‘Ik heb dat rapport nooit onder ogen gehad. Ik vermoed dat het iets te maken heeft met onze boekhouding. Maar dat weet ik niet zeker. Het lijkt mij het beste, dat u persoonlijk een gesprek hebt met de heer Scheltema. Hij woont in Huizen. Ik zal u zijn adres en telefoonnummer geven.’ Van Kinsbergen glimlachte. ‘De heer Scheltema deed overigens het verzoek of u hem na mijn bezoek aan u even wilde bellen.’
De Cock keek verwonderd op.
‘Waarom?’
Charles van Kinsbergen glimlachte.
‘Een soort controle, denk ik… dat ik u vanavond werkelijk heb bezocht en van de vermissing melding heb gemaakt.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hij vertrouwt u niet?’
Charles van Kinsbergen wuifde afwerend.
‘Ik ben al bijna twintig jaar bij hem in dienst,’ sprak hij verontwaardigd. ‘Ik heb de heer Scheltema nooit reden tot enig wantrouwen gegeven.’
‘Vreemd… dat verzoek.’
Charles van Kinsbergen maakte een hulpeloos gebaar.
‘De heer Scheltema is nogal wantrouwig van aard,’ sprak hij vergoelijkend. ‘Wat achterdochtig. Hij kan ook moeilijk taken delegeren. Het liefst zou hij alles zelf doen.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Wat is de naam van uw bedrijf?’
‘Scheltema & Haantjes. Wij verzorgen internationale transporten.’
De Cock trok denkrimpels in zijn voorhoofd.
‘Scheltema & Haantjes,’ herhaalde hij nadenkend. ‘Ik ken hier in Amsterdam geen Scheltema & Haantjes in transporten.’
Charles van Kinsbergen glimlachte.
‘Dat klopt,’ reageerde hij kalm. ‘Het is ook geen Amsterdams bedrijf. Ons hoofdkantoor is in Rotterdam gevestigd.’
De Cock reageerde verrast.
‘Rotterdam?’
‘Inderdaad.’
De Cock spreidde zijn beide handen.
‘Waarom komt u dan naar de Warmoesstraat?’ vroeg hij verbaasd.
Charles van Kinsbergen maakte een schouderbeweging.
‘Het was mij ook veel liever geweest,’ sprak hij diep zuchtend, ‘wanneer ik mij bij de politie in Rotterdam had kunnen vervoegen. Men kent daar ons bedrijf. Maar de heer Scheltema zei dat hij het advies had ontvangen om u in te schakelen.’
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
‘Van wie was dat advies?’
Charles van Kinsbergen tastte in de binnenzak van zijn colbert, haalde zijn bruinlederen agenda tevoorschijn en begon te bladeren.
‘Ik heb de naam hier ergens genoteerd… van… eh, van ene Geert Dijke.’
De mond van De Cock viel half open.
‘Geert Dijke?’ herhaalde hij geschrokken.
Charles van Kinsbergen knikte.
‘De heer Geert Dijke heeft in Rotterdam een soort detectivebureau. Volgens mij doet hij privé wel meer zaken voor de heer Scheltema.’
Het gezicht van De Cock verstarde. Ineens draaide het mechanisme van zijn denken op volle toeren. Met een ruk boog hij zich naar de man.
‘Wie is uw verdwenen veiligheidsman?’
In zijn stem vibreerde angst.
Charles van Kinsbergen keek hem strak aan.
‘Een oud-collega van u: Albert Versteegh.’
De Cock stond van zijn stoel op. In zijn zo typische slenterpas begon hij door de recherchekamer te stappen. Hij deed dat graag. In de cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen.
Mooie Katja Anna Solarsky, bedacht hij, een jonge Tsjechische vrouw… lafhartig vermoord. Klaas van het Hogereinde, een goedaardige agrariër… met voor haar een graf in Schermerhorn. Anuschka, Katja’s zieke zuster… met een onbekende verblijfplaats. Scheltema, een achterdochtige directeur… met een auto-ongeval in Tsjechoslowakije. Geert Dijke, een Rotterdamse privédetective… met vreemde adviezen. Charles van Kinsbergen, een deftig geklede personeelschef… met de melding van een verdwenen veiligheidsman. En Albert Versteegh, oud-politieman… bang om als een stuk wild te worden afgeschoten.
De Cock stapte door. Traag, met een licht wiegend bovenlijf. Koortsachtig zocht zijn inventieve geest naar lijnen, verbanden en motieven. Hij vond ze niet. Het geheel bleef ondoorzichtig… vaag… in nevelen gehuld.
Bij het bureau van Vledder bleef de oude speurder staan.
‘Weet je wat ik vreemd vind?’
‘Nou?’
‘Dat Scheltema zijn personeelschef uit Rotterdam naar de Warmoesstraat stuurt.’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘Op advies van Geert Dijke.’
De Cock knikte.
‘Juist,’ sprak hij nadenkend, ‘op advies van Geert Dijke. Maar dat bevreemdt mij. Ik volg het niet. Geert Dijke was destijds een intelligente jonge rechercheur. Hij moet met dat advies een bedoeling hebben gehad.’
Vledder leunde in zijn stoel achterover.
‘Misschien wist Geert Dijke dat Albert Versteegh zich bij jou had gemeld, en nu zijn schoonvader wordt vermist, acht hij jou de aangewezen man om een onderzoek in te stellen.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Het klinkt aannemelijk, maar ik heb er geen vrede mee. Geert Dijke had zelf naar mij toe kunnen komen. Hij en zijn vrouw moeten de vermissing van Albert Versteegh toch eerder hebben opgemerkt dan het bedrijf Scheltema & Haantjes.’
Vledder knikte voor zich uit.
‘Je hebt gelijk. Dat is inderdaad vreemd.’ De jonge rechercheur keek op. ‘Zijn vrouw… zijn vrouw moet toch als eerste…’
De Cock onderbrak hem.
‘De vrouw van wie?’
‘Van Albert Versteegh?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Die is al vele jaren geleden aan kanker gestorven. Sindsdien trekt hij alleen door het leven… een stugge, onverstoorbare weduwnaar. Na de dood van zijn echtgenote, van wie hij zielsveel hield, is Albert Versteegh nooit meer een relatie met een vrouw aangegaan.’
Vledder wees naar de telefoon.
‘Je moet Scheltema in Huizen nog bellen, dat Charles van Kinsbergen hier vanavond was om de vermissing van zijn veiligheidsman te melden.’
De Cock staarde voor zich uit.
‘Ik bel niet.’
Het klonk bot.
Vledder keek hem verbaasd aan.
‘Dat heb je aan Van Kinsbergen beloofd.’
De Cock liep van hem weg naar de kapstok en schoof zijn oude hoedje op zijn grijze haardos.
Vledder kwam hem na.
‘Ga je naar huis?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘We bellen directeur Scheltema niet, maar we zoeken hem persoonlijk op.’
‘In Huizen?’
De Cock knikte.
‘Ik wil dat frauderapport van Albert Versteegh wel eens zien.’
7
De beide rechercheurs stapten het politiebureau uit. De fijne motregen uit het begin van de avond had plaatsgemaakt voor dikke vlokken natte sneeuw. Het toverde een blijde glimlach op het gezicht van De Cock. De oude rechercheur stak zijn rechterarm naar voren en keek glunderend naar de smeltende vlokken in de palm van zijn hand. ‘Een voorbode,’ riep hij opgewekt, ‘van een witte kerst!’
Vledder keek hem van terzijde misprijzend aan.
‘Jij met je kerst,’ sprak hij somber. ‘Dat duurt nog een volle week. En als we deze ellendige moordzaak niet snel tot een goed einde brengen, dan zijn we de kerstdagen niet eens vrij.’
De Cock zuchtte.
‘En het zou niet de eerste keer zijn,’ sprak hij cynisch, ‘dat het kerstmenu aan mijn neus voorbijging. Het Stille nacht, heilige nacht heeft op sommige wezens een vreemde invloed.’
Vanuit de Warmoesstraat slenterden ze naar de Oudebrugsteeg en schoven vandaar voorzichtig over de glibberige houten steiger achter het bureau naar hun Golf.
Vledder opende het portier en keek op zijn polshorloge.
‘Het is alweer bijna halftwaalf,’ stelde hij geschrokken vast.
De Cock keek naar hem op.
‘En?’ vroeg hij uitdagend.
Vledder trok een bedenkelijk gezicht.
‘Vind je het niet wat laat om nog naar Huizen te gaan? Die Scheltema ligt vast al in bed.’