5
De Cock zat eenzaam achter zijn bureau in de recherchekamer. Het was er heet. Als in een oven. Hij had een van de grote gasradiators bij het raam aangestoken. Daarboven, aan een knaapje, hing zijn oude regenjas te schommelen in de hete lucht. Het ding moest droog. Ook zijn hoed. Hij had het zichzelf beloofd. Hij ging niet eerder op pad, al kreeg hij nu stante pede het bericht dat de halve stad was uitgemoord.
De Cock was toch al niet in zo’n best humeur. Het onderhoud met Christel van Daele was niet verlopen zoals hij zich dat had voorgesteld. Hij had haar graag wat openhartiger gezien, wat meer vertrouwelijk. Maar ze week steeds terug. Zolang hij vol bewondering haar schoonheid onderging, was ze innemend, poeslief. Maar zo gauw hij zich maar even uit de betovering losweekte en puur als ambtenaar vragen ging stellen, werd ze furieus. Hij snoof. Het was in feite een zotte situatie, bedacht hij. Nicht Christel vraagt aan de recherche hulp bij de opsporing van nicht Nanette. En als de recherche dan aan het werk gaat, informaties probeert te krijgen, is diezelfde Christel zo gesloten als een bus.
Hij maakte de bovenste knoop.van zijn overhemd los en keek peinzend naar de hitte die boven de gasradiator trilde. Hij moest er eigenlijk mee ophouden, bedacht hij, met het onderzoek. Gewoon een telexbericht verzenden en dan alles op zijn beloop laten. Als de belanghebbende zelf geen medewerking wilde verlenen, wat kon het hem dan nog schelen? Het was in zekere zin heel begrijpelijk dat nicht Nanette er vandoor was. Herenbezoek heb ik stelselmatig geweerd. Hij grinnikte in zichzelf. Had Christel gedacht daarmee de liefde buiten de deur te houden? Waarom? Het was dwaas. Hij nam een blanco telexformulier en dacht na over de tekst. Na enige overwegingen besloot hij tot een bericht ‘aan allen’, met inbegrip van de grensposten. Hij schreef:
De commissaris van politie, chef in de 2e afdeling, bureau Warmoesstraat 48 te Amsterdam, verzoekt bekend te worden gemaakt met de verblijfplaats van Nanette de Bougaerde, oud negentien jaar. Signalement: lang plm. 1.70 m, slank postuur, lang, blond, golvend haar. Was gekleed in een nachtblauw mantelpakje en…
Hij legde zijn pen neer. Plotseling herinnerde hij zich wat hij had gezien in de kamer van Nanette. De slipjes met de namen van de dagen van de week. Hij kneep zijn lippen op elkaar en schudde zijn hoofd. Er klopte iets niet. Volgens Christel was Nanette gisteren, dus op donderdag, verdwenen. Maar het slipje met donderdag lag nog in de kast. Als Nanette er werkelijk de gewoonte op na hield — en het had er alle schijn van — om elke dag een schoon slipje van de serie aan te trekken, dan loog Christel en was Nanette niet op donderdag maar reeds op woensdag verdwenen.
De Cock begon plotseling in z’n eentje te lachen. Hardop, luid. Het werd tijd dat hij de affaire-Nanette eens wat nuchterder ging bezien. Hij raakte gewoon van de kook, ging overal spoken zien. Die slipjestheorie kon hij rustig laten varen. Zij hield geen steek. Natuurlijk niet. Welke vrouw zou zich precies aan die slipjesdagen houden? Een doodenkele, misschien. Hij zag zich al staan voor de rechter, onder ede: ‘En toen, meneer de president, zag ik in de klerenkast de slipjes… eh, damesbroekjes… eh, directoires, en daarop geborduurd…’ Het werd een gillertje voor de verdediging. De telefoon op zijn bureau begon te rinkelen. Hij pakte de hoorn op. Het was Vledder.
‘Ik ben terug uit Aalsmeer.’
‘Mooi. Waar ben je nu?’
‘In het politieposthuis aan het Hoofddorpplein. Ik belde eigenlijk alleen maar om te informeren of je er nog was.’ ‘Hoezo?’
‘Wel, als je er niet was geweest, was ik doorgegaan. Ik heb namelijk om negen uur een afspraak met een meisje.’
‘Zo.’
‘Ja, maar als je vanavond nog wat van plan bent…’
‘Ken je haar allang?’
‘Wie?’
‘Dat meisje.’
‘Een maand of twee.’
De Cock peinsde even. ‘Draagt ze slipjes met dagen?’ ‘Wát…!?’
’Slipjes, broekjes met een dagaanduiding.’
Hij hoorde Vledder hakkelen.
‘Zover, eh, zover is het nog nooit ge… ik bedoel… het is nogal een intiem kledingstuk.’
‘Goed, goed, dan gaat het over. Het was maar een gok van me. Het valt met de zedenverwildering van de hedendaagse jongelui blijkbaar nogal mee. Ga jij maar rustig naar jouw afspraakje.’ Het was even stil aan de andere kant van de lijn.
‘De Cock, blijf je nog lang op het bureau?’
‘Nog wel een uurtje, dacht ik.’
‘Dan kom ik nu direct naar je toe.’
‘Waarom? Heb je in Aalsmeer iets bijzonders ontdekt?’ ‘Nee, maar je praat zo raar.’
Het klonk bezorgd.
‘Barst!’
De Cock smeet de hoorn op de haak en wiste met een zakdoek het zweet van zijn voorhoofd. Het werd steeds heter in de kamer. Hij zou juist opstaan om de gasradiator uit te doen toen er opnieuw werd gebeld. Het was dit keer de wachtcommandant beneden.
‘Er is hier voor de balie iemand die vraagt naar rechercheur De Cock met ceeooceekaa.’
‘Wat voor iemand?’
‘Een jongeman van een jaar of zevenentwintig met…’ ‘… vaal blond haar en een donkere bril,’ vulde De Cock aan. ‘Precies.’
‘Is hij alleen?’
‘Ja.’
‘Prachtig, stuur hem dan maar naar boven.’
De Cock legde de hoorn neer en haastte zich de gasradiator uit te doen. Hij begon zo langzamerhand te smelten. Zijn hand kleefde aan zijn body.
Hij pakte zijn jas van het knaapje en opende het raam voor een beetje frisse lucht. Het was droog buiten, zag hij. Eindelijk regende het niet meer. Vanuit de hoogte keek hij neer op de groepjes schuifelende mensen beneden. Het was druk op straat. Uit de cafeetjes aan de overkant van de Warmoesstraat klonk rumoer. Wat verderop lalde een eenzame man een droevig lied. Moeder, ik kan je niet missen, verstond De Cock. Het klonk overtuigend, hartverscheurend. Er werd geklopt.
De Cock deed het raam weer dicht en liep terug naar zijn bureau. Onderwijl deed hij zijn colbertje uit. Hij zweette nog steeds. Met de mouw van zijn overhemd wreef hij zijn gezicht droog. Hij drapeerde zijn colbertje over de rugleuning van zijn stoel en rolde de mouwen van zijn overhemd op. Pas toen riep hij: ‘Binnen!’
De deur werd langzaam opengedaan en de jongeman die hij in Lowietjes café had ontmoet, trad aarzelend binnen.
De Cock glimlachte hem vriendelijk toe en wees uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau.
‘Ga zitten, m’n vriend.’
De jongeman trok een nors gezicht. ‘Ik ben uw vriend niet.’ De Cock maakte een grimas.
‘U hebt gelijk,’ zei hij gelaten. ‘Men kan in dit opzicht niet selectief genoeg zijn. Zegt u maar wat ik voor u doen kan?’ De jongeman slikte iets weg. ‘Wat is er met Nanette?’ De Cock trok zijn wenkbrauwen op.
‘Ik dacht dat u niet geïnteresseerd was?’
‘Het spijt me, maar dat ben ik wel.’
De Cock zuchtte. ‘Vanmiddag anders…’
‘Dat was vanmiddag,’ onderbrak de jongeman geprikkeld. ‘Ik kon in dat café in het bijzijn van dat zwarte kind moeilijk toegeven dat ik geïnteresseerd was in het verdwijnen van een meisje, een bepaald meisje nog wel.’
‘Waarom niet? Pearl is niet eenkennig.’
Hij keek verrast op. ‘Pearl, u kent haar?’
De Cock glimlachte.
‘Black Pearl of Cuba, de zwarte parel van Cuba. Als ze een goede bui heeft, noemt ze zich ook wel de Wervelwind van Jamaica, of liever nog in het Engels Whirlwind of Jamaica.’ Hij snoof lachend. ‘Het heeft allemaal niet veel te betekenen. Voor een zangeresje in wat obscure gelegenheden klinkt het alleen exotischer dan Zwarte Marietje uit ’s-Gravenhage.’
De jongeman streek met zijn hand langs zijn lippen. ‘U… eh, u bent goed geïnformeerd.’
De Cock haalde nonchalant zijn schouders op.