De Cock keek de man onbewogen aan.
'Hebt u dit woordelijk uit het hoofd geleerd?' vroeg hij licht spottend.
'Pardon?'
De oude rechercheur glimlachte opnieuw.
'Het komt bij mij over als een keurig ingestudeerde tekst.'
De opmerking van De Cock trof doel. De heer Lodewijk van Weegen reageerde verward. Zijn fraaie gleufhoed viel van zijn knieën.
Kreunend raapte hij het hoofddeksel van de vloer.
'U… eh, u hebt gelijk,' sprak hij schuchter.
'Gedurende de tijd dat ik op u heb zitten wachten, heb ik overwogen hoe ik het u zou zeggen.'
De Cock knikte begrijpend.
'Wist uw… eh, uw goede vriend Adriaan de Leeuw van uw verhouding met zijn vrouw?'
Lodewijk van Weegen zuchtte diep.
'Gré en ik hebben de overtuiging, dat hij het wist… hoewel het onderwerp tussen ons nimmer ter sprake is gekomen. U moet bedenken… ook Adriaan was niet brandschoon.'
De Cock maakte een grimas.
'U bedoelt dat de fundamenten van zijn huwelijkstrouw wel eens wankelden?'
Lodewijk van Weegen glimlachte.
'Ik denk dat Adriaan die fundamenten nooit heeft gekend.'
De Cock veinsde verwondering.
'Hij was immoreel?'
Lodewijk van Weegen knikte.
'Vaak een kwaal van succesvolle mannen.'
'Hoe uitte zich dat?'
'De amoureuze verhoudingen van De Leeuw met zijn vrouwelijke cliënten zorgden voor een aanhoudende stroom van geruchten… geruchten, die op den duur ook Gré en mij bereikten.'
'Begrijpelijk.'
'Dat was de feitelijke aanleiding dat wij ons tot elkander voelden aangetrokken.'
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
'U bent geen man die voortdurend zijn seksuele driften etaleert?'
'Niet zoals Adriaan.'
De Cock wreef over zijn brede kin.
'Hoe reageerde uw echtgenote op uw intieme relatie met mevrouw De Leeuw?'
Over het gelaat van Lodewijk van Weegen gleed een smartelijke trek.
'De Engelsen,' antwoordde hij zacht, 'hebben daar een treffende uitdrukking voor: she- is-pushing-up-daisies-now. Adelheid is niet meer. Ik ben al kort na mijn huwelijk met haar weduwnaar geworden en heb sindsdien niet meer de moed gehad om te hertrouwen.'
De Cock stak zijn beide handen naar voren en drukte zijn vingertoppen tegen elkaar.
'Ik heb vanmorgen Ronald de Leeuw gesproken. Hij kent geen twijfel. Hij memoreert uw relatie met zijn moeder en beschuldigt haar… zonder enige terughoudendheid… van moord op zijn vader.'
Lodewijk van Weegen verschoof iets op zijn stoel. De roze kleur van zijn wangen veranderde in vuurrood.
'Die jongen deugt niet,' riep hij geëmotioneerd. 'Weet u dat hij vanmorgen in Amsterdam-Zuidoost bij een bankoverval een man heeft vermoord… in koelen bloede heeft neergeschoten?'
De Cock knikte traag.
'Ik kom zojuist van bureau Flierbosdreef.'
Lodewijk van Weegen ademde diep.
'Ronald is al vanaf zijn kleuterjaren een probleemkind. Adriaan gaf die jongen in alles zijn zin. Hij was zijn oogappel. Gré heeft echt geprobeerd om van Ronald een redelijk mens te maken. Tevergeefs. Elke actie van haar werd door de tolerantie van zijn vader getorpedeerd. Het was gênant hoe hij die jongen steeds weer in bescherming nam.'
De Cock veinsde onbegrip.
'Volgens mevrouw De Leeuw zou Ronald zijn vader met de dood hebben bedreigd.'
Lodewijk van Weegen knikte.
'Toen het gedrag van Ronald,' sprak hij somber, 'zelfs voor mijn vriend Adriaan onacceptabel werd… en gelooft u mij, daar ging een lange lijdensweg aan vooraf… heeft hij op voortdurend aandringen van Gré zijn zoon uiteindelijk de deur gewezen en hem ook alle steun in de toekomst ontzegd.'
Lodewijk van Weegen schudde zijn hoofd.
'Ik denk dat Ronald die veranderde houding van zijn vader niet had verwacht en geestelijk niet heeft kunnen verwerken.'
De Cock keek de man schuins aan.
'Acht u hem tot moord op zijn vader in staat?' vroeg hij met een zweem van ongeloof.
Lodewijk van Weegen reageerde fel.
'Absoluut!' riep hij hoofdknikkend. 'Als Ronald bij een bankoverval een wildvreemde man kan neerschieten, waarom zou hij dan aarzelen om zijn vader te vermoorden… een man die hem, volgens eigen zeggen, had verloochend en verraden.'
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
'Die woorden heeft Ronald wel eens gebezigd… verloochend en verraden?'
'Exact.'
De Cock plukte peinzend aan zijn onderlip. Hoewel hij het verstandelijk niet kon onderbouwen, wekte de vlot formulerende psychiater lichte gevoelens van wrevel bij hem op.
'Bent u lid van de Zoekers van Osiris?' vroeg hij plotseling.
Lodewijk van Weegen schudde zijn hoofd.
'Met die nonsens houd ik mij niet op.'
'Volgens mevrouw De Leeuw was Adriaan een belijdend lid van die sekte.'
Lodewijk van Weegen glimlachte.
'Be-lij-dend,' herhaalde hij smalend. 'Adriaan was een opportunist. Hij had een paar vrouwen in behandeling met psychische problemen. Ze bleken lid van de Zoekers van Osiris. Toen de sekteleider daarvan hoorde, bezocht hij Adriaan en verbood hem de behandeling voort te zetten. Volgens de sekteleider behoorden psychische problemen in de boezem van de sekte te worden opgelost.'
Lodewijk van Weegen grijnsde breed.
'Toen werd Adriaan lid van de sekte.'
De Cock knikte begrijpend.
'En zette de behandeling van de vrouwen voort.'
'Precies. Dat was de stijl van Adriaan. Ik heb sterk het vermoeden, dat hij niet eens wist wie Osiris was en waarom de gelovigen symbolisch naar zijn lijkdelen zochten.'
De Cock liet het onderwerp rusten.
'Mevrouw De Leeuw maakte zich de laatste weken zorgen om haar man. Op de avond van de moord was ze bij mij aan de Warmoesstraat en riep mijn hulp in. Ze was er absoluut van overtuigd, dat haar man bang was… bezield van angsten. Ze had het idee, dat hij zich ernstig bedreigd voelde… dat hij het einde van zijn leven naderbij wist.'
De oude rechercheur zweeg even en gebaarde voor zich uit. 'Gezien haar relatie met u, neem ik aan dat zij haar zorgen om haar man met u heeft gedeeld?'
Lodewijk van Weegen knikte.
'Dat heeft ze. Dat zij uiteindelijk u aan de Warmoesstraat consulteerde, gebeurde op mijn aanraden. Ik had van uw reputatie gehoord. Ik zag geen andere mogelijkheid om haar te helpen. Bovendien wilde ik haar gevoelens niet kwetsen.'
De Cock keek hem verrast aan.
'Dat begrijp ik niet. In welk opzicht wilde u haar gevoelens niet kwetsen?'
Lodewijk van Weegen streek met de rug van zijn hand langs zijn droge mond.
'Hij… eh, hij was haar man. Voor de buitenwereld was er toch de schijn van een goed huwelijk.' '
De Cock wond zich op. De halfslachtige antwoorden prikkelden hem.
'U had met uw… eh, vriend Adriaan de Leeuw over zijn angsten gesproken?'
'Nee.'
De Cock keek hem verwonderd aan.
'Hoe wist u dan dat de gevoelens van mevrouw De Leeuw gekwetst konden worden?'
Lodewijk van Weegen kuchte.
'Ik meende te kennen… of beter gezegd: ik kende de oorzaak van zijn angsten.'
De Cock boog zich naar voren.
'Kende u die?' vroeg hij vol ongeloof.
Lodewijk van Weegen gebaarde achteloos.
'Het was niet voor het eerst dat Adriaan de Leeuw in de problemen was geraakt. De echtgenoot van een jonge vrouw, die hij tijdens haar behandeling voor een postnatale depressie seksueel had misbruikt, had aangekondigd hem te vermoorden.'
'Dat heeft Adriaan de Leeuw u verteld?'