‘Wat zijn voor mij de consequenties?’
De Cock glimlachte.
‘Dat u als een goed burger meewerkt aan het ontmaskeren van de man of de vrouw die het ook op uw leven heeft voorzien.’
Adelbert Teijsterling schudde zijn hoofd.
‘Dat bedoel ik niet. Stel, dat u door mijn bemiddeling de moordenaar of moordenares van Van Ravenstein en Van Beuningen in handen krijgt en hij of zij legt daarna tegenover u enige voor mij zwaar belastende verklaringen af. dan zou u wellicht genoodzaakt zijn om ambtelijk iets tegen mij te gaan ondernemen. Tenzij.’ Hij maakte zijn zin niet af en schonk De Cock een vette glimlach.
‘Tenzij wat?’
Adelbert Teijsterling gebaarde wat vaag in de ruimte.
‘Ik lever u een moordenaar of moordenares. en ik vertrouw op u zwijgzaamheid.’
De Cock gleed met zijn pink over de rug van zijn neus.
‘Bestaat zo’n mogelijkheid?’
‘Welke?’
‘Dat de moordenaar of moordenares ten aanzien van u zwaar belastende verklaringen aflegt?’
Adelbert Teijsterling trok zijn brede schouders op.
‘Als iemand het idee heeft opgevat om mij te vermoorden, dan zal hij of zij. zo neem ik aan. daar gegronde redenen voor hebben. al kan ik mij niet indenken welke.’ Hij zweeg even en leunde in zijn fauteuil achterover. ‘Maar als ervaren speurder bent u volgens mij toch op de verkeerde weg. Mijn leven loopt geen enkel gevaar.’
De Cock kneep zijn ogen half dicht en bezag de trekken op het vlezige gelaat van de man voor hem.
‘Dat weet u zeker?’
Adelbert Teijsterling knikte overtuigend.
‘De kern van de gepleegde moorden ligt namelijk niet in die door u vermeende drugshandel. of de financiering daarvan. Dat heeft er niets mee te maken.’
De Cock grijnsde.
‘En omdat de drugshandel. of de financiering daarvan. er niets mee te maken heeft, loopt ook uw leven geen gevaar?’
Adelbert Teijsterling schudde zijn hoofd en zuchtte.
‘Ik probeer mij slechts in uw denkwereld te verplaatsen. U gaat uit van een soort syndicaat dat de handel in drugs financiert. Van de leden van dat door u vermeend syndicaat ben ik de laatste nog in leven. Daarom zegt u bang te zijn dat ook ik word vermoord en vraagt u mijn medewerking bij het ontmaskeren van de dader.’
Hij schudde opnieuw zijn hoofd en strekte zijn hand naar De Cock uit.
‘Degene, die Frederik van Ravenstein en Arnold van Beuningen vermoordde, heeft mij als slachtoffer niet nodig. Ze heeft haar doel al bereikt.’
De oude rechercheur boog zich naar voren.
‘Haar doel?’ vroeg hij geschokt.
Adelbert Teijsterling knikte.
‘Annelies Breitenbach. ze heeft al vele jaren een verhouding met Pieter Valenkamp. bedrijfsleider van de Poort van Eden.’
13
Adelbert Teijsterling deed hen uitgeleide. Hij hield de zware eikenhouten deur voor hen open en wuifde tot afscheid. Vriendelijk, bijna joviaal. Maar op zijn knap, week en wat pafferig gezicht lag een zoete grijns alsof hij een persoonlijke triomf beleefde.
De beide rechercheurs sloften naar hun wagen. Voordat De Cock instapte, keek hij nog even om naar het silhouet van de man in de deuropening. Een breedgeschouderde Adelbert Teijsterling. Hij vroeg zich af wat mogelijk een nabije toekomst bracht, of hun wegen zich nog eens zouden kruisen, en onder welke omstandigheden?
Vledder draaide de wagen op het grind en reed met zijn Golf de oprijlaan af. Het was donker op de Brediusweg. Hoog boven hen, door het gebladerte van de oude bomen, tintelde zilverwit maanlicht. Ze reden zwijgend verder. Aan het einde van de Brediusweg stopte Vledder aanvankelijk voor het rode licht, maar toen geen enkel verkeer zich aandiende, reed hij door en sloeg rechts af.
De Cock zag het. Hij wilde er iets van zeggen, maar hield zich in. Hoe vaak, bedacht hij, gingen mensen, ook in het maatschappelijk verkeer, door het rode licht? Te vaak, vond hij, veel te vaak. En wie corrigeerde? Wie stond er bij het kruispunt om toe te zien dat eenieder zich aan de regels hield? Politie? Er was te weinig politie, veel te weinig politie. of waren er, ook maatschappelijk gezien, te veel kruispunten? Er speelde een glimlach om zijn lippen. Zijn eigen gedachten amuseerden hem.
Pas op de brede A1 naar Amsterdam verbrak Vledder het stilzwijgen. Hij blikte even opzij naar De Cock, die met zijn autogordels worstelde. De oude rechercheur kon nog maar moeilijk aan die riemen om zijn borst wennen. Ze benauwden hem.
‘Wat denk je?’
De Cock keek even op.
‘Waarvan?’
‘Het idee, dat Annelies Breitenbach verantwoordelijk is voor de beide moorden?’
De oude rechercheur bromde.
‘Dat idee heeft mij al meer beziggehouden.’
‘En?’
‘Ik kon nooit een deugdelijk motief vinden.’
Vledder reageerde enthousiast.
‘Dat motief is er,’ riep hij opgewekt. ‘Duidelijk, naar mijn gevoel. Ik vind wat Teijsterling opperde nog zo gek niet. Zet het maar eens op een rijtje. Mooie, levenslustige Annelies Breitenbach leeft samen met de oude, stramme Frederik van Ravenstein, maar heeft tegelijkertijd een intieme verhouding met Pieter Valenkamp, bedrijfsleider, een ambitieus man, die graag een eigen hotel wil beginnen. Annelies Breitenbach brengt de oude Frederik van Ravenstein zover, dat hij haar, een eigen villa en een aardig lief kapitaaltje bezorgt en schiet hem daarna uit dankbaarheid met zijn eigen pistool, een oude Sauer 7.6 mm, overhoop. Haar volgende obstakel is de dikke Arnold van Beuningen, een man, aan wie haar boezemvriend Pieter Valenkamp, zo wij zelf hebben kunnen constateren, een hartgrondige hekel heeft. Ze lokt hem naar het einde van steiger zevenentwintig aan het IJ, beëindigt met diezelfde oude Sauer 7.6 mm zijn leven en maakt op deze wijze voor haar vriend Pieter Valenkamp de weg vrij om de door hem zo begeerde Poort van Eden over te nemen.’
De Cock grinnikte.
‘Prachtig. Prachtig,’ jubelde hij. ‘En door jou zo fraai cynisch samengevat.’
Het klonk te uitbundig. Het ontging Vledder niet. Hij keek de grijze speurder argwanend aan.
‘Is het niet goed?’ vroeg hij achterdochtig. ‘Mankeert er wat aan? Deugt de redenering van Adelbert Teijsterling niet?’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Het is best een aardige redenering,’ sprak hij traag en bedachtzaam. ‘Het zou mij. en zelfs een officier van justitie kunnen overtuigen. En misschien schuilt er ook wel een grond van waarheid in.’ Hij trok een zorgelijk gezicht. ‘We moeten echter wel bedenken dat het idee van Adelbert Teijsterling komt. een man, die zijn amoureuze toenaderingen tot Annelies Breitenbach zag stranden en mogelijk jegens haar wraakgevoelens koestert.’
‘Is Teijsterling zo’n man?’
De Cock maakte een kriegelig gebaar.
‘Dat is de tweede keer dat je mij een dergelijke vraag stelt,’ reageerde hij geprikkeld. ‘Ik kan moeilijk peilen wat voor een soort man die Adelbert Teijsterling is. Dit was de eerste en enige keer dat ik hem heb ontmoet. Ik weet van hem niet meer dan jij.’ De oude rechercheur zweeg even.
‘Ten aanzien van vrouwen, zou ik zeggen dat hij behoort tot het soort mannen dat in het ziekenhuis nog knipoogt tegen de zuster die hen aflegt.’
Vledder lachte.
‘Adelbert Teijsterling gaf overigens ruiterlijk toe, dat hij uitgebreide pogingen in het werk had gesteld om de mooie Annelies Breitenbach voor zich te winnen, maar dat hem dat niet was gelukt.’
‘Dat was ook de enige bekentenis die over zijn lippen kwam. een bekentenis waarmee hij overigens geen enkel risico liep. Van een bedreiging van Van Ravenstein inzake zijn liefde voor Annelies Breitenbach wilde hij niets weten. Als Annelies Breitenbach, zo zegt hij, van een dodelijke bedreiging spreekt, dan heeft zij zijn woorden verkeerd opgevat. Ook verder hield hij zich volkomen op de vlakte. Hij gaf toe dat hij dikwijls in Amsterdam in de Poort van Eden heeft vertoefd en de heren Van Beuningen, Donkersloot en Van Ravenstein goed had gekend, maar over hun betrokkenheid met de drugshandel liet hij zich niet uit. Ook zijn eigen aandeel in het verbond liet hij zwevende.’ De oude rechercheur schoof zijn onderlip naar voren. ‘Een sluwe man. die Adelbert Teijsterling. en naar mijn gevoel een uiterst gevaarlijk tegenstander.’