‘Ja.’
‘Het was de eerste keer dat u haar ontmoette?’
‘Ja.’
‘En u vond haar aantrekkelijk?’
‘Ja.’
‘Verliefd?’
‘Niet direct.’
De Cock pauzeerde even. Hij glimlachte de schilder bemoedigend toe. Pierre Popko was iets rustiger geworden. De vriendelijke, zacht dwingende stem van De Cock had hem gekalmeerd. Het beven was opgehouden.
‘Hoe is het toen verder gegaan?’
‘Nanette was heel anders dan Christel. Veel uitbundiger, frivoler. Toen ze hoorde dat ik schilderde, drong ze zich aan mij op, hardnekkig, schaamteloos. Ze wilde op mijn atelier komen en bood zich aan als model.’
Hij grinnikte zachtjes voor zich uit.
‘Ik heb eerst geweigerd. Echt, ik wilde niet. Ziet u, ik was feitelijk bang van haar. Ze bracht mij in de war. Als ze bij mij was, voelde ik mij onzeker, onrustig. Dan was het net alsof ik er niet meer was, alsof mijn eigen ik, mijn eigen persoonlijkheid had opgehouden te bestaan. Begrijpt u? Ik was dan mijzelf niet meer. Ik was gewoon een willoos schepsel.’
Hij zweeg even.
‘Op een avond zei ze dat ze van mij hield.’
Hij hield zijn beide handen voor zijn gezicht.
‘Vanaf dat moment is alles verkeerd gegaan.’
‘Hoezo?’
Pierre Popko likte aan zijn droge lippen.
‘Ze zei dat ze een groot man van mij zou maken. Beroemd zou ik worden. Schilderen, zei ze, was niet alleen een kwestie van begaafdheid, kunst, talent, maar veel meer een zaak van publiciteit. Het deed er niet veel toe wat je schilderde, als de mensen er maar van spraken. Ze zei dat ze een journalist kende die ze wel zover zou kunnen krijgen dat hij een paar artikelen over mij schreef.
Het klonk mooi. U moet bedenken, ik had met mijn schilderijen nooit veel succes gehad. Ik leefde wat armoedig in een oude schuur op het Prinseneiland. Ik noemde het mijn atelier, maar het was niet veel meer dan een hok waar ’s nachts de ratten feest hielden. Toen ik lang geleden Van Stuchteren eens liet zien hoe ze aan mijn verf hadden gevreten, gaf hij mij de sleutel van zijn flat in Moerenburg. Ik mocht de flat zo lang als slaapplaats gebruiken.’
Hij wreef met de rug van zijn hand langs zijn lippen. ‘Ik kwam er ook met Nanette. Als zij bij mij was, verkeerde ik in een soort roes. Ik zweefde, alsof ik aan elke voet een wolk had.’ De rechercheur knikte begrijpend.
‘Hoe kwam Nanette in contact met Van Stuchteren?’ ‘Door mij. Ik had haar van Van Stuchteren verteld, dat de flat van hem was, dat hij een rijk man was met een fantastische verzameling schilderijen, en dat ik wel eens opdrachten van hem kreeg.
Ze drong er bij mij op aan dat ik haar aan hem zou voorstellen. Zij wilde wel eens kennis met hem maken. Ze zou er dan op haar manier wel voor zorgen dat Van Stuchteren mij belangrijk werk gaf.’
‘En toen kreeg je dus de opdracht voor het maken van dat naakt op de sofa.’
Pierre Popko schudde het hoofd. ‘Dat schilderij was geen opdracht.’
‘Wat?’
‘Welnee, het was een idee van Nanette. Laat die oude Van Stuchteren maar eens wat van mij zien, zei ze. Des te nieuwsgieriger wordt hij.’
‘En die rode sofa?’
‘Dat was ook een idee van haar. Kijk, Van Stuchteren had haar in een sentimentele bui van zijn overleden vrouw verteld en Nanette had goed geluisterd. Zij wist dat wijlen mevrouw Van Stuchteren altijd op die rode sofa zat.’
Pierre Popko slikte. ‘Ze wilde de oude Van Stuchteren zover krijgen, dat hij haar ten huwelijk vroeg.’
‘En moest jij haar daarbij helpen?’
‘Ja, dat zei ze. Ik heb fraaie schetsen van haar gemaakt en die aan Van Stuchteren laten zien. Hij was er helemaal kapot van.’ ‘Maar hoe kon je dat doen? Ze hield van jou, zei ze. En jij moest haar helpen die oude Van Stuchteren in te palmen. Dat, dat is toch niet te rijmen?’
Pierre Popko sloeg opnieuw beide handen voor zijn gezicht. ‘Ik weet het niet meer. Ik weet het allemaal niet meer.’ In zijn stem klonk wanhoop.
‘Ze had het over een schijnhuwelijk. Het zou niets te betekenen hebben en het zou geen enkele afbreuk doen aan hetgeen tussen haar en mij was. Het zou integendeel onze verhouding nog verdiepen. Het huwelijk met de rijke man zou haar bovendien de mogelijkheid verschaffen veel voor mij te doen. En als de oude Van Stuchteren stierf, dan waren er nog jaren genoeg.’ Hij bewoog zijn hoofd heen en weer.
‘Ik weet het niet. Ik weet het echt niet meer. Ik was eenvoudig verdoofd, apathisch. Het leek alsof ik geen enkele norm meer had.’ De Cock keek hem scherp aan. ‘Wanneer kwam je weer tot jezelf?’
Pierre Popko drukte zich in zijn bed omhoog. Hij ging rechtovereind zitten, legde zijn hoofd in de nek en hield zijn mond halfopen. Het was alsof hij zich uitrekte, ontwaakte uit een diepe slaap.
‘Ik werd pas wakker,’ zei hij zacht, ‘toen ik haar dood voor mij zag. Het was net of ik in een boze droom werd gewekt. Het was alles zo onwerkelijk. Ook haar dood. Toen ik het eindelijk begreep, heb ik bij haar lijk zitten huilen, lang, heel lang, tot ik niet meer kon. Tot ik geen traan meer overhad.’
‘En toen?’
Pierre Popko schoof in zijn bed onderuit. Hij liet zijn hoofd op het kussen terugzakken en staarde naar de zoldering. ‘Ineens,’ zo ging hij verder, ‘besefte ik dat ze weg moest. Dat ze niet in de flat kon blijven. Het kon niet. Het mocht niet. Als ze haar zouden vinden… Tenslotte wist Van Stuchteren dat ik de flat in gebruik had. Ik raakte in paniek. In een wilde impuls tilde ik haar over mijn schouder en liep met haar naar buiten, de gaanderij op. Ik durfde geen gebruik te maken van de liften. Ik was bang dat iemand mij dan zou zien. Er komen altijd mensen thuis. Ook in de nacht. Ik ging de andere kant op, naar de wenteltrap aan het eind van de gaanderij. Het is een noodtrap waar haast niemand gebruik van maakt.’
Hij pauzeerde even, zakte weg in zijn herinnering.
‘Ik was bijna met haar beneden, toen er een auto stopte en iemand de trap op kwam. Mijn hart klopte in mijn keel. Ik draaide mij zo snel mogelijk om en ging weer terug naar boven. Het ging gemakkelijk. Nanette was niet zwaar. Op de weg achter het flatgebouw zag ik een paar auto’s en brommers rijden. Ineens besefte ik, dat ik van alle kanten kon worden gezien, door iedereen. Het idee beangstigde mij. Ik begon met het lijk op mijn rug te rennen, zo hard ik kon. Ik kreeg het steeds benauwder. Ik hoorde geluiden om mij heen die er niet waren, zag plotseling overal deuren opengaan. Het was een hel, compleet een hel. Toen ik haar eindelijk weer in de flat had, was ik volslagen gek.’ De schilder zweeg, wreef met zijn hand langs zijn gezicht, zijn baard. Het zweet gutste van zijn wangen.
‘Op de bank, op die bank in de voorkamer heb ik zitten nadenken hoe ik haar kwijt kon.’
‘En toen kwam je op het idee van de stortkoker.’
Hij knikte traag.
‘Er was langzaam een vreemde rust over mij gekomen. Een kalme gelatenheid. Ik herinner mij niet in mijn leven ooit zo rustig te zijn geweest. Ik heb haar heel voorzichtig de kleren uitgetrokken en naar de douchecel gedragen.’
‘Is het daar gebeurd?’
Hij zuchtte diep. ‘Ja, daar is het gebeurd.’
De Cock liet zich tegen de leuning van de stoel terugvallen. Hij voelde zich loom, vermoeid. Het verhoor van de schilder had hem afgemat.
In zijn gedachten liet hij het gesprek nog eens de revue passeren. Elk woord, elke intonatie en expressie, elk detail. Hij ging na of hij alles had, voor later, voor de bewijsvoering en voor al de vragen van de rechters, de officier van justitie, de verdediger. Hij keek op zijn horloge. Het halve uur was allang verstreken. De agenten waren nog niet terug. Hij vroeg zich af waar ze bleven. Ineens schoot hem iets te binnen, een vraag die hij had vergeten te stellen. Hij keek de schilder aan. ‘Wat was de directe aanleiding? Ik bedoel, wat dreef je ertoe haar uiteindelijk te vermoorden?’