Выбрать главу

De Cock trok gelaten zijn schouders op.

‘Voorlopig niet meer of minder,’ antwoordde hij rustig, ‘dan dat het een vuurwapen is waarmee een moord is begaan. Misschien dat die Russische makelij enig houvast biedt bij de opsporing. Er zullen in ons land niet zo bar veel Kalashnikovs in omloop zijn.’

Vledder schoof zijn schrijfmachine iets van zich af.

‘Commissaris Buitendam heeft uiteraard wel gelijk als hij meent, dat bij de dood van Katja Anna Solarsky sprake is van een kille liquidatie.’

De Cock knikte.

‘Ik denk,’ sprak hij ernstig, ‘dat wij daarvan moeten uitgaan.’ De grijze speurder kauwde hoofdschuddend op zijn onderlip. ‘Ik ben in mijn lange loopbaan bij de recherche niet eerder een moord met zo’n snelvuurwapen tegengekomen. Amsterdam begint op het Chicago uit de jaren dertig te lijken.’

‘De tijd van de drooglegging?’

‘Precies. Zwaarbewapende gangs bestreden elkaar toen op leven en dood voor hun aandeel in een levendige illegale handel in verboden alcoholische dranken.’

Vledder grinnikte.

‘Zoals er nu bij ons sprake is van een levendige illegale handel in heroïne, cocaïne en andere drugs… met vergelijkbare nevenverschijnselen.’

De Cock tikte met zijn middelvinger op een proces-verbaal voor zich op zijn bureau.

‘Is dat van die Hans van Wageningen?’

‘Ja.’

‘Heb je het gelezen?’

Vledder knikte.

‘Het is een goed proces-verbaal. De opgenomen verklaring bevestigt het relaas, zoals wij dat van Klaas van het Hogereinde kennen. De eerste maal ontkwam Katja Solarsky aan het salvo. Nadat de wagen was gekeerd, volgde de definitieve executie.’

Op het gezicht van De Cock verscheen een droevige grijns.

‘We zijn tegen de doodstraf,’ reageerde hij cynisch. ‘We gruwen van executies, zoals die in sommige landen nog steeds plaatsvinden.’

Vledder keek hem aan.

‘En?’

De grijze speurder spreidde zijn beide handen.

‘We spreken gezwollen over de Rechten van de Mens, maar de onderwereld kent andere wetten. Daar worden zonder enige vorm van proces bijna dagelijks doodvonnissen uitgesproken en uitgevoerd.’

Vledder knikte met een ernstig gezicht.

‘Wie zou het doodvonnis over Katja Anna Solarsky hebben uitgesproken?’

De Cock ademde diep.

‘En waarom?’

Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt en Vledder riep: ‘Binnen!’

Het klonk geprikkeld.

De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen een jonge vrouw. De Cock schatte haar op voor in de dertig. Ze droeg een met bont gevoerde suède mantel, die tot even boven haar knieën reikte.

Trippelend op smalle schoentjes met te hoge hakken kwam ze naderbij en trok haar hoofddoekje los. Kastanjebruin haar wapperde langs haar ronde gezicht. Zonder uitnodiging liet ze zich op de stoel naast het bureau van De Cock zakken en duimde over haar schouder. ‘Het is koud buiten,’ opende ze rillend. ‘Als het zo doorgaat krijgen we nog een witte kerst.’

De oude rechercheur keek haar glimlachend aan.

‘Komt u als weerbericht?’ grapte hij.

De jonge vrouw knoopte onverstoord haar mantel los en sloeg haar slanke benen over elkaar. ‘Is ze dood?’ vroeg ze bijna achteloos.

‘Wie?’

Ze zwaaide met haar rechterarm.

‘Katja. Ik heb haar gisteravond zien liggen… tegen de muur van het Korenmetershuisje… de schoften… hebben ze haar toch te pakken gekregen.’

De Cock boog zich iets naar haar toe.

‘U… eh, u kent… kende Katja?’

De jonge vrouw knikte.

‘Ze zat bij mij in de Oude Nieuwstraat.’

‘Als… eh, als prostituee?’

‘Ja.’

‘En dat beroep oefent u ook uit?’

De jonge vrouw glimlachte.

‘Dat zegt u mooi.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘U bent prostituee?’

‘Ja.’

‘Hoe is uw naam?’

‘Annelies… Annelies de Groot.’

‘Getrouwd?’

De jonge vrouw schudde grinnikend haar hoofd.

‘Nog niet. Ik wacht tot een rijke stinkerd mij uit het leven haalt.’

‘Hoelang zat Katja al bij u in de Oude Nieuwstraat?’

‘Twee dagen.’

‘Heeft zij zichzelf gemeld? Ik bedoel, heeft zij zelf om een plaatsje achter het raam gevraagd?’

Annelies de Groot schudde haar hoofd.

‘Richard heeft haar gebracht.’

‘Wie is Richard?’

‘Een mooie jongen.’

‘Meer niet?’

Annelies de Groot verschoof iets op haar stoel.

‘Richard brengt wel meer meiden aan.’

‘Heeft hij u ook aangebracht?’

Annelies de Groot snoof verachtelijk.

‘Ik moet geen pooier. Ik weet zelf wel hoe ik mijn geld moet opmaken.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Was Richard de pooier van Katja?’

Annelies de Groot trok haar schouders op.

‘Geen idee. Twee dagen geleden kwam hij met haar bij mij aan de deur in de Oude Nieuwstraat. Dat pandje is sinds vorig jaar mijn eigendom. Richard vroeg of ik een plaatsje voor haar had. Ze was een mooie meid… gave huid, mooie buste. Dus waarom niet? Eenieder heeft zijn eigen sores.’

‘Heeft Katja van haar sores verteld?’

Annelies de Groot schudde haar hoofd.

‘Ze was erg gesloten… sprak een beetje Duits. Veel contact heb ik niet met haar gehad.’

De Cock gebaarde in haar richting.

‘Had u het idee dat ze het al vaker had gedaan?’

‘Wat?’

‘Zich prostitueren.’

Om de mond van Annelies de Groot gleed een grijns.

‘Het arme kind wist er niets van… was nog zo groen als gras. Bij haar eerste klantje stond ze te trillen op haar benen. Ik heb haar moeten voordoen hoe je mannen aanpakt en uitpeest.’[2]

De Cock wreef over zijn brede kin.

‘Had ze in die twee dagen die ze bij jou zat nog contact met Richard… met andere mannen?’

Annelies de Groot keek naar hem op.

‘U bedoelt… buiten de gewone klantjes?’

‘Precies.’

Annelies de Groot schudde haar hoofd.

‘Ik heb Richard nadien niet meer gezien.’

‘Weet je waar Katja woonde?’

‘Ik neem aan in zo’n hotelletje… ergens in de oude binnenstad. Katja zei dat ze nog een woning voor haar zochten.’

De Cock keek haar strak aan.

‘Wie zijn “ze?’

Annelies de Groot maakte een hulpeloos gebaartje.

‘Ik zei al, ik heb niet veel contact met haar gehad. Ik weet niet met welke mensen ze omging.’

De Cock boog zich ver naar haar toe.

‘U zei: “De schoften… hebben ze haar toch te pakken gekregen.” Wie… wie kreeg haar te pakken?’

Annelies de Groot friemelde aan de zoom van haar suède mantel. ‘Ik voel mij een beetje schuldig… daarom ben ik ook gekomen. Ik heb haar als het ware de dood ingejaagd.’

De Cock keek haar verward aan.

‘U… eh, u hebt haar de dood ingejaagd?’

Annelies de Groot liet haar hoofd iets zakken.

‘Ik pees nooit langer dan tot elf uur. Zo ook gisteravond. Ik zei tegen Katja: “We gooien de tent dicht… zu machenschluss.” Maar ze bleef zitten, wilde niet weg. Toen ik aandrong, zei ze dat ze bang was… doodsbang voor mannen in een zwarte wagen. Ze vroeg mij of ik buiten wilde kijken of er zo’n wagen stond.’

‘En?’

‘Heb ik gedaan. Ik ken alle auto’s in de Oude Nieuwstraat. Daar was geen vreemde auto bij.’

‘Heb je niets verdachts gezien?’

Annelies de Groot schudde haar hoofd.

‘Er stond alleen een klein gedrongen mannetje met een jekker en een glimmend zwarte broek.’

‘Dat heb je haar verteld?’

вернуться

2

Geld bedingen voor een te leveren dienstbetoon.