Выбрать главу

'Die lef had je vanmorgen wel?'

Ronald de Leeuw grijnsde.

'Het was klote. Heel anders dan ik mij had voorgesteld. In die bank stond ik te trillen op mijn poten. Ik had nooit een blaffer in mijn handen gehad.'

De jongeman kneep zijn ogen even dicht.

'Toen die ouwe vent niet bleef liggen en voor de tweede keer naar mij toe kwam, toen heb ik…'

De Cock onderbrak hem. Hij wilde een nader verhoor door Harold Buijs niet beïnvloeden.

'Hoe kwam je aan die revolver?'

'Geleend.'

'Wanneer?'

'Vanmorgen.'

'Van wie?'

Ronald de Leeuw schudde zijn hoofd.

'Dat zeg ik niet.'

De Cock drong niet verder aan.

'Wist degene van wie je die revolver leende, dat je daarmee een bankoverval zou plegen?'

'Ik heb het hem niet gezegd.'

De Cock grijnsde.

'Hij gaf die blaffer zomaar aan je mee?'

vroeg hij vol ongeloof.

'Ik zei, dat ik hem voor veel geld kon verkopen.'

De Cock maakte een gebaar van vertwijfeling.

'Wat had je… vanmorgen… dat je besloot om een gewapende overval te plegen? Had je de pest in? Was je ziek, misselijk, had je geldgebrek?'

Ronald de Leeuw grinnikte vreugdeloos.

'Dat is chronisch.'

De Cock zuchtte.

'Oké. Maar je had toch weer een auto kunnen openbreken of een winkeldiefstal kunnen plegen… zoals je gewend was… waarom ineens zoiets groots… een bankoverval met een kanon in je hand?'

Ronald de Leeuw antwoordde niet. Hij liet zijn hoofd zakken. Zijn donkerblonde haren vielen als een gordijn voor zijn gezicht.

Het zwijgen ergerde De Cock. Hij tastte door de haren heen naar de kin van de jongeman en drukte die krachtig omhoog.

'Waarom?' herhaalde hij dwingender.

Ronald de Leeuw slikte. Zijn sterk geprononceerde adamsappel wipte op en neer.

'Ik wilde gepakt worden… voorgoed. Bij een autokraak of een winkeldiefstal sta ik binnen een uur weer op straat… zonder wat. Begrijpt u, dan gebeurt er niets met je… dan blijf je die naar dope hijgende junk… moet je opnieuw gaan scoren.'

De jongeman bracht zijn beide handen omhoog en tikte met de toppen van zijn vingers tegen zijn voorhoofd.

'Ik wil dat het hier vanboven weer helder wordt… dat ik weet en besef waarom ze het heeft gedaan.'

De Cock boog zich iets naar hem toe.

'Wie heeft gedaan… wat?'

'Mijn moeder.'

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

'Wat… wat is er met je moeder?'

Ronald de Leeuw keek naar hem op. Zijn lichtgrijze ogen glansden koortsig.

'Zij heeft mijn vader vermoord.'

De beide rechercheurs verlieten het politiebureau aan de Flierbosdreef, stapten in hun Golf en reden weg. Zwijgend, maar vol van gedachten. Via de Bijlmerdreef bereikten ze de Gooiseweg.

Het was er druk. Het intense verkeer ging aan De Cock voorbij. De oude rechercheur zat diep onderuitgezakt met zijn hoedje steunend op de rug van zijn neus en neuriede uiterst vals een oud sinterklaaslied. Vledder, aan het stuur, staarde nors voor zich uit.

'Het kan helemaal niet,' sprak hij nukkig.

De Cock schoof zijn hoedje terug en keek op.

'Wat niet?'

'Dat mevrouw De Leeuw haar man heeft vermoord. Ze heeft het beste alibi dat zich laat denken. Ze was bij ons aan de Warmoesstraat.'

De Cock reageerde niet direct. Hij maakte zijn autogordel iets losser en drukte zich omhoog.

'Laten we het verhaal van Ronald de Leeuw eens analyseren,' formuleerde hij voorzichtig. 'Na een nacht in een tochtig kraakpand te hebben geslapen, sjokte hij vanmorgen al vroeg naar de hal van het Centraal Station om daar zijn verstijfde botten te warmen. Naast de vette kop van een ochtendblad over nieuwe bezuinigingen, las hij dat zijn vader op de Kalkmarkt werd vermoord.'

Vledder grijnsde.

'Zijn onmiddellijke gedachte… dat heeft dat wijf gedaan.'

De Cock knikte instemmend.

'Precies. Ronald pakte de telefoon, belde zijn moeder vanuit de stationshal op en beschuldigde haar rechtstreeks van moord op haar man.'

Vledder grinnikte.

'Moeder De Leeuw verbrak de verbinding. Ook bij een tweede poging van haar zoon Ronald weigerde ze om met hem te praten.'

De jonge rechercheur keek op.

'Begrijpelijk. Dat zou ik ook hebben gedaan.'

De Cock negeerde de opmerking. 'Die jongen was er kapot van. Hij ging met de metro naar een vriend in de Bijlmermeer, leende van hem een revolver en pleegde een stuntelige overval op een filiaal van de IJsselsteinse Bank.'

Vledder grijnsde.

'Waarbij wel een man werd gedood.'

De Cock perste zijn lippen opeen.

'Dat bagatelliseer ik niet,' riep hij veel feller dan in zijn bedoeling lag. 'Het is verschrikkelijk wat daar gebeurde. Maar dat is een zaak van Flierbosdreef en later van de rechter. De vraag… voor ons van belang… waarom… waarom was en is Ronald de Leeuw er nog steeds van overtuigd, dat zijn moeder de moord op zijn vader heeft gepleegd?'

De jonge rechercheur schudde geërgerd zijn hoofd.

'Laten we er toch over ophouden,' antwoordde hij geëmotioneerd. 'Het is een waandenkbeeld van een verziekt brein. Die jongen is ernstig verslaafd… zijn hersenen functioneren niet meer. Hij weet niet wat hij zegt.'

'Zijn moeder had een verhouding.'

Vledder zuchtte.

'Zeker,' sprak hij vermoeid. 'Mevrouw De Leeuw heeft volgens Ronald de Leeuw al jaren een verhouding met ene Lodewijk van Weegen, een jeugdvriend van haar man. So what? Als al dat buitenechtelijk geknutsel tot moord zou leiden, dan kon men de gevangenen in de Bijlmerbajes wel gaan stapelen.'

De jonge rechercheur zuchtte opnieuw.

'Bovendien… het kan niet. Mevrouw De Leeuw had een sluitend alibi.'

De Cock keek hem van terzijde aan.

'Had ze dat?'

Vledder knikte heftig.

'Ze kwam ongeveer halfelf bij ons de recherchekamer binnenstappen… vertelde haar verhaal… en meldde niet lang na haar vertrek… om even voor elf uur, dat ze haar man dood aan de walkant had gevonden.'

'En verder?'

'Toen dokter Den Koninghe kort voor middernacht het lijk van Adriaan de Leeuw onderzocht, stelde hij dat de dood ruim een uur geleden was ingetreden. Begrijp je… ruim een uur voor middernacht. Toen was mevrouw De Leeuw nog bij ons aan de Warmoesstraat.'

De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus.

'Waarop baseerde dokter Den Koninghe, onze lijkschouwer, zijn prognose?'

Vledder keek hem verwonderd aan.

'Op de lichaamstemperatuur van het slachtoffer.'

De Cock knikte instemmend.

'Exact. De lichaamstemperatuur, zoals de lijkschouwer die op de Kalkmarkt bij het slachtoffer aantrof. Gezien de weersomstandigheden… de kille regen van dat moment… schatte hij dat het slachtoffer niet langer dan ruim een uur eerder was overleden.'

De oude rechercheur hield de wijsvinger van zijn rechterhand gebarend voor zijn neus.

'Maar als mevrouw De Leeuw haar man vermoordde vóór haar tocht naar ons bureau, en zij hem onmiddellijk na haar daad met één of meer dekens tegen temperatuursinvloeden van buitenaf had beschermd, dan was dokter Den Koninghe tot dezelfde conclusie gekomen… ruim een uur.'

Vledder keek hem verschrikt aan.

'Terwijl het slachtoffer toch al geruime tijd langer dood was.'

De Cock knikte.

'De mogelijkheid bestaat, dat mevrouw De Leeuw de daling van de lichaamstemperatuur van haar vermoorde echtgenoot heeft beïnvloed… vertraagd… waardoor dokter Den Koninghe tot een verkeerde prognose kwam.’

Vledder keek zijn oude collega bewonderend aan.

'Aan die mogelijkheid heb ik geen moment gedacht,' reageerde hij schuchter.

De oude rechercheur spreidde zijn beide handen.

'Dat schijnbaar onaantastbare alibi van mevrouw De Leeuw is niet waterdicht.'

6