‘Meer niet?’
‘Nee. Verder kon men in onze administratie niets van hem vinden.’
‘Een foto?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Is er niet.’ De jonge rechercheur stuurde de Golf van de Prins Hendrikkade de Kalkmarkt op.
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘Zet de wagen maar op de Oude Waal dicht bij de Montelbaanstoren. De rest doen we te voet.’
Vledder wees naar een rood verkeersbord met een witte balk.
‘Daar mag je niet inrijden.’
De Cock wuifde het bezwaar weg.
Ze stapten uit en slenterden over het trottoir van de Oude Schans. Het was er stil. Hun voetstappen klonken zacht en het geluid van voortrazend verkeer was ver weg. Tussen de geparkeerde auto’s aan de wallenkant scharrelde een eenzame rat tegen het rommelig decor van een oude woonschuit.
Oude Schans nummer 785 bleek een oud monumentaal pand met een diepe donkere portiek. De Cock liet het licht van zijn zaklantaarn langs de deur glijden. Hij zocht naar een naamplaatje. Het was er niet.
De oude rechercheur frommelde in zijn broekzak en nam daaruit het apparaatje dat hij eens van zijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie had gekregen. Het was een koperen houdertje met uitschuifbaar een keur van stalen sleutelbaarden.
De Cock monsterde het slot van de deur en koos met kennersblik de juiste sleutelbaard.
Vledder hijgde in zijn nek.
‘Waarom bel je niet?’ fluisterde hij.
De Cock draaide zich half om.
‘Omdat ik van verrassingen houd.’
Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Het is heel goed mogelijk dat die Mooie Richard thuis is… op dit uur in bed ligt.’
De oude rechercheur negeerde de opmerking en richtte zijn aandacht op het sleutelgat. Binnen enkele seconden had hij de deur van het slot en drukte die voorzichtig open. Het licht van zijn zaklantaarn speelde door een kleine hal, die eindigde in een deur met fraai glas-in-lood.
De Cock liep de hal in.
Vledder volgde schoorvoetend.
Via de deur met glas-in-lood bereikten ze een brede gang met een donkere houten lambrisering en wulpse engeltjes aan het plafond.
Bij de eerste deur links bleef De Cock staan en luisterde. Toen hem geen alarmerende geluiden bereikten, deed hij de deur langzaam open. Voor hem lag een langgerekt schaars gemeubileerd vertrek met een hoge zoldering. Voor een zwartmarmeren schoorsteenmantel stond een ouderwetse gashaard, waarvan slechts vier staven brandden. De flakkerende vlammetjes dansten over een vloer van bruin parket.
Ineens floepte om hen heen het licht aan. Aan het einde van het vertrek stond tussen brede schuifdeuren een knappe slanke jongeman met lang blond krullend haar. Hij droeg een donkerrode kamerjas, waaronder de blauwe pijpen van een spijkerbroek zichtbaar waren. In zijn rechterhand hield hij een pistool.
‘Wat doet u hier?’
De grijze speurder lichtte beleefd zijn hoedje.
‘Mijn naam is De Cock… met ceeooceekaa.’ Hij schoof zijn hoedje ver achter op zijn hoofd en wees opzij. ‘En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn rechercheurs van politie… bureau Warmoesstraat.’
De jongeman trok zijn wenkbrauwen op.
‘En?’ vroeg hij uitdagend.
De Cock glimlachte.
‘Wij komen u met een bezoek verblijden,’ antwoordde hij plechtig.
De jongeman hield zijn pistool omhoog.
‘Ik ben niet op bezoek gesteld.’
De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.
‘Jammer. Wij hadden gehoopt dat…’
De jongeman onderbrak hem.
‘Ik wil dat u beiden onmiddellijk vertrekt.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Wij willen met u praten.’
De jongeman deed een stap dichterbij en zwaaide met zijn pistool. De Cock bekeek het wapen en glimlachte.
‘Oude liefde… een FN negen millimeter.’
De jongeman snoof.
‘Wilt u dat ik hem gebruik?’ vroeg hij dreigend.
De Cock gebaarde achter zich.
‘Ik heb buiten,’ loog hij kalm, ‘nog een paar man geposteerd. Het lijkt mij beter dat u zich schikt in ons bezoek. Anders loopt u grote risico’s.’
De opmerking van De Cock deed de jongeman weifelen. Even leek hij besluiteloos, toen draaide hij zich om en verdween achter de schuifdeuren.
Vledder greep zijn pistool uit zijn schouderholster.
De Cock keek ernaar en legde zijn hand op het wapen.
‘Doe dat ding weg.’
Het klonk als een bevel.
De jonge rechercheur keek hem woedend aan.
‘Hij vlucht!’ riep hij kwaad.
De Cock knikte.
‘Via de achterdeur, een binnenplaatsje en een schutting bereikt hij de Kromboomsloot.’
Vledder keek hem verbijsterd aan.
‘Dat weet jij?’
De Cock knikte opnieuw.
‘Ik heb vroeger al eens een inval in dit pand aan de Oude Schans gedaan. Toen ontsnapte de man die ik zocht langs dezelfde weg.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘Jij… jij,’ vroeg hij onzeker, ‘wilde dat Mooie Richard ontvluchtte?’
Over het gezicht van De Cock gleed een glimlach.
‘Ik hoopte het. Onze inval en zijn vlucht zorgen voor paniek in de gelederen.’
‘Welke gelederen?’
De Cock zwaaide voor zich u it.
‘De gelederen waartoe Mooie Richard behoort. En paniek is wellicht de enige mogelijkheid om in deze zaak een oplossing te forceren.’
Plotseling zwegen beide mannen. Uit een aangrenzend vertrek klonk gesmoord geluid. Behoedzaam sloop De Cock naar de deur waarachter het geluid klonk. In een snelle actie trapte hij de deur wijd open.
Op een smal bed, met haar linkerhand in een handboei aan een stijl geketend, lag een tengere jonge vrouw. Door de open deur viel het licht vanuit de kamer op haar gezicht.
De Cock herkende een gelijkenis. Hij nam zijn hoed af en liep op haar toe. Vriendelijk glimlachend boog hij zich over haar heen.
‘Solarsky?’
De jonge vrouw knikte.
‘Anuschka.’
12
Ze reden van de stille Oude Waal weg. Nevelslierten hingen boven het water van de Oude Schans en de klok van de Montelbaanstoren wees kwart over twaalf.
Vledder duimde over zijn schouder naar de tengere jonge vrouw op de achterbank van de Golf.
‘Je kunt geen woord met haar wisselen,’ sprak hij moedeloos. ‘Geen Hollands, geen Engels, geen Duits, geen Frans. Ik heb van alles met haar geprobeerd. Ze spreekt alleen maar Tsjechisch… of wat voor brabbeltaaltje dan ook.’
De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.
‘Ik vraag mij af of ze weet wat er met haar zuster is gebeurd.’
De vraag ontging Vledder.
‘Ze lijkt wel apathisch,’ riep hij zwaaiend, ‘of het haar niet aangaat… of het haar allemaal niets kan schelen wat er met haar gebeurt.’
De Cock schonk hem een moede glimlach.
‘Vind je dat gek? Wie weet wat ze haar hebben aangedaan… wat ze heeft meegemaakt… hoelang ze aan dat bed vastgeketend is geweest?’
Vledder gebaarde heftig.
‘Ik heb geen enkele emotie bij haar gezien. Geen blijheid, opluchting. Ze kan ons als haar bevrijders toch wel dankbaar zijn?’
De Cock grinnikte.
‘Hoe weet zij dat wij haar bevrijders zijn?’
Vledder snoof.
‘We hebben haar een paar maal gezegd dat wij beiden van de politie zijn. Dat moet ze toch hebben begrepen? Politie, police, polizei, police… het is in vrijwel elke taal hetzelfde.’
De Cock knikte traag.
‘Maar heeft niet overal dezelfde klank.’
Vledder klapte met zijn vuist op het stuur.
‘Wij zijn hier in Holland!’ riep hij fel. ‘Dat zal ze toch wel weten? Haar zuster Katja wist dat drommels goed.’
De Cock reageerde niet. Hij draaide zich half om en keek vol mededogen naar de jonge vrouw op de achterbank. Gewikkeld in een paar wollen dekens zag Anuschka Solarsky er fragiel en kwetsbaar uit.