het waarom van de verminkingen. Het bezorgde mij gewoon nog een paar extra grijze haren.’

Hij glimlachte.

‘Totdat… totdat Amsterdam-West voor mij plotseling een bijzondere betekenis kreeg. In de wooncomplexen Slotervaart, Slotermeer en Osdorp zijn de laatste jaren grote flatgebouwen verrezen die allemaal zijn voorzien van moderne stortkokers voor huisvuil. Een klep in de keuken en alles wat de bewoner kwijt wil valt door de stortkoker naar beneden en wordt in een ruimte onder in het gebouw opgevangen in grote ijzeren bakken, die later in hun geheel worden leeggestort in de enorme vuilniswagens van de stadsreiniging.’

‘Ik begrijp het,’ riep Vledder verrast, ‘natuurlijk, de stortkokers. De moordenaar liet het lijk door de stortkoker verdwijnen. En dat kon alleen in delen.’

De Cock knikte. ‘Inderdaad. Met een zwaargebouwde vrouw zou het zelfs dan niet mogelijk zijn geweest. Maar Nanette had maar een tenger figuurtje.’

Hij zweeg, zakte weg in gedachten. Het was alsof hij het zag gebeuren, opnieuw, gedetailleerd, in een flitsende flashback. Eerst na een paar minuten ging hij verder.

‘Er bleef natuurlijk de grote vraag: Welk flatgebouw, welke flat, welke stortkoker? Kortom, waar werd Nanette de Bougaerde vermoord?’

Hij trok zijn onderlip omhoog.

‘Met deze vraag trok ik vanmorgen met referendaris Slosser naar het bevolkingsregister. Ik ging daarbij uit van het kringetje verdachten met wie wij tot nu hadden kennisgemaakt of van wier bestaan wij op de hoogte waren. Het criterium was een flatgebouw in Amsterdam-West.

Het leek aanvankelijk hopeloos.

De naam Laurens — ik had de broeder in verband met zijn anatomische kennis boven aan de lijst gezet — bood geen enkel houvast, vooral omdat wij nog steeds niet weten of Laurens een voor- of een achternaam is. Wel bleek dat Nanette voor zij in De Drie Rooskens ging wonen, nog nooit in Amsterdam was ingeschreven. Ik trok hieruit de conclusie dat ook broeder Laurens vermoedelijk niet in Amsterdam woonachtig was. Immers, Nanette had de broeder in haar hoedanigheid van verpleegster, dus vóór haar Amsterdamse tijd, ontmoet.’