Выбрать главу

'Nee.'

De Cock boog zich ver naar voren. Het licht blozende gelaat van de man was dichtbij.

'Hoe komt u aan die wetenschap?' vroeg hij scherp.

Lodewijk van Weegen deinsde iets terug.

'Die jonge vrouw… die jonge vrouw met haar postnatale depressie… is nu bij mij in behandeling.'

7

'Waar zat je?'

Vledder keek De Cock verongelijkt aan.

'Beneden, achter de balie bij de wachtcommandant.'

'Wat had je daar te zoeken?'

Vledder maakte een verontschuldigend gebaar.

'Toen ik eindelijk in de Warmoesstraat onze Golf kwijt kon en ik in gestrekte draf naar jou wilde snellen, vertelde Jan Kusters mij, dat Lodewijk van Weegen bij jou op bezoek was en ik wilde je tijdens jouw onderhoud met hem niet storen.'

De oude rechercheur beluisterde de toon en gniffelde.

'Heel attent.'

Vledder duimde over zijn schouder.

'Een deftige heer, die Lodewijk van Weegen. Ik zag hem weggaan. Een antracietgrijze jas, een witzijden sjaal en een prachtige zwarte gleufhoed. Zo stel ik mij altijd een baron voor… een jonkheer.'

De Cock snoof. 'Een kinderlijke voorstelling.'

Vledder maakte een schouderbeweging.

'Noblesse oblige.'

De oude rechercheur glimlachte vergoelijkend.

'Zijn verschijning maakte ook op mij wel enige indruk. Psychiater Van Weegen is een goedgeklede man. Knap van uiterlijk en uiterst charmant. Ik begrijp volkomen waarom mevrouw De Leeuw zich tot hem aangetrokken voelt.'

Vledder grijnsde.

'En uit liefde voor hem vrolijk bereid was tot een kille moord om eindelijk van haar eigen wettige echtgenoot verlost te zijn.'

De Cock wreef zich achter in zijn nek.

'Jij zegt die dingen altijd zo cru,' sprak hij bestraffend, 'zo denigrerend. Het kost mij gevoelsmatig toch wel enige moeite om in de bekoorlijke mevrouw De Leeuw een koelbloedige moordenares te zien.'

Vledder gebaarde verongelijkt.

'Juist haar bekoorlijkheid kan een rol spelen. We weten niet wat voor plannen zij en haar minnaar hebben gesmeed.'

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

'Ik sluit die mogelijkheid ook niet uit,' reageerde hij licht geprikkeld. 'Dat zou dom zijn. Mevrouw De Leeuw heeft inderdaad een motief… wellicht meer dan een. Als wij Lodewijk van Weegen mogen geloven, dan was haar man niet bepaald een braaf echtgenoot. Bovendien is haar alibi niet waterdicht.'

'Had jij die Lodewijk van Weegen vanmiddag op het bureau ontboden?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Het was zijn eigen initiatief. Toen ik kwam, zat hij boven op mij te wachten.'

'Om wat te doen?'

De Cock spreidde zijn beide handen.

'Hij vertelde mij, dat hij na rijp beraad en overleg met mevrouw De Leeuw had besloten om aan mij te openbaren, dat er al geruime tijd een verhouding tussen hen beiden bestond.'

Vledder grinnikte.

'Heel openhartig,' reageerde hij smalend. 'Maar die relatie kenden we al.'

De Cock knikte.

'Het was een tactische zet… mogelijk uitgedacht door mevrouw De Leeuw, nadat haar zoon haar vanmorgen van moord op zijn vader had beschuldigd.'

Vledder keek hem schuins aan.

'Een tactische zet… je bedoelt, dat de wetenschap omtrent die verhouding ons niet langer tot voordeel strekt?'

'Precies.'

Vledder grijnsde.

'Ik zou voorzichtig zijn met die twee. Mevrouw De Leeuw in combinatie met die charmante heer Lodewijk van Weegen vormt voor jou een gevaarlijk duo.'

De Cock keek hem niet-begrijpend aan.

'Gevaarlijk?' vroeg hij met een tikkeltje ongeloof. 'Dat zie ik niet.'

Vledder grinnikte.

'Een psychiater en de ex-vrouw van een psychiater lijkt mij een koppel dat vrij gemakkelijk de denkpatronen van een oude speurder kan doorgronden.'

De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip.

'Dat risico neem ik.'

Hij gleed nadenkend met zijn pink over de rug van zijn neus.

'Volgens mij,' formuleerde hij voorzichtig, 'maakte Lodewijk van Weegen tijdens zijn eerste onderhoud met mij al een kleine vergissing.'

Vledder keek hem nieuwsgierig aan.

'Wat voor een vergissing?'

'Hij zei, dat hij meende te weten waarom Adriaan de Leeuw de laatste weken voor zijn dood voortdurend door gevoelens van angst werd beheerst.'

Vledder boog zich met een ruk naar voren.

'Dat meende hij te weten?'

De Cock knikte.

'Volgens Lodewijk van Weegen had psychiater Adriaan de Leeuw een knappe jonge vrouw, die leed aan postnatale depressie, tijdens de behandeling in zijn werkkamer aan de Kalkmarkt een paar maal seksueel misbruikt.'

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

'Tegen haar zin?'

De Cock gebaarde voor zich uit.

'Dat weet ik niet. In ieder geval zou De Leeuw misbruik van zijn positie als arts hebben gemaakt.'

'Hoe kwam dat aan het licht?'

De Cock zuchtte.

'Na een vertrouwelijk overleg met haar moeder vertelde de jonge vrouw haar ervaringen met de psychiater aan haar eveneens nog jonge echtgenoot.'

Vledder sloeg zijn rechterhand verschrikt voor zijn mond.

'En die,' sprak hij hees, 'ontstak daarover in woede en bedreigde de psychiater met de dood.'

De Cock knikte.

'Hij bezwoer hem te vermoorden.'

Een tijdje zwegen beiden. Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

'Mevrouw De Leeuw vertelde ons, dat haar man met niemand over zijn angsten wilde praten. Had hij er toch met Lodewijk van Weegen over gesproken?'

'Nee.'

Vledder keek hem verwonderd aan.

'Hoe wist hij dat dan?'

De Cock grinnikte.

'Dat is een vraag die ook onmiddellijk bij mij op kwam.'

'Uiteraard.'

De Cock gebaarde voor zich uit.

'De jonge vrouw was sindsdien van psychiater veranderd. Zij was na haar slechte ervaringen bij De Leeuw weggegaan en bij Lodewijk van Weegen in behandeling gekomen. Aan hem had ze alles opgebiecht… het seksuele misbruik door haar vroegere psychiater en de door haar man geuite bedreigingen.'

Vledder keek zijn oude collega met grote ogen aan.

'In feite weet Lodewijk van Weegen dus wie Adriaan de Leeuw vermoordde?'

De Cock knikte traag.

'Dat zegt hij.'

'En?'

'Wat bedoel je?'

'Heeft hij jou de naam van die jonge echtgenoot genoemd?'

'Dat weigerde hij… beriep zich op zijn beroepsgeheim.'

Vledder keek hem ongelovig aan.

'Daar nam jij genoegen mee?'

De Cock antwoordde niet direct. De milde expressie van zijn gelaat veranderde. De vrolijke accolades rond zijn mond verstarden tot een stalen masker.

'Ik stelde aan Lodewijk van Weegen,' antwoordde hij strak, 'de vraag of hij zijn collega Adriaan de Leeuw… gezien de ernst van de bedreiging… had benaderd.'

Vledder knikte begrijpend.

'Om te weten te komen of de angsten die Adriaan de Leeuw teisterden… angsten, die hij kende middels zijn vrouw… inderdaad verband hielden met de bedreigingen van de jonge echtgenoot.'

'Exact.'

'Wat zei hij?'

De Cock grijnsde.

'Hij antwoordde dat hij er niet met Adriaan de Leeuw over had gesproken. Dat hij het zelfs niet had overwogen om dat te doen. Voor hem was er geen enkele twijfel. Hij ging er zonder meer van uit, dat zijn hypothese juist was.'

De oude rechercheur zweeg even en leunde in zijn stoel achterover.

'Die houding,' ging hij verbeten verder, 'heb ik Lodewijk van Weegen hoogst kwalijk genomen. Het was volgens mij heel goed mogelijk, dat de angsten van Adriaan de Leeuw een geheel andere oorsprong hadden. Wanneer Van Weegen zijn collega tijdig had ingelicht en voor de plannen van de jonge echtgenoot van zijn patiënte had gewaarschuwd…'

De Cock stak gebarend zijn rechterwijsvinger omhoog.

'… op een moment, dat de moord nog had kunnen worden voorkomen… dan was Adriaan de Leeuw, zo stelde ik, vermoedelijk nu nog in leven.'