Выбрать главу

'Ga je haar nog benaderen?'

'Wie?'

'Mevrouw De Leeuw.'

De Cock schudde traag zijn hoofd.

'Voorlopig niet,' antwoordde hij behoedzaam. 'Ik wil eerst meer aanwijzingen. Die enkele kreet van haar verslaafde zoon dat zij haar man heeft vermoord, is mij niet voldoende.'

Vledder keek hem van terzijde aan.

'Toen ik vanmiddag op de Kalkmarkt bij haar was en over het testament sprak, wist ze dat haar zoon haar van moord had beschuldigd.'

De Cock plukte aan zijn neus.

'Ik kan mij voorstellen,' sprak hij mild, 'dat zij daar niet graag over sprak. Een voor haar hoogst onplezierig onderwerp.'

De oude rechercheur staarde nadenkend voor zich uit.

'Wellicht had ze daar wel met jou over gesproken, als ze op dat moment had geweten, dat haar zoon die morgen bij een bankoverval een man had neergeschoten.'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Harold Buijs had haar toen nog niet ingelicht. Hij wist niet dat zijn verdachte, Ronald de Leeuw, een zoon was van de vermoorde psychiater.'

De jonge rechercheur blikte opzij.

'En weet je wat mij opvalt… Ronald de Leeuw heeft zijn verdenkingen ten aanzien van zijn moeder tegenover onze collega Harold Buijs ook niet herhaald. Zijn kreet "dat wijf zal nu wel blij zijn" kan men moeilijk als zodanig opvatten.'

De Cock knikte.

'Je hebt gelijk. Eerst tijdens mijn verhoor kwam hij met dezelfde beschuldiging voor de dag.'

Vledder bepaalde zijn aandacht een tijdje bij het drukke stadsverkeer.

'We hebben nog niets gemerkt van acties van de BeeVeeDee,' sprak hij na een poosje.

De Cock glimlachte.

'Ik vermoed dat zij eerst de betrokken ministers zullen benaderen om te horen of die tijdens de behandeling inderdaad staatsgevaarlijke uitlatingen tegen psychiater De Leeuw hebben gedaan.'

'Zullen ze dat bekennen?'

De Cock knikte.

'Als ze verstandig zijn.'

Ze reden weer een tijdje zwijgend voort. Vledder probeerde met de Golf achter het Nationaal Monument om het politiebureau aan de Warmoesstraat te bereiken, maar raakte kort voor de Dam vast in een file. De jonge rechercheur zette de motor af.

'Denk jij dat psychiater De Leeuw in verband met de dossiers… eventueel gevaarlijke uitlatingen van de betrokken ministers, werd vermoord?'

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

'Terwijl ik gisteravond op de plaats van het delict bezig was, heb jij… in het gezelschap van mevrouw De Leeuw… geruime tijd in het huis van de psychiater vertoefd.'

'Inderdaad.'

'Heb jij sporen ontdekt van geweld, braak of verbreking?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Ik heb erop gelet. Uiteraard. Ben Kreuger van de dactyloscopische dienst heeft in de behandelkamer wel een aantal greepjes gevonden.'

De Cock keek hem verwonderd aan.

'Ik heb gisteravond op de Kalkmarkt de wagen van Ben Kreuger niet gezien.'

Vledder knikte.

'Dat klopt. Ben Kreuger was laat. Hij kwam een paar minuten nadat jij al terug was naar de kit.'

'Waarom zo laat?'

'Hij zei dat hij veel tijd had verbruikt bij een overval op een illegaal gokhuis in de binnenstad.'

De Cock knikte begrijpend.

'Wat zei hij van de greepjes die hij op de Kalkmarkt had gevonden?'

Vledder zuchtte.

'Vermoedelijk waren de meeste van de psychiater zelf. En verder van zijn patiënten. Mevrouw De Leeuw was niet zo helder.'

De Cock lachte.

'Je bedoelt dat de behandelkamer van de psychiater dringend aan een schoonmaakbeurt toe was?'

Vledder knikte.

'Volgens Ben Kreuger was het er een vette boel.'

'Tot gruwel van de dactyloscoop.'

De jonge rechercheur glimlachte.

'Hij mopperde voortdurend. Binnensmonds. Toen Ben Kreuger weg was, heb ik voor alle zekerheid het gehele huis nog eens met mevrouw De Leeuw doorzocht en haar gevraagd of zij iets bijzonders opmerkte.'

'En?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Er was, volgens haar, niets wat erop wees dat er iemand tijdens haar afwezigheid in huis was geweest.'

De Cock gebaarde voor zich uit.

'De moeilijkheid voor ons is, dat mevrouw De Leeuw ontkent dat haar man ministers als patiënt had. Geen patiënt… geen staatsgevaarlijke uitlatingen… geen dossiers.'

Vledder grinnikte.

'Die houding kan mevrouw De Leeuw ten opzichte van de BeeVeeDee niet volhouden. Ik denk dat de BeeVeeDee haar onmiddellijk met verklaringen van de betrokken ministers zal confronteren.'

De jonge rechercheur startte de motor, reed iets op, maar stopte weer na enkele meters.

'En als mevrouw De Leeuw,' ging hij verder, 'vanmorgen na ons telefoontje de dossiers van de betrokken ministers heeft vernietigd?'

De Cock trok een grijns.

'Dan heeft de BeeVeeDee er een probleem bij.'

'En wij?'

De Cock antwoordde niet. Hij deed het portier van de Golf open en glipte de wagen uit.

'Ik loop dat stukje wel.'

Toen de oude rechercheur de hal van het politiebureau aan de Warmoesstraat binnenliep, wenkte Jan Kusters hem met een kromme vinger.

De Cock stapte naderbij.

'Onoplosbare problemen?' vroeg hij met een zweem van sarcasme.

De wachtcommandant keek om zich heen.

'Waar is Vledder?'

De Cock duimde over zijn schouder.

'Die zit met onze Golf nog vast in het verkeer.'

Jan Kusters boog zich vertrouwelijk naar voren.

'Luitjes van de BeeVeeDee zitten al bijna twee uur bij Buitendam,' sprak hij zacht, bijna fluisterend. 'Ik heb het je voorspeld. Aan de moord op die Adriaan de Leeuw zitten vieze kantjes.'

De Cock glimlachte.

'De vieze kantjes zijn voor de BeeVeeDee.'

'Moet je er niet bij zijn?'

De Cock trok zijn schouders op.

'Ik ben bang dat ik na enige tijd onaardige dingen ga zeggen. Ik houd niet van dat geheimzinnige en vaak oeverloze gezwam.'

'Ze kunnen het je wel lastig maken.'

De Cock trok zijn gezicht strak.

'Ik heb tegen commissaris Buitendam gezegd, dat ik pas zou gaan schoppen wanneer ze mij hinderlijk voor de voeten liepen.'

Jan Kusters lachte.

'Er zit boven ook nog een man op je te wachten. Ik heb hem gezegd, dat ik niet wist wanneer jij terug zou komen, maar hij wilde van geen wijken weten.'

'Wat is het voor een man?'

De wachtcommandant raadpleegde een notitie op zijn bureau.

'Een psychiater… Lodewijk van Weegen.'

De Cock draaide zich abrupt om en nam opmerkelijk kwiek de stenen trappen naar de tweede etage.

Lodewijk van Weegen bleek een lange slanke man, gekleed in een deftige antracietgrijze mantel met een opbollende witzijden sjaal en een zwarte gleufhoed. De Cock schatte hem op voor in de vijftig.

Een flinterdun snorretje op de rand van zijn bovenlip en charmant grijs aan de slapen, completeerden het presentatiebeeld van een antieke aristocraat.

Toen hij de oude rechercheur in het oog kreeg, stapte hij met uitgestoken hand en driftige pas op hem toe.

'Rechercheur De Cock,' riep hij jubelend.

De grijze speurder drukte de hem toegestoken hand.

'Met… eh, met ceeooceekaa,' reageerde hij wat benepen. 'Waarmee kan ik u van dienst zijn?'

De heer Van Weegen nam zijn gleufhoed in de hand.

'Ik wil met u praten. Ik heb van Gré gehoord, dat u het gewelddadig overlijden van mijn collega De Leeuw in onderzoek heeft.’

De Cock ging de man voor naar de grote recherchekamer en liet hem op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. Daarna zwiepte de oude rechercheur zijn hoedje missend naar de kapstok en liet zich, met zijn regenjas nog aan, in de stoel achter zijn bureau zakken.

Even monsterde hij het iets blozende gezicht van de man en bood hem zijn beminnelijkste glimlach.

'Steekt u van wal,' moedigde hij aan.

De heer Van Weegen knoopte zijn mantel los.

'Gré… mevrouw De Leeuw en ik, hebben na rijp beraad besloten om opening van zaken te geven. Wij zijn ervan overtuigd, dat u tijdens uw onderzoek spoedig geconfronteerd zult worden met de wetenschap, dat Gré en ik reeds vele jaren een min of meer intieme verbintenis met elkaar onderhouden. U zult daar ongetwijfeld consequenties aan verbinden en mogelijk onze verhouding in verband brengen met het gruwelijk verscheiden van mijn goede vriend Adriaan de Leeuw.'