Выбрать главу

Vledder boog zich voorover en griste de menukaart uit de handen van De Cock.

‘Dat kan niet,’ schreeuwde hij. ‘Dat kan niet. dat kan niet. dat…’

11

De Cock keek naar de binnenkomende Vledder op.

‘Heb je Gert-Jan naar de trein gebracht?’

De jonge rechercheur ging puffend in de stoel achter zijn bureau zitten, trok een zakdoek uit zijn broekzak en wiste het zweet van zijn voorhoofd.

‘Het is warm buiten en druk. Het lijkt alsof de hele wereld naar Amsterdam is getrokken om over het Damrak te flaneren.’

‘Zit die jongen op de trein?’

‘Maak je geen zorgen,’ antwoordde hij. ‘Gert-Jan is op tijd terug in Rotterdam voor de gezamenlijke avondmaaltijd ten huize van de familie Van Brunschoten.’ Het klonk spottend.

De Cock trok zijn gelaat in een ernstige plooi. De spottende toon was de oude speurder niet ontgaan.

‘Ik vind het Centraal Station bij ons in Amsterdam nu eenmaal geen veilige omgeving,’ sprak hij zichtbaar gepikeerd. ‘Vooral niet midden in de zomer. Dan huist daar zoveel ongeregeld spul. de grote hal van het station is vaak een broeinest van allerlei min of meer misdadige randfiguren. Ik voel mij voor de veiligheid van die Gert-Jan van Brunschoten verantwoordelijk. En in wezen zijn wij dat ook. Die jongen komt helemaal uit Rotterdam om ons ter wille te zijn.’ Zijn gezicht versomberde. ‘Zoveel supporters heeft de politie niet. niet meer.’

Vledder negeerde de opmerking.

‘Wordt het langzamerhand geen tijd om die hele boekenverzameling van wijlen Hendrik-Pieter Donkersloot in beslag te nemen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Formeel hebben wij daar het recht niet toe. Wij zouden daarvoor de officier van justitie of de rechter-commissaris moeten inschakelen.’ Hij trok achteloos zijn schouders op. ‘Maar ik vind het niet nodig. Toen jij die jongen naar de trein bracht, heb ik vader Van Brunschoten in Rotterdam gebeld en heb hem gevraagd om de boekenverzamelingnvan Donkersloot voorlopig geheel intact te houden en er niets van te verkopen. Dat heeft hij mij beloofd.’ Hij grinnikte. ‘En onze Gert-Jan zal wel blijven neuzen, denk ik.’

Vledder wees met een gebaar van wanhoop naar de menukaart op het bureau van De Cock.

‘Ik herhaal het maar weer eens. dat kan toch niet. Dat is totaal onmogelijk. Arnold van Beuningen werd gisteravond vermoord en de man die zegt voor die moord verantwoordelijk te zijn, Hendrik-Pieter Donkersloot, is al maanden dood.’

De Cock nam de menukaart op en bekeek hem nog eens van beide kanten.

‘Hotel-restaurant de Poort van Eden, Keizersgracht, Amsterdam. Menu à la carte.’ Hij draaide de kaart om. ‘Hetzelfde priegelige handschrift,’ constateerde hij zuchtend. ‘Ik, Hendrik-Pieter Donkersloot,’ ging hij op plechtige toon verder, ‘leg hierbij een volledige bekentenis af. Ik heb een moord begaan. Met mijn pistool, een oude Sauer 7.6 mm, schoot ik bewust en bij mijn volle verstand driemaal op Arnold van Beuningen. Hij keek naar mij alsof ik een geest was, zakte in elkaar en was vrijwel op slag dood. Ik had een afspraak met hem achter het Centraal Station in Amsterdam, op de De Ruijterkade, aan het uiteinde van steiger zevenentwintig. Het is daar vrij stil. Ik zou hem op die plek vijftigduizend gulden in bankbiljetten van honderd gulden overhandigen. Dat had hij van mij verlangd. Omdat ik mij er van bewust was dat een chanteur doorgaat tot zijn slachtoffer totaal bankroet is, besloot ik om hem te doden. Ik was eerst van plan om hem op het uiteinde van die steiger te laten liggen, maar om de ontdekking van mijn daad iets te vertragen, liet ik zijn lichaam in het water van het IJ zakken. Ik voel geen wroeging, maar nu mijn einde nadert, doe ik deze bekentenis omdat ik niet wil dat mogelijk een onschuldige voor mijn daad wordt gestraft.’

De oude rechercheur wierp de menukaart voor zich neer en vouwde zijn handen.

‘Wat valt je op?’

Vledder maakte een schouderbeweging.

‘Dezelfde tekst als bij de bekentenis van de moord op Frederik van Ravenstein.’ Hij zweeg even. ‘En hetzelfde motief: chantage.’

De Cock glimlachte fijntjes.

‘Inderdaad, hetzelfde motief. Maar de tekst is beslist niet gelijk aan de bekentenis van de moord op Van Ravenstein. Wat mij direct trof was dat het tijdstip ontbrak. Er staat in deze bekentenis niet wanneer de moord werd gepleegd. In de bekentenis van de moord op Frederik van Ravenstein wordt dat tijdstip exact aangegeven.’ Hij drukte zijn wijsvinger tegen het puntje van zijn neus. ‘En dan nog iets. in deze bekentenis staat dat hij het lichaam van Arnold van Beuningen in het water van het IJ had laten zakken. Dat is niet gebeurd. vermoedelijk omdat de dikke Van Beuningen te zwaar bleek om te worden versleept.’ Hij keek vragend naar Vledder.

‘Conclusie?’

De jonge rechercheur aarzelde.

‘De bekentenis werd geschreven voordat de moord werd gepleegd.’

De Cock lachte.

‘Ik vind dat niet zo’n bijster intelligente opmerking,’ sprak hij licht vernederend. ‘Natuurlijk werd deze bekentenis geschreven voordat de moord op Arnold van Beuningen werd gepleegd.’ Hij wees naar de menukaart voor zich op zijn bureau. ‘De schrijver van dit fraaie epistel is allang dood en begraven.’ De oude rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Er is een andere conclusie, die naar mijn gevoel veel belangrijker is.’

‘En?’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Voor de moord op Arnold van Beuningen,’ sprak hij gedecideerd, ‘bestonden reeds lang van tevoren gedetailleerde plannen.’

Vledder knikte.

‘Je hebt gelijk,’ sprak hij ernstig. ‘Dat ligt in deze bekentenis opgesloten. Alleen het tijdstip van de moord stond nog niet vast. Over de plaats, steiger zevenentwintig achter het Centraal Station, en de wijze van uitvoering, drie schoten met een Sauer 7.6 mm, was men het al eens.’

De Cock strekte zijn hand naar hem uit.

‘Wie?’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wat bedoel je?’

De Cock boog zich met een ruk naar voren.

‘Wie is men. wie zijn de mensen, die tot de liquidatie van. ergo de moord op Arnold van Beuningen besloten? Met andere woorden: wie vormden met wie een dodelijk complot?’

Vledder spreidde zijn armen in wanhoop.

‘Een van hen was beslist onze Hendrik-Pieter Donkersloot. Hij wist wat er zou gaan gebeuren. Hij moet bij het ontwerpen van die gedetailleerde plannen tot moord zeer nauw betrokken zijn geweest.’ Het gezicht van de jonge rechercheur verhelderde plotseling. ‘En misschien heeft hij die plannen wel helemaal zelf uitgedacht.’ Vledder zweeg even voor het effect. ‘…en alleen, zonder hulp van anderen uitgevoerd. Is er helemaal geen sprake van een complot. Waren de moorden op Van Ravenstein en Van Beuningen pure eenmansacties.’

De Cock kneep zijn lippen op elkaar.

‘Hendrik-Pieter Donkersloot is dood en begraven.’

Vledder keek hem vragend aan.

‘Weet je dat nu wel zeker?’

De Cock spreidde zijn beide handen.

‘Ik heb telefonisch navraag gedaan bij het bevolkingsregister in Rotterdam. Omdat telefoongesprekken altijd risico’s van vergissingen inhouden, heb ik ook de Rotterdamse recherche ingeschakeld. Ze hebben de gegevens van het bevolkingsregister voor mij nagetrokken en het klopte.’ Hij klapte zijn handen tegen elkaar. ‘Het enige wat wij nog kunnen doen, is nagaan welke arts de verklaring van overlijden heeft uitgeschreven en eens met die man gaan praten.’ De oude rechercheur glimlachte. ‘Ik ben overtuigd van zijn dood, maar als het voor jouw gemoedsrust beter is.’ Hij maakte zijn zin niet af en kwam uit zijn stoel overeind. In zijn zo typische slenterpas beende hij naar de kapstok.

Vledder kwam hem na.

‘Waar ga je heen?’

‘Naar Bussum.’

‘Wat wil je daar doen?’

De Cock zette zijn oude hoedje op.